32. Het deel waarin de heerschappij wordt opgeëist

'Mijn tijd?' Ik wist dat er iets niet klopte met wat ze zei. Het was nooit de bedoeling geweest om dit alleen te doen. Ik keek hulpzoekend om me heen, voordat ik me de woorden van de profetie herinnerde: 'Maar we krijgen samen de heerschappij.' Ik klampte me met alles wat ik had vast aan die laatste zin.

Ik kon mezelf wel voor mijn kop slaan. Waarom dacht ik nu pas aan de consequenties van de profetie? Het was letterlijk de reden dat we deze tocht ondernamen. Natuurlijk wist ik wel waarom ik daar niet aan had gedacht; ik was te druk bezig geweest met Destin.

'De profetie in woorden is een interpretatie van ons, weerwolven,' zei Luana.

Waarom wist zij dit allemaal zo zeker? Had ze meer informatie gekregen dan ik?

'Kijk maar naar de steen. De laatste tekening laat één persoon zien met een kroon op het hoofd.'

Anderen keken naar Luana alsof ze dat ook voor het eerst hoorden en daardoor voelde ik me minder dom. Daarna sijpelde er een paniek door mijn systeem waarvoor al mijn andere gevoel moest wijken.

Zwijgend stapte ik op de steen toe. Ik kende de profetie intussen goed genoeg uit mijn hoofd om de link met de diverse afbeeldingen te leggen. De driehoek met in elke hoek een hartje. De gezichten met lange haren en dikke druppels onder de ogen. Het donderwolkje met de kartelende bliksemflits eronder. De bron, waarin twee keer zeven druppels werden gegoten.

De verkeerde interpretatie van het tweede gedeelte begreep ik nu ook. Ik zag weliswaar twee gezichtloze koppen met kroontjes staan, maar daarnaast stond de som 2x7. Dat kon van alles betekenen.

Eronder werd de kelk door een figuurtje met gestrekte handen aan een tweede personage gegeven. Nu droeg alleen dat tweede poppetje een kroon.

Ik kon alleen met grote ogen staren toen de betekenis van dat alles tot me begon door te dringen.

Zou ik hier ooit klaar voor zijn?

Ik begon te trillen toen ik besefte dat ik er tegen wil en dank klaar voor moest zijn. Ik kreeg de heerschappij over alles wat leefde. De druk werd me vrijwel meteen teveel.

'Vrouwe.'

Toen ik eenmaal besefte dat ík daarmee werd bedoeld, keek ik met een ruk op. De drie heksen, die zich al die tijd zo op de achtergrond hadden gehouden, waren dichterbij gekomen en ze knielden ergens links van me neer. Dichterbij konden ze niet komen door de anderen die mij en de steen omringden, maar ik had ook het idee dat ze niet dichterbij wilden komen. Was dat uit respect voor de profetie? Ikzelf had niet het idee dat er iets aan mijzelf was veranderd, zoals ongetwijfeld wel de bedoeling was.

Het was echt wat voor mij om zo'n eeuwenoude profetie te laten mislukken.

'Wat moet er nu gebeuren?' vroeg ik ze. Zij hadden mij hierheen begeleid. Zij wisten ongetwijfeld wat de vervolgstap was, als die bestond.

Baba Jaga knikte naar de bron, die tot de rand was volgestroomd met water. Er straalde een magische gloed vanaf. 'Baad erin, neem de kracht in je op,' instrueerde ze me.

Oké, dat kon ik wel.

Als weerwolf zijnde, had ik nooit echt moeite met me uitkleden waar anderen bij waren, maar deze keer werd ik verlegen. Daarom besloot ik me niet van al mijn kleding te ontdoen, maar beperkte ik me slechts tot de bovenste laag.

Voordat ik daar echter klaar mee was, schrok ik op van een plons en een juichkreet die vrijwel tegelijkertijd opklonken. 'De heerschappij is van mij,' riep May. 'Wíj hebben ons hele leven geleden en nu mag zo'n omhooggevallen prinsesje de eer opstrijken?'

Ik voelde vooreerst een diepe opluchting bij het zien van het tafereeltje voor me. Het was toch iemand anders die de heerser over alles zou worden en de druk die de gedachte daaraan mij al gaf, was immens. Als iemand anders het stokje wilde overnemen, vond ik dat meer dan prima.

Maar mijn opluchting veranderde in onrust en daarna in angst.

'Ga eruit,' riep ik. Zag ze niet wat er gebeurde?

Ik rende naar de bron toe, maar werd tegengehouden door Mays broer, Mark. Hun gelijkenis bestond voornamelijk uit hun hoge voorhoofd, wat van hoge intelligentie getuigde, en slanke lichaamsbouw want hij was qua uiterlijk een stuk donkerder dan zijn zus. Zijn ogen stonden fel en ik was voor het eerst sinds ik me in deze Dode Bossen bevond bang voor mijn leven.

Destin bevond zich gelukkig niet voor niks vlak bij me en hij greep Mark beet, terwijl ik begon te worstelen. 'Je zus,' riep ik. 'Ze moet eruit.'

'Natuurlijk zeg je dat.' Mark siste de woorden naar me toe, terwijl hij werd overmeesterd door Destin, Derrick en Geoffrey. Ze dwongen hem om op zijn knieën te zitten, waarbij de mannen hem zo draaiden dat hij naar de waterpoel keek. Hij begon te schreeuwen.

Zijn zus kon niet schreeuwen. Ze zag eruit alsof ze vreselijke pijnen leed en ze spartelde wild, maar haar keel bracht geen enkel geluid voort. Zonder dat zij er iets voor deed, werd ze als door een onzichtbare reuzenhand uit het water gehesen en ze zweefde er uiteindelijk boven. De gloed die eerst in de poel kolkte, circuleerde nu rondom haar. Maar het viel haar aan in plaats van dat ze er gebruik van kon maken.

Ik rende ernaar toe, maar Destin was sneller en blokkeerde mijn pad. 'Ga aan de kant,' riep ik. 'Ze gaat dood.' Waarom was ik de enige die dat doorhad? 'Vertrouw me.' Ik kon alleen nog maar fluisteren. Mijn stem bezat geen kracht meer, maar als hij me nu bleef tegenhouden, zou er iets tussen ons breken. Hopelijk was hij zich daarvan bewust. Smekend keek ik hem aan.

Hij aarzelde één tel en hij keek net zo smekend terug. 'Eloïse,' zei hij, waarbij zijn stem halverwege brak.

'Het komt goed,' zei ik schor. Met mijn ogen pleitte ik voor mijn zaak. Hij mocht niet te lang wachten, anders was het te laat.

Destin stapte opzij en maakte het pad voor me vrij.

Ik rende op mijn doel af. Met een sprong stapte ik op de stenen rand en kwam daarna in het water terecht. Er zat teveel adrenaline in mijn systeem om te voelen of het ijskoud of kokend heet was, zelf hoopte ik op een lekker temperatuurtje.

Ik sprong naar May toe en omklemde haar heupen. Het was genoeg om haar los te krijgen uit de magie waarin ze verkeerde en we vielen omlaag, in de poel.

Voordat ik me verder om haar kon bekommeren, voelde ik hoe de magie ditmaal bezit van mij nam en ik snapte nu waarom Destin zo bang had gekeken. Ik keek zelf ook niet uit naar de pijn die May net voelde en ik voelde de angst mijn wezen overnemen op het moment dat ikzelf begon te zweven.

Er ging een warm, tintelend gevoel door me heen, wat in niks op de verwachte pijn leek. Op een gegeven moment besefte ik dat ik mijn ogen had gesloten en ik deed ze meteen open, om het magische licht om me heen te zien dansen. Het golfde ongetwijfeld ook door me heen en beneden me zag ik hoe de anderen toekeken. Destin werd vastgehouden door Chiel en René, maar de rest stond er best relaxed bij.

Ik voelde zo'n kracht in mezelf ontstaan dat ik eigenlijk niet snapte hoe mijn lichaam dat allemaal aankon, maar het hield. Het deed geen pijn. Een weten vulde mijn systeem. Ineens begreep ik hoe het ecosysteem hier in de Grim werkte en ik wist ook hoe ik ermee moest omgaan. Het was allemaal eigenlijk zo simpel; alsof mij werd ingefluisterd wat en hoe ik het moest doen. Waarom zag ik hier ooit tegenop?

Ik besefte dat ik mezelf kon sturen en daarom zweefde ik naar beneden, naar de rand van de poel. De gloed werd minder, terwijl mijn lijf alles absorbeerde.

Zonder een verder moment te verliezen, haastte ik me naar May, die bijna levenloos op de dode grond lag en knielde naast haar. Met een enkele aanraking, wat aanvoelde alsof ik diepe wortels in de bodem van de Grim aansprak, deed ik al haar pijn teniet. Omdat mijn blote knieën de grond raakten, ontsproot daar gras en de start van een struik. Voor het eerst in voor altijd, was er weer leven in deze bossen.

'Het is tijd dat er een nieuwe naam voor komt,' vertelde ik, met een kleine glimlach op mijn gezicht. Ik stond op en opende mijn armen. Dat versnelde het proces. We werden door een zachte regen omringd terwijl de bomen kruinen kregen. In plaats van zwart en doods, overheersten de kleuren groen en bruin, in alle mogelijke tinten en variaties. De lucht boven ons was volkomen blauw. 

Heerlijke bosgeuren vulden onze neusgaten en er klonk een koor aan vogelgeluiden alsof ze nooit anders gedaan hadden.

De heksen dansten met z'n drieën rond. Hun vodderige kleding was vervangen door jurken in dieprood, mosgroen en hemelsblauw. Ik zag het gevaarte nog niet, maar ik wist dat hun huis eraan kwam lopen. Ik gaf ze de gift van proeven, waardoor ze niet meer van de lucht hoefden te leven.

Een zachte aanraking bracht me in het hier en nu.

Destin had zijn hand op mijn schouder gelegd en hij keek me behoedzaam aan. Ik keek verder om me heen, waar anderen me ook aanstaarden. Had ik me laten meeslepen door mijn nieuwverworven krachten?

'Eloïse?'

Dat was Luana. Ze liep naar me toe, hand in hand met Cyran. Ik zag hoe hun harten voor elkaar klopten, net zoals ik dat bij Derrick en Gwendolyn zag, iets verderop.

Destins hart klopte alleen voor mij.

Mijn onzekerheid verdween als sneeuw voor de zon en dat bleek een fysiek effect te hebben, omdat iedereen lichtelijk achteruit deinsde.

'Niks aan de hand,' verzekerde ik hen. Ik was de heerser over alles wat leefde. Ik vóelde me de heerser over alles wat leefde, maar tegelijk was ik ook gewoon Eloïse. Ik was nog geen half jaar geleden achttien jaar geworden en ik vroeg me ineens af of ik nu nog wel ouder kon worden.

De tijd zou het leren, maar ik wist wel dat ik dit niet alleen kon. Ik wílde dit niet alleen doen.

Daarom draaide ik me naar de liefde van mijn leven en legde mijn handen op zijn schouders. Zijn eigen hand viel krachteloos naast zijn lijf. Ik was nooit eerder ergens zo zeker van geweest als op dat moment, toen ik mijn krachten met hem deelde. Het vulde zijn lichaam en het straalde uit zijn poriën.

Het eenzame gevoel van alleen zijn viel eindelijk van me af.  

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top