31. Het deel waarin we ons doel bereiken

Destin en ik werden niet meer gebonden door het touw, maar toch liet hij me geen moment los terwijl we met z'n allen naar de bron renden. Ik verwachtte doorweekt te raken, maar op een gegeven moment sloeg het besef toe dat het hier niet regende. Was dat niet de reden dat de Bossen zo dood waren? Als het hier regende, werd de bron verlengd met hemelwater.

Dacht ik nu te simpel als ik er een aantal jerrycans water heen wilde slepen en die erin dumpen? Maar ik schudde mijn hoofd al terwijl ik het dacht. Waarschijnlijk zou dat niet werken door de magie die hier in zo'n geconcentreerde vorm heerste.

We slalomden om een aantal bomen die dichter bij elkaar stonden dan elders in het bos en dat was een voorbode, want daarna weken ze juist uit elkaar en werd er ruimte geboden aan de bron.

Bliksem verlichte de omgeving, waardoor ik goed om me heen kon kijken. De bron lag iets lager dan de rest van het landschap en het had een grillig cirkelvormig patroon van grijze stenen, waarvan ik niet wist of de natuur voor deze vorm had gezorgd, of dat het door mensenhanden was gedaan. In betere tijden had het water er ongetwijfeld rond gekolkt, maar nu zag ik slechts een klein stroompje dat traag als stroop in zijn geul werd voortbewogen door de opgestoken wind.

Een rotspartij helde eroverheen en een uitstekend gedeelte was zo geplaatst dat verzameld water zich vanaf dat punt in de bron kon storten. Er was echter geen sprake van zoiets als storten. Druppelen was een betere omschrijving en zelfs daarvoor ging het te langzaam. Elke paar seconden viel er een enkele druppel omlaag en het was in een oogopslag duidelijk dat deze bron elk moment kon droogvallen.

Het zorgde ervoor dat de schrik me om het hart sloeg. Intussen was het belang van deze specifieke bron mij wel duidelijk. Als er geen water meer was, droogde ook de magie op. Dat betekende geen monsters meer, maar ook geen Sirenen. Geen weerwolven. Een wereld zonder Destin leek me helemaal niks.

'Kijk, daar staat de profetie beschreven,' zei Destin, terwijl hij zijn best deed om over het bulderende geluid heen te komen dat de storm met zich meebracht. Er was inderdaad een marmeren plaat op een grote steen geplaatst, maar daarop stonden geen woorden; de profetie was in plaatjes afgebeeld. Op het moment dat ik naar de plaat keek, werd het noodweer nauwelijks hoorbaar. Het kraakte en donderde nog steeds om ons heen, maar het leek wel alsof we in een beschermende bubbel stonden.

'De driehoek des liefdes,' zei een vrouw. Toen ik opkeek, zag ik dat Gwendolyn naar me staarde. Er lag een begrip in haar blik dat me bijna deed huilen en ik keek snel naar de grond, weg van die alwetende ogen. 'We hadden het wel goed wat betreft de tweelingen, maar we keken alleen naar een broer en een zus,' vervolgde ze. Omdat ik nog steeds niet opkeek, werd haar toon vertrouwelijk en ze kwam dichterbij. 'Wist je dat ik dit met jouw oudere zus heb besproken? Zoals je weet heeft ze, net zoals ik, een tweelingbroer. Ze zei ook dat ze geen elf andere tweelingen als broers en zussen heeft, maar daarbij heeft ze het nooit over jullie twee gehad.'

'Is Milou de reden geweest dat de draak uitkwam?' zei iemand anders. Ik was te nieuwsgierig voor mijn eigen bestwil en keek stiekem naar waar de stem vandaan kwam. Het was Derrick die dat zei. 'Omdat het haar zussen blijken te zijn waarover de profetie gaat.'

Toen ik vanonder mijn wimpers telde wie er bij mij in de buurt stond, waren het slechts drie personen. Gwendolyn, Derrick en Destin. Daarom durfde ik uiteindelijk weer langzaam op te kijken, waarbij ik een lieve glimlach van Gwendolyn kreeg.

'Kijk, Gwen, daar komen ze,' zei Derrick en ook ik staarde naar het punt waarheen hij knikte.

Luana en Cyran kwamen hand in hand aanlopen en ze zagen er ontzettend gelukkig uit. Ik kon het niet helpen om een scherp gevoel van jaloezie in mijn hart te voelen, ondanks het feit dat ik oprecht blij was voor haar. Maar waarom ging het haar opnieuw zo makkelijk af? Als weer hetzelfde probleem zou ontstaan als hiervoor, zou ook deze man voor haar kiezen.

'Ruik aan haar,' beval Luana op dat moment en ik keek geschrokken toe hoe Cyran zich zonder moeite van zijn ware liefde loshaakte en naar mij toeliep. Automatisch week ik achteruit, maar Destin had mij vast en hij liet niet los.

'Ik ben bij je, ik zal altijd voor jou kiezen,' zei hij zacht in mijn oor. 'Maar het is beter om het zeker te weten dan opnieuw hetzelfde mee te maken.'

Beschermde hij daar Luana of mij mee?

Mijn hart begon op hoog tempo in mijn borstkas te slaan naarmate hij dichterbij kwam. Waarschijnlijk kneep ik Destins hand tot moes, maar dan moest hij mij maar niet vasthouden. Cyran kwam dichterbij en ik zag nog duidelijker hoe hij qua uiterlijk bijna een spiegelbeeld vormde met Destin, alleen was alles aan Cyran tinten donkerder. Toen sloot ik mijn ogen. Cyran raakte me niet aan, maar ik was me ontzettend bewust van zijn neus bij mijn hals, waar onze unieke geur – zoals bekend – het sterkst is.

Hij snoof diep en automatisch ademde ik ook zijn geur in.

'Je ruikt heerlijk,' complimenteerde hij me, 'maar wij zijn geen zielsverwanten van elkaar.'

Ik opende mijn ogen en knikte. Ik was het met hem eens.

Zijn glimlach was warm, waarbij ik de kenmerken tussen hem en zijn zus extra duidelijk zag. 'Hallo, lieve schoonzus,' zei hij. 'Ik ben Cyran.'

'Eloïse,' zei ik. Mijn stem was schor.

'Mag ik je knuffelen?'

Hij keek Destin daarbij geen moment aan en daar was ik hem dankbaar voor. Het was mijn lichaam en daarom was het mijn beslissing. Ik was niet van plan om hem een knuffel te ontzeggen, want hij had gelijk: we waren vanaf nu familie van elkaar. Ik knikte en verborg mijn gevoel in de omhelzing die volgde, hoewel Destin mijn hand nog steeds vasthield. Cyran voelde geborgen aan en ik wist dat ik er een waardevol familielid bij had. Toen ik me klaar voelde om hem vrij te laten, wreef Cyran voor een laatste keer over mijn rug en daarna liep hij naar Destin om hem te knuffelen. Voordat ik dat eens goed kon bekijken, had Gwendolyn de plaats van haar broer ingenomen en uiteindelijk werd het een groepsknuffel, waarbij ik mijn uiterste best moest doen om geen uitgebreid potje te gaan staan janken. Daarom veegde ik mijn ogen snel droog toen we uiteindelijk weer stevig op onze voeten stonden. Ik zag hoe Luana me net zo waterig aankeek, maar op dat moment liet een blikseminslag in de boom dichtbij de bron ons allemaal opschrikken.

'Volgens mij voelt iedereen het verschil,' zei Cyran zacht. Hij knikte naar de rest van de groep die met hen waren meegekomen. Aan de gelijkenis van twee paar die bij elkaar stonden, herkende ik tweelingen in hen. De andere vijf waren zo te zien uitgezocht om hun spierkracht. Cyran wees de tweelingen aan: 'Dat zijn May en Mark, Aki en Ronin. De zwarte heer noemde de jongens eerst anders, maar gelukkig hebben ze hun eigen identiteit weer terug.'

Eén van de wachters kwam dichterbij. 'En ik heet Geoffrey,' zei hij, waarbij zijn blik van Luana naar mij ging. 'Zijn jullie zusjes van Milou?'

'Ook hij komt uit Blauwewater,' zei Gwen, toen ze mijn frons zag.

'Wat een reünie,' zei ik zwakjes.

'Ooit heb ik van Milou gewonnen met handjedrukken,' zei Geoffrey. Ik keek naar zijn overmatig gespierde bovenarmen en kon me daar alles bij voorstellen. Daarom knikte ik slechts beleefd.

Derrick lachte alsof hij een binnenpretje had, maar hij verklaarde zich niet nader. In plaats daarvan zei hij: 'Ik denk dat het tijd is om de vloek te verbreken. Zijn jullie er klaar voor?'

Mijn knik was nu heel wat enthousiaster. Daar was ik inderdaad helemaal klaar voor.

'Wat moet ik doen?' vroeg ik.

'We hebben jullie bloed nodig,' zei Gwendolyn, met opnieuw die meelevende glimlach op haar gezicht. 'Ik moet zeggen dat ik blij ben dat ik vandaag voor het laatst op deze plek kom.' Ze huiverde, waardoor mijn blik naar mijn dode omgeving werd getrokken. Het was voorbarig van haar om zoiets te zeggen en het was mijn eerste keer dat ik me hier bevond, maar ik was het grondig met haar eens.

Ze gaf me een doorzichtig buisje en daarna overhandigde ze Destin een pakketje. 'Daarin zit een steriel bloedpriksetje,' zei ze. 'Zorg dat er precies zeven druppels in dat buisje komen. Het buisje zelf heeft de mogelijkheid om exact die hoeveelheid er weer uit te drukken in de bron.'

Terwijl Destin bekeek hoe hij het moest doen, gaf Gwen haar eigen broer eenzelfde set voor Luana.

Destin prikte in mijn duim en daarna kneep hij er zeven druppels bloed uit, die allemaal in het buisje terechtkwamen. Ik zag hoe ernaar werd gekeken alsof dat het kostbaarste bloed ooit was en misschien hadden ze wel gelijk. Daarna werd ik even afgeleid omdat Destin mijn duim in zijn mond deed. Het was nu niet de tijd om toe te geven aan het gevoel dat in mijn binnenste ontwaakte en daarom trok ik hem terug. Zelfs als er nog wat bloed uit zou druppen, zou ik niet leeglopen.

'Aan jullie de eer.' Gwen glimlachte flauwtjes en ze wees naar de verhoging, waar net op dat moment een eenzame waterdruppel naar beneden viel.

'Hoe zit dat met de tranen van de vrouwelijke wezens?' vroeg een andere vrouw op dat moment. Dat was May.

'Ze hebben net allebei gehuild,' zei Derrick en ik voelde dat ik bloosde. Voor zover mijn pogingen om dat geheim te houden.

'En nu gaan we de bron verlengen,' zei Luana.

Ik knikte en liep achter Luana aan, de verhoging op. Ik zag dat er treden waren gemaakt om de beklimming makkelijker te maken en daarom liep ik zonder problemen het grote rotsblok op. Het uitzicht was troosteloos, maar ik zag heel duidelijk hoe het onweer zich recht boven ons bevond, zonder dat we er last van hadden.

In de rots was een diepe inham, waarin een bodempje water lag. Als de bron nooit werd aangelengd, was het niet meer dan logisch dat hij op een gegeven moment droogviel. Zouden de offers van ons werkelijk helpen? Maar baat het niet, dan schaadt het ook niet, was mijn gedachtegang en na mijn zus liet ik ook mijn bloed uit het buisje in het restje water vallen. Een lichtgolf kaatste er vanaf, waar we voor een ogenblik in baadden, totdat het in het niets oploste. We keken nog even naar het water, maar er leek verder niks spannends te gebeuren en daarom liepen we achter elkaar aan naar beneden. De anderen staarden ons aan en ik wist dat ze niet eerder een lichtflits als net hadden meegemaakt. We waren op de goede weg.

'En nu?' vroeg ik.

In antwoord hield Derrick een beker die ik niet eerder had gezien onder het druppelende water. Ondanks de magere toevoeging van ons bloed, was het eigenlijk niet mogelijk dat het intussen zo hard naar beneden viel. Het leek bijna op een stroompje.

'De kelk,' zei Luana intussen naast me en toen brandde er ook bij mij een lampje. De heilige kelk, waaruit we geacht werden te drinken.

De kelk zag er eenvoudig uit, zonder tierelantijntjes, maar de glans van het materiaal gaf aan dat het waarschijnlijk om een gouden beker ging. Derrick hield hem naar me op en ik nam hem automatisch van hem over.

'Drink maar,' moedigde hij me aan, maar toch aarzelde ik.

Zonder op zijn woorden te letten, gaf ik de kelk door aan Luana: 'Hier, jij mag eerst.' Ik kon de druk van alle ogen die op mij gericht waren niet aan.

Maar Luana keek me aan, waarbij het me opviel hoe vol liefde haar ogen stonden. 'Nee, Eloïse, jij mag eerst,' zei ze. Om haar woorden te onderstrepen, zette ze een stap achteruit; tegen de borst van Cyran aan.

Cyran knikte me bemoedigend toe.

Als ik snel dronk, zou de aandacht daarna naar mijn zus gaan en daarom deed ik wat me was opgedragen. Het kristalheldere water liet geen spoor zien en gaf geen vleug weg van het toegevoegde bloed. Toen de kelk leeg was, gaf ik hem aan Derrick om hem voor Luana te vullen.

Derrick deed echter helemaal niks, hij staarde me alleen maar aan.

Anderen keken ook intens naar mij en ik begreep niet wat ze bedoelden. 'Wat, waarom kijken jullie zo?'

Cyran zei zangerig: 'Degene die ontvangt en de ander die geeft; zij verkrijgen de heerschappij over alles wat leeft.'

'Het is de bedoeling dat er slechts één van ons drinkt,' vulde Luana aan. Ze kwam naar me toe en ze gaf me een knuffel. 'Ik weet hoeveel je hebt doorstaan. Nu is jouw tijd gekomen.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top