29. Het deel waarin we de heksen ontmoeten
We namen de tijd om te rusten en ik vertelde Destin maar niet dat zijn nabijheid ervoor zorgde dat ik nog nooit zo lekker had geslapen als de paar uur die ik naast hem doorbracht. Mijn toiletmoment was deze keer nog beschamender omdat hij weigerde het touw daarvoor los te maken, maar het zorgde er in ieder geval voor dat ik dat snel deed. In tegenstelling tot mij nam hij juist zijn tijd, waarbij ik doorhad dat hij me plagerig aankeek. Niet dat ik dat zeker wist, aangezien ik weigerde om mijn hoofd zijn kant op te draaien.
Luana keek naar onze samengebonden polsen en ze schudde haar hoofd erom. Ik probeerde de pijn in haar blik te vinden, maar ik zag slechts berusting.
De anderen deden alsof de situatie tussen Destin en mij de normaalste zaak van de wereld was. Als ik in mijn wolf veranderde, dacht ik dat ik makkelijk van hem los kon komen en daarom was ik niet erg onder de indruk van zijn maatregel, maar het was ook de reden dat ik begreep dat we de Dode Bossen in onze mens zouden doorkruisen.
Na een snelle maaltijd, waarbij we alle restjes van het wild dat we in de bergen vingen wegwerkten, liepen we in tweetallen achter elkaar met Olaf en Oceane voorop, terwijl Destin en ik de hekkensluiters waren. Hoewel ons niet was gezegd dat we stil moesten zijn, sprak niemand een woord. Iedereen zette zijn voeten zo voorzichtig mogelijk neer. Niemand wilde de aandacht trekken van hetgeen hier huisde; we snapten stuk voor stuk dat er alleen kwaadaardigheid kon overleven in deze doodsheid.
Olaf schatte in dat we de Dode Bossen in een half dagdeel konden doorlopen, mits er niks geks gebeurde onderweg.
We waren er allemaal van overtuigd dat er wat zou gebeuren en daarom waren we op onze hoede. Elk onbekend geluidje werd door twaalf paar ogen onderzocht, maar niemand week van het pad dat Olaf en Oceane baanden.
Een krijsend gekakel galmde door de afgebroken boomtoppen, waarboven zich de storm verzamelde.
'De heksen,' zei Destin. Hij greep mijn hand beet en trok me dichter naar zich toe.
Voordat ik met mijn ogen kon knipperen, landde er inderdaad een heks voor Olaf en Oceane. De oude vrouw stapte moeizaam van haar bezem, terwijl wij stokstijf stilstonden. 'Hihihihi,' giechelde het wijfje. 'Daar staan ze dan, verstijfd van angst.'
Daarbij keek ze ons uitdagend aan. Het was een provocatie die het grootste gedeelte van ons wel wilde aangaan. Ik hoorde daarbij en deed een stap naar voren, maar werd terug gesleurd door Destin. 'Stop,' siste hij zacht, 'dat wil ze juist.'
Ook Olaf trapte niet in haar list, zoals ik zag aan zijn opgeheven vuist waarmee hij de anderen tegenhield. 'Goedendag, goede vrouw,' zei hij. 'Kunnen we misschien ergens mee helpen?'
'Nu even niet, ik moet wachten,' antwoordde ze.
Ik kreeg een seconde om me over die woorden te verbazen en toen hoorde we een tweede, en direct daarop een derde gekakel. Al het goede komt in drie, zeggen ze weleens. Het slechte wil in dat geval niet achterblijven en bleek ook met z'n drieën komen.
De tweede heks landde achter ons en de derde zette haar voeten ongeveer ter hoogte van waar ons middengedeelte zich bevond op de dorre bodem. Precies daar stond Luana naast Chiel en ik zag aan haar houding dat zij inderdaad verstijfd van angst was, zoals heks nummer 1 dat net zo mooi verwoordde.
'Jij,' gilde nummer 3. Ze wees haar vieze vinger, met daaraan een lange, gebroken nagel, naar mijn zus. Opnieuw deed ik een poging om erheen te lopen, maar het kostte Destin geen enkele moeite om mij op mijn plek te houden. Ik keek hem kwaad aan en gromde zelfs. Hij gaf geen millimeter toe.
Door mijn bewegingen kreeg heks nummer 2 zicht op mijn profiel en zij krijste het hardst van alle drie. 'Baba,' riep ze. 'Er is er nog eentje.'
De drie heksen verstijfden en staarden ons om de beurt aan. Een seconde lang gebeurde er niks.
'De profetie,' zei nummer 1, Baba.
Ze wilde dwars door de groep stormen om Luana te bereiken, maar degenen vooraan vormden onmiddellijk een ondoordringbaar blok rondom mijn zus, waardoor ze terug stuiterde. Ook nummer 2 kwam niet langs Chiel, Nick en Julian.
Voordat ik het wist, werd ik samen met Luana, Robin en Oceane te midden van een groepje strijdlustige mannen gedreven. Robins pissige gezicht was grappig geweest onder andere omstandigheden en ook Oceane kon het beschermende gebaar niet waarderen, zeker niet omdat ze al had bewezen wat ze waard was en zolang haar de mond niet werd gesnoerd, kon ze waarschijnlijk als sterker worden beschouwd dan de rest van ons bij elkaar.
Maar de mannen bereikten hun doel: de heksen konden niet bij ons komen, tenzij ze een of andere toverspreuk gebruikten. Ik had geen idee waar ze precies toe in staat waren.
Momenteel keken de drie elkaar voornamelijk aarzelend aan. Ze leken zoveel op elkaar dat ik geen idee had wie precies wie was. Alles wat ik me ooit voorstelde van een heks, beelden zij uit. Van het piekhaar onder hun puntige muts, hun wrat op hun puntige neus, tot aan hun zakkerige, zwarte jurk, platvoeten en bezem aan toe. In hun hutje hadden ze vast een ketel op het vuur staan, waarin een gifgroene drank borrelde, terwijl een raaf voor de veren zorgde.
'Zoeken jullie de weg naar de bron?' zei de ene. Haar uitnodigende gebaar waarmee ze dieper het bos in wees had iets vreemd schattigs en ik voelde de vlaag angst, die in eerste instantie door me heen ging, langzaam verdwijnen.
'Nee,' zei Olaf, wat in principe waar was omdat we deze keer op doortocht waren, maar het was toch handig om later precies te weten waar we heen moesten? Zodra we de kelk hadden, konden we meteen terugkeren naar de juiste plek.
Alsof Destin doorhad wat ik wilde doen, trok hij met zijn pols waaraan de mijne vastzat en hij bekeek me waarschuwend. Waarschijnlijk zag hij iets in mijn blik dat hem ervan overtuigde dat ik niet zou luisteren en daarom wikkelde hij zijn vastgebonden arm zo om me heen dat hij zijn andere hand makkelijk over mijn mond kon leggen, wat hij meteen deed.
Ik keek hem boos aan en omdat hij zo irritant terug grijnsde, likte ik aan zijn hand. De lach verdween niet uit zijn ogen, maar hij schudde zijn hoofd wel even om dat kinderachtige gebaar. Ik was nog maar achttien, dus ik mocht zo nu en dan kinderachtig zijn, vond ik.
'Weet je het zeker?' vroeg een andere heks op dat moment. Ze probeerde er vleiend uit te zien, waardoor haar lelijkheid juist grotesk werd. Dan keek ze alsof er een lampje bij haar ging branden en ze vervolgde haastig: 'We zullen jullie niks aandoen.'
Destin snoof zo zacht naast me, dat alleen ik het kon horen. Ik was mijn eigen angst voor deze toverkollen volledig kwijt en ik vroeg me af of dat aan één of ander trucje lag. Hier in de Grim had ik al meerdere malen meegemaakt dat er mentaal met me werd gespeeld, waardoor ik er niet onbekend mee was. Hun gedrag voelde echter anders aan. Bij hen merkte ik geen diepere laag op, geen dubbele agenda. Het was alsof ze er oprecht uit wilden zien omdat ze dat waren. Maar omdat het niet in hun natuur zat om eerzaam te zijn, was hun gedrag enigszins roestig en ik vond dat schattig.
'Wat hebben jullie erbij te winnen?' vroeg Luana op dat moment. Ze klonk alsof ze mijn gedachtegang exact had gevolgd en omdat van ons tweeën bij haar niet de mond was gesnoerd, kon zij die vraag stellen.
'Er wordt over jullie gesproken in de profetie,' zei er eentje. Alle drie hadden ze een stapje achteruit gezet, wat volgens mij bedoeld was om minder dreigend over te komen.
Een andere heks klonk zangerig toen ze zei: 'Zodra de driehoek des liefdes wordt gevormd.' Zakelijker vervolgde ze: 'De hemel gaf de boodschap door toen dat gebeurde. We wisten dat de profetie zich vanaf dat tijdstip zou voltrekken en hier zijn jullie dan.'
'Misschien kan de zwarte heer dan eindelijk rust vinden.'
'Hoezo, "zwarte heer",' onderbrak Alfa Olaf haar. 'De zwarte heer is dood, dat heb ik zelf gezien.'
'Iedere heerser van fort Onyx is de zwarte heer,' zei een heks. 'Alfa Derrick komt hier vaak om de profetie proberen te vervullen. Niet zo vaak als heer Theron deed, maar als er een onweer begint zoals nu het geval is, komt hij altijd.'
Olaf draaide zich zo dat hij naar Destin kon kijken. Hij fronste even toen hij onze positie zag, maar hij keek tegelijk veelbetekenend en ook ik begreep wat hij daarmee wilde zeggen: de kelk bevond zich in de Dode Bossen.
'En jullie laten hen zonder problemen naar de bron toegaan?' Het was Oceane die dat vroeg.
Dat was een goede vraag en ik keek gespannen naar de ene heks wiens gezichtsuitdrukking ik kon zien. Gelukkig was zij ook degene die antwoordde.
Ze wees met een weids gebaar om zich heen. 'Er valt hier verder niet veel te vernietigen,' zei ze. 'Hoewel wij hen hebben gewaarschuwd dat ze niet de juiste personen zijn, zorgen ze er wel voor dat de bron blijft stromen en daarmee blijft de magie intact. Als de magie sterft, sterven wij allemaal.'
'Hij is nu geïnfecteerd, waardoor de monsters maar blijven groeien en dat is ook niet goed,' zei een ander, 'maar zodra de profetie uitkomt, kan de heerser over al wat leeft voor ons zorgen zoals de bedoeling is.'
'Laat ons jullie alsjeblieft naar de bron brengen,' zei een heks. Haar kraaloogjes keken pleitend naar ons.
Omdat ik al die tijd rustig was gebleven, lukte het me om Destin te verrassen en zijn hand van mijn mond te trekken. Misschien was ik veel te goedgelovig, maar ik dacht dat mijn intuïtie niet loog en ik wist dat, als we naar Destin luisterden, we de heksen simpelweg zouden doden en daarna onverrichterzake het bos moesten verlaten.
We waren aan het einde van onze queeste gekomen en ik wilde dat niet langer rekken dan nodig.
'Ik ga met jullie mee naar de bron,' zei ik, waarbij ik goed naar de heks keek. Haar blik liet pure blijdschap zien en ik wist dat ik gelijk had. Deze heksen wilden hetzelfde als ik.
'En Alfa Derrick is hier ook?' Iets in de toon van mijn zus' stem deed me fronsen.
'Hij is hier ook,' bevestigde een heks.
'Ik ga mee met Eloïse,' besliste Luana.
Zij werd als de minst impulsieve van ons tweeën beschouwd, waardoor er volgens mijn ervaring automatisch beter naar haar werd geluisterd. Ik had er vaak genoeg misbruik van gemaakt, dus ik wist dat als geen ander. Zoals altijd werd het makkelijker voor mij als wij een eenheid vormden.
Zelfs Destin ontspande een beetje.
De heksen lieten een opgewonden gekakel horen, wat er onmiddellijk voor zorgde dat de mannen weer waakzaam werden, maar ik kon het gedrag van de drie vrouwen intussen moeiteloos lezen en ik wist dat ze zich zo gedroegen omdat ze opgelucht waren. Daarom trok ik aan Destins arm en ik liet hem een oogverblindende glimlach zien, zodra hij mijn kant opkeek. Dat ene talent van mij was ik alweer bijna vergeten, maar aan zijn blik te zien was hij er volkomen door betoverd en dat verdiepte mijn lach.
'Kom, we gaan,' zei ik hem zacht.
Destin stapte gehoorzaam voor me uit, zodat ik uit de kring kon lopen en daarna volgden we met zijn twaalven de onstuimig ogende heksen dieper de Dode Bossen in.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top