5. Het deel waarin ik hem ontmoet
Het voelde als een grote opluchting toen de knoop lossprong en de blinddoek voor me op de grond viel. Tegelijk besefte ik dat de duisternis ook een steun voor me was geweest, want nu kreeg ik visueel te maken met de vijanden die me omringden.
Ik kreeg echter niet de tijd om zelf op te kijken, want in een oogwenk zag ik twee met modder bevlekte, stevige laarzen vlak voor me en voelde ik de vingers die mijn kin omhoog tilden.
Met een schok keek ik in zijn felle, blauwe ogen en registreerde tegelijkertijd zijn gezicht en kapsel. Hij had kort getrimde gezichtsbeharing terwijl zijn resterende donkerblonde haren over zijn schouders golfden.
In tegenstelling tot wat ik gewend was bij de veelal kortgeknipte kapsels van mijn mannelijke roedelleden was een gedeelte van zijn haren ingevlochten en merkte ik veel leer op bij zijn kleding.
In eerste instantie had hij zijn bovenlip arrogant opgetrokken en ik zag hoe hij me letterlijk vanuit de hoogte aanstaarde, maar toen veranderde zijn gezichtsuitdrukking.
Mijn blik was in de zijne geklonken en er was geen ruimte voor iets anders. Er klikte iets in mijn binnenste op zijn plaats en toen ik inademde rook ik een bekende geur. Het was het bouquet van het Woud na een heftige storm. Ik voelde hoe alles in mij tot rust kwam, maar tegelijk was ik nog nooit zo bewust geweest van iemands aanraking als hoe zijn vingers momenteel mijn huid beroerden.
De man liet mijn kin voor wat hij was en hij streek een irritante pluk haar achter mijn oor om daarna met zijn vingers over mijn sproeten te gaan. Het voelde ontzettend persoonlijk aan en het lukte me met geen mogelijkheid om te bewegen.
Hij keek net zo intens naar mij als ik naar hem en het voelde alsof de klok voor een ogenblik stilstond, speciaal voor ons. Hij was de prachtigste man die ik ooit had ontmoet en van mij mocht het moment eeuwig duren. Ik voelde de pijn in mijn knieën niet, of de ongemakkelijke houding waarin hij me gevangenhield met die ene lichte aanraking.
Iemand kuchte en dat was voor ons beiden het signaal om weer bewust te worden van onze omgeving en mijn situatie.
Ik zag hoe hij even met zijn ogen knipperde en toen merkte ik de verwarring bij hem op. Het leek alsof ik hem moeiteloos kon lezen, hoewel ik hem nog maar zo kort gelden voor het eerst ontmoette.
Toch begreep ik de blik niet. Ik zag het wel, maar ik wist niet waaróm hij zo keek.
'Hoe heet je?' vroeg hij me en zette tegelijkertijd een stap achteruit, waarbij hij me helemaal losliet. Het voelde als een verlies toen ons contact daardoor verbrak.
'Eloïse,' antwoordde ik schor. Ik klonk niet als mezelf, maar als een ademloze versie van me. Als een meisje die verliefd was en dat schokte me.
Was dit hoe het voelde om een zielsverwant te ontmoeten?
'Eloïse,' herhaalde hij en mijn naam klonk vertrouwd uit zijn mond. Het klopte gewoon.
Ik keek hem vragend aan, want ik was ook nieuwsgierig naar zíjn naam en eigenlijk naar zijn complete geschiedenis. Ik wilde alles van hem weten en ik wilde vooral dat hij me weer aanraakte.
'Eloïse,' zei echter iemand anders. Diegene had een lichtere stem en op dat moment kreeg ik voor het eerst oog voor de rest van de omgeving en voor de andere belagers die zich in mijn huis bevonden.
Ik zag een paar man achter hun leider staan en ik wist dat ik door twee stuks werd vastgehouden.
Ergens besefte ik dat er meer moesten zijn, degenen die net als Chiel dieper het kasteel waren ingestuurd.
Ik zag Luana.
Geschokt wilde ik opstaan, maar mijn beweging werd direct in de kiem gesmoord door de brute kracht van de twee bewakers die me stevig op mijn plaats hielden. 'Luana?' vroeg ik - antwoordde ik - op haar opmerking.
Zij was het die mij als laatste aansprak.
Terwijl de oogverblindende leider een permanent plekje in mijn onderbewustzijn kreeg, was ik nu in staat om meer te registreren dan alleen maar hem.
Luana stond daar en ik zag dat ze geschrokken was. Iemand anders was dat niet opgevallen, maar wij waren enkele minuten na elkaar geboren en samen opgegroeid, en ik kende al haar karaktertrekjes, of die dacht ik althans te kennen.
Haar ogen stonden een tikje wijder dan normaal en haar neusvleugels trilden. Haar armen waren over elkaar geslagen en daardoor had ik ineens door dat ze vrij was. Er stond niemand dicht genoeg bij haar in de buurt om als haar bewaker door te gaan en haar hele houding gaf aan dat zij zich als een leider beschouwde, net zoals... hij.
Ze was, anders dan vanochtend, verstandig gekleed; met veel kledinglagen en goede schoenen. Het maakte het verschil tussen ons weer wat groter.
'Help me,' smeekte ik haar, want zij had die mogelijkheid.
'Destin?' vroeg Luana echter en ze verlegde haar blik naar hem. 'Wat is er aan de hand?' Ze klonk onzeker, maar het was doorspekt met venijn: een aparte combinatie.
Onze persoonlijke link bleef gesloten voor mij. Haar gevoelens waren zichtbaar op haar gezicht, maar ik begreep ze niet.
'Destin, mijn lief?'
Ik kon haar alleen maar aanstaren terwijl ik automatisch ineenkromp. Mijn lichaam had het eerder door dan mijn verstand, maar toen haar laatste woordje eenmaal doordrong, golfde de pijn door me heen. Mijn hart voelde zwak en hypergevoelig aan.
Er hoefde maar iets kleins te gebeuren en het zou breken.
Destin, mijn zielsverwant - correctie: háár zielsverwant - zag eruit alsof hij in een tweestrijd was verwikkeld, maar hij liep uiteindelijk langzaam van me weg. Naar haar.
Ik was niet in staat om hem te volgen, waardoor ik alleen lijdzaam kon toezien dat hij naast haar ging staan en hoe zij haar hand in de zijne legde.
Mijn hart stond nu onder zoveel spanning dat ik niet anders kon dan wegkijken. Ik keek naar de vloer, waar ik de aanwezige zandkorreltjes bijna kon tellen: zo scherp was ik erop gefocust. Er lag verderop wat muesli, wat ongetwijfeld was gemorst bij het ontbijt van vanochtend. Toen alles wazig werd, had ik pas door dat mijn ogen zich met tranen vulden en ik knipperde hevig om ze niet te laten vallen.
'Is zij jouw zus?' vroeg Destin aan Luana, alsof dat niet overduidelijk was. Maar hij en zij waren partners voor het leven, dus misschien was het dan wel anders.
Zorgde onze tweelingband voor de liefde bij mij en was dat de reden dat Luana het tussen ons had afgesloten? Maar waarom voelde ik de zieleband dan nog wel, net zoals zij dat deed?
Het lot was momenteel op zijn hardvochtigst en ik was de gedupeerde - om een understatement te gebruiken.
'Zij zijn zussen,' bevestigde Chiel achter me. Ik kon hem niet zien, maar ik zag wel dat andere handlangers vol interesse naar de interactie tussen Destin, Luana en mij keken.
'Dan gaat ze mee,' besliste Destin, hiermee duidelijk makend dat hij inderdaad de leider van de groep was.
'Nee,' zei Luana echter en ze keek me met haar onpeilbare blik aan, hoewel ze het niet tegen mij had. 'Je hebt mij al, zij is niet nodig.'
'Jij gaat vrijwillig mee, ik kan het risico niet nemen,' hoorde ik Destin zeggen. Ik keek nog steeds naar beneden, maar ik kromp keer op keer in elkaar zodra ik zijn stem hoorde en daarmee zijn onverschilligheid betreffende mijn lot.
Momenteel had ik geen idee wat ik voelde, behalve de allesverzengende pijn die door mijn hele lichaam trok. Het zou verschrikkelijk zijn om hen samen te zien, maar was het minder erg als ik hem helemaal niet meer zou zien?
Wat als ik haar nooit meer zag? Ik hield meer van Luana dan van mezelf.
Ik wilde weten waarom ik überhaupt mee moest, maar ik vertrouwde mijn stem niet.
'Zij moet mee,' mengde Chiel zich in het gesprek. Ik hoorde een rauwheid in zijn stem die me nog niet eerder bij hem op was gevallen. 'Bij mij hebben ze nooit de moeite gedaan om me naar huis te halen, maar zij zijn de prinsessen. Daar kan men er nooit teveel van hebben.'
Een ander grinnikte om zijn woorden en toen ik weifelend opkeek, zag ik ze knikken en elkaar vuil lachend aanstoten.
Strikt genomen wás ik een prinses, maar ik beschouwde me niet als zodanig. Omdat ik de jongste van vijf kinderen was, ging het vooral om een loze titel. Bovendien had ik me nog geen dag in mijn leven als zodanig gedragen, in tegenstelling tot Luana.
'Goed, we wachten op Yori en Thomas,' besliste Destin. 'Hopelijk vinden ze het en daarna vertrekken we. Het wordt te gevaarlijk als we langer blijven.'
Op het moment dat hij hun namen noemde, hoorde ik rumoer achter me en toen ik me moeizaam een beetje omdraaide zag ik twee mannen ik beeld verschijnen die het gezelschap completeerden. Ik keek ze aan en zij keken vol nieuwsgierigheid terug.
'Hebben jullie wat gevonden?'
'Kijk maar eens even,' zei de blondste van de twee trots en hij liet de tiara van mijn moeder zien. Ze had hem nooit op, maar het sieraad was waarschijnlijk het waardevolste hier in het kasteel, wat hun tocht prompt succesvol maakte - als dat niet al het geval was.
'Goed gedaan, Yori,' zei Destin en hij knikte toen naar de ander. 'Heb je het boek ook?'
'De bibliotheek is te groot,' zei de donkerste, Thomas, en hij haalde zijn schouders spijtig op.
'Luana, Chiel.' Destin was niet van zijn à propos gebracht en hij keerde zich naar zijn geliefde: 'Jullie kennen de weg hier het beste en beiden weten jullie waarvoor we zijn gekomen. Thomas kan aangeven waar zij al gezocht hebben.'
Hij zei het niet, maar het was me duidelijk dat hij een succesvol einde van ze verwachtte. Eiste.
Luana zei aarzelend: 'Ik heb al gezocht, maar ik kon het niet vinden,' maar Chiel naast mij knikte al en daarom liep ze zonder een verder weerwoord bij hem vandaan. Bij mij verdween de druk op één schouder toen Chiel met haar meeliep. Thomas volgde hen.
Ik kon nauwelijks meer nadenken en het makkelijkst voor nu was om stil te zitten en alles over me heen te laten komen.
Iedereen was stil. De mentale druk die ik op mijn gezicht en lichaam voelde, verminderde geen moment. Het was duidelijk dat ik werd gadegeslagen.
'Laat haar maar opstaan,' was Destins volgende bevel en voor het eerst in minuten keek ik weer op, naar zijn gezicht. Wat ik zo intens voelde, klopte. Hij had me al die tijd strak geobserveerd en hij leek niet van plan om daarmee te stoppen.
Na die ene blik, keerde ik mijn gezicht weer naar de grond, waar ik naar bleef staren nadat ik onhandig overeind krabbelde. Ik moest mijn gedachten op orde zien te krijgen, maar er ging zoveel door me heen dat ik er geen touw aan kon vastknopen.
Onbegrip overheerste, gevolgd door angst en onzekerheid. Ik wilde zoveel weten, maar ik wist daarentegen niet goed welke vragen ik moest stellen. Bovendien verwachtte ik niet dat ze beantwoord zouden worden.
Na een lange, ongemakkelijke tijd, klonken er bekende stemmen achter me. Door de extra bewegingsvrijheid die ik kreeg, kon ik me helemaal omdraaien en daardoor zag ik Luana als eerste binnenkomen, gevolgd door Chiel en Thomas. Ze knikte met een triomfantelijk lachje naar Destin, waarbij het me opviel dat ze mij compleet negeerde.
'Hij zit in de tas,' zei Chiel, daarbij klopte hij op zijn eigen rugzak, terwijl Thomas instemmend humde.
'Mooi.' Destin leek zonder emotie, maar doordat hij zijn aandacht ergens anders op had, wierp ik een stiekeme blik op hem en ik zag iets van vuur door zijn ijsblauwe ogen flitsen. 'Dan is het hoog tijd om te gaan.'
Iedereen, behalve ik, wist wat er vervolgens moest gebeuren en ik liet in eerste instantie willoos met me sollen, terwijl anderen rugzakken omdeden. De tiara werd voorzichtig ingepakt en meegenomen.
Ik probeerde Luana's blik te vangen, maar ze weigerde naar me te kijken. Chiel nam zijn plaats naast mij opnieuw in, en hij en de ander hielden me weer aan beide kanten vast. Ze trokken me mee, weg uit de zaal. Achterom kijken werd afgestraft met een extra duw, dus hobbelde ik uiteindelijk simpelweg mee.
'Luana,' zei Destin en ik voelde me vreselijk omdat mijn hele wezen naar hem wilde toebuigen. Ik was me ontzettend bewust van hem en hij had me overduidelijk gewoon afgedankt.
Er ontstond een eerste scheur in mijn hart terwijl Destin gewoon verder praatte, alsof hij mijn gevecht met mezelf niet doorhad - en waarom zou hij ook?
'Jij gaat ons voor.'
Even later liep mijn zus voorop, met de rest van de mannen vlak achter haar. Mijn bewakers bevonden zich naast me en Destin was de hekkensluiter.
Het werd met elke stap moeilijker om te lopen, want wederom voelde ik zijn blik branden. Hij zou me wel een lachertje vinden, met mijn gescheurde kleren en blote voeten. Ik wist heel goed dat ik altijd slecht afstak naast de keurige Luana en diep in mijn hart begreep ik volkomen waarom hij voor haar koos, nu hij overduidelijk exact die keuze had.
Het maakte het niet makkelijker voor mij.
Luana liep de eetzaal uit en sloeg daarna af, om via een omweg naar de keuken te lopen. Op dat moment wist ik dat zij de geheime gangen aan deze groep had verraden en ook waarom de bewakers aan de voorkant van het paleis geen alarm sloegen.
Ik had nooit gedacht dat zij ons dat zou aandoen.
Ze bleef bij een schijnbaar loos stukje lambrisering staan en drukte toen de onzichtbare deur naar binnen, precies wat ikzelf eerder een afdeling hierboven wilde doen. Achteraf gezien was ik daar dus helemaal niet veilig geweest en het verzachtte de bittere pil die ik nog steeds voelde als ik aan de blokkerende tafeltjes dacht.
Luana keek geen moment om en ergens verdacht ik haar ervan dat ze mij niet in de ogen wilde kijken, waar mijn beschuldiging kristalhelder instond - of de band tussen ons nou werkte of niet.
Een voor een verdwenen ze in de valse wand en mijn eerste bewaker, van wie ik de naam niet wist, liet me los om voor me uit te lopen. Chiel hield in, maar werd tegengehouden door Destin die zei: 'Laat mij maar, jij mag doorlopen.'
Ik verstijfde maar keerde me niet naar hem toe. Ik wist niet wat ik hiervan moest denken, maar hoogstwaarschijnlijk wist hij dat ook niet. Deze situatie was voor iedereen vreemd en nieuw.
Destin had de situatie echter goed onder controle en hij draaide me bij. Er schoten vonkjes over waar zijn hand mijn arm raakte en ik sloot mijn ogen om niemand mijn gevoelens te laten zien. Hij begon aan het touw om mijn polsen te prutsen en daar was ik blij mee. Het leek me niks om met een dergelijke handicap een donkere gang in te trekken. Ik had geen idee of hij me aankeek, want ik keek strak naar zijn verrichtingen zonder mijn blik op te slaan. Toen hij klaar was gaf hij me een klein duwtje en vervolgens liep ik zwijgend achter de verdwijnende Chiel aan, de koude gang in.
Op het moment dat Destin ook zo ver was, sloot hij de verborgen deur achter zich. Het was op slag pikkedonker en ik hoorde wat gevloek verder voor me uit, waar snel zaklantaarns tevoorschijn werden gehaald om voor het noodzakelijke licht te zorgen. Zelfs weerwolven hadden een bepaalde bron van licht nodig om iets te kunnen onderscheiden.
Mijn eigen bezittingen lagen op mijn kamer, zoals mijn telefoon en deugdelijke kleding, en waren om die reden onbereikbaar voor mij. Behalve dat was de bodem hier hobbelig en vol stenen, helemaal vergeleken met de goed onderhouden paleisvloeren en ik haalde bijna gelijk mijn voet open aan een scherp stukje steen.
'Au,' mompelde ik en ik hinkte in verrassing. De korte pijn voegde zich bij mijn veel heftigere hartzeer, wat me daarom nauwelijks opviel. Ik vond het vooral onhandig.
Destin greep mijn elleboog meteen beet en hij vroeg zachtjes: 'Gaat het?' Was dat bezorgdheid of ongemak?
'Ja, maar ik ben niet gekleed op een ontvoering,' zei ik snibbig, in een poging me los te worstelen van zijn betoverende aanwezigheid en aanraking.
Ik verwachtte niet dat hij daarom zou lachen, maar zijn korte grinnik verwarmde mijn gebroken hart. Het maakte het er niet beter op, want ik wist zeker dat het de volgende breuk tussen ons extra pijnlijk maakte.
'Je zus heeft straks wel wat voor je,' beloofde hij me en ik dacht aan de rugzakken, waar zo te zien voldoende in zat om hen te kleden en voeden voor een lange reis.
Het zorgde niet voor een betere stemming bij mij.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top