26. Het deel waarin hij me opnieuw zoende
'Yori?' Ik voelde hoe ik weer kon ademhalen, maar de pijn verdween niet. 'Waar is die man gebleven?'
'Welke man?'
Ik fronste mijn wenkbrauwen, terwijl ik zijn uiterlijk voor de geest probeerde te halen. Ik wist dat hij bijzondere ogen had en een verleidelijke stem. Toch? Zijn kleren bestonden uit één kleur, maar wat was dat ook alweer?
Had ik me die man ingebeeld?
'Of was het een vrouw?' mompelde ik. Was er überhaupt iemand? 'Wat is er net gebeurd?'
Yori keek me vragend aan. 'Hoezo? We zijn op zoek naar de struik met wasbolletjes. Ik heb je net uitgelegd hoe die eruit zien.'
Waarom voelde ik zo'n pijn in mijn binnenste? Had het iets met Destin te maken? Waarschijnlijk wel. Ik kon alleen zo'n innerlijk verscheurd gevoel krijgen als híj met mijn gevoelens rotzooide.
Mijn idee van eerder diende zich aan. Wat als ik mijn liefde voor Destin probeerde te vervangen? Als ik het sterk genoeg wilde, moest dat toch mogelijk zijn?
Yori kwam als geroepen. Hij was een leuke jongen. Jonger dan Destin en daardoor meer geschikt voor mij met mijn achttien jaar. Het was niet zo dat ik Yori van iemand afpakte, hij had geen zielsverwant, en mocht hij diegene op een gegeven moment vinden, dan verwelkomde ik het afgewezen worden als het betekende dat ik een tijdje gelukkig was.
Ik kon me niet voorstellen dat Yori daar anders tegenaan keek.
De daad bij het woord voegend, greep ik zijn arm opnieuw beet – die ik blijkbaar op een bepaald punt had losgelaten – en ik drukte me tegen hem aan. Mijn langvergeten talent diende zich aan en ik knipperde verleidelijk met mijn ogen.
Het was me direct duidelijk dat ik beet had. Hij aarzelde wel, maar de gretigheid die uit zijn ogen straalde kon hij niet verbloemen. Ik gooide al mijn talenten in de strijd om er zo aantrekkelijk mogelijk uit te zien voor hem, waarbij ik zijn armen zachtjes beetgreep en mijn gezicht steeds dichter naar het zijne bracht.
Ik bracht mijn ene hand naar zijn wang en streelde hem, waarbij mijn duim steeds dichter bij zijn lippen kwam en zijn onderlip uiteindelijk aanraakte. Ze voelden zacht en vol aan, en ik was benieuwd hoe dat tegen mijn lippen zou aanvoelen. Yori was niet veel langer dan ik en ik hoefde slechts op mijn tenen te staan om op ooghoogte met hem te komen. Zijn ogen waren een tint donkerder dan die van zijn Alfa, maar ze waren alsnog blauw. Met zijn blonde haren was hij de ultieme vervanging. Zou hij het erg vinden dat ik hem daarvoor gebruikte? Het zag er niet zo uit, maar momenteel hadden we onze gedachten heel ergens anders. Toch aarzelde ik. Ik wilde hem geen pijn laten ervaren. Hij moest weten waarom ik dit deed.
'Yori,' fluisterde ik tegen zijn lippen. 'Als je dit niet wilt, hoeft het niet. Ik doe het om mijn pijn te verlichten, maar ik wil je niet gebruiken.' Tegelijkertijd schreeuwde mijn hart om enige liefde en het kon mijn binnenste helemaal niet schelen hoe de ander daarover dacht en of het werkelijk gemeende affectie was. Ik staarde hongerig naar zijn lippen.
Yori, wiens armen tot die tijd werkeloos naast zijn lichaam hadden gehangen, hief nu zijn ene hand en zette zijn vinger zo onder mijn kin, dat hij mijn hoofd omhoog dwong. Ik keek hem met wijd open ogen aan.
Hij glimlachte. 'Ik ben zo'n beetje tot alles bereid om jou te kunnen zoenen,' zei hij. Hij zei hij het niet, maar hij was er klaar voor om de woede van zijn Alfa te trotseren voor mij. Zijn woorden en wat ze betekenden verzachten mijn hartenpijn vrijwel onmiddellijk.
Nu we elkaar begrepen, stond niets ons meer in de weg en ik voelde de spanning onmiddellijk toenemen. Zijn ogen kregen een intense glans en het blauw verdiepte zich. Een moment lang stonden we doodstil, waarbij we elkaars gezicht met onze blik aftasten. Niks anders bestond meer.
Onze lippen waren slechts op enkele centimeters afstand, maar het leken meters. Toen Yori zijn ogen sloot, volgde ik zijn voorbeeld en langzaam, zo langzaam, boog ik me naar hem toe. Flitsen van herinneringen aan een eerdere kus drongen zich bij me op en ik deed er alles aan om mijn gedachten niet te laten afdwalen. Het was het hier en nu dat telde.
Zijn lippen voelden niet zo zacht aan als ik dacht. De vorm was ook vreemd, alsof er een knokkel tussen zat. Verbaasd opende ik mijn ogen en ik zag hoe Yori dat op hetzelfde moment deed. Voordat ik naast me keek, wist ik al dat we niet meer alleen waren. Naast me stond Destin. Hij had zijn hand tussen onze monden gedrukt en de blik in zijn ogen was zo woest dat ik hem alleen maar geschrokken kon aanstaren.
'Jij, weg,' grauwde hij. Hoewel hij mij aankeek, besefte Yori dat zijn Alfa het tegen hem had en hij gehoorzaamde zonder een woord te zeggen. Ik keek om me heen omdat ik benieuwd was waar Luana zich bevond, maar haar zag ik nergens. Het was nu niet de tijd om hem met zijn eigen woorden om de oren te slaan, maar toch vond ik het oneerlijk dat hij wel alleen in de bossen mocht rondbanjeren en ik niet.
Destin wachtte net zolang totdat Yori niet meer te horen was en al die tijd staarde hij me zo boos aan dat ik me niet durfde te bewegen. Een herinnering van hem en Luana, waarvan ik niet zeker wist of dat wel echt was gebeurd, drong door in mijn geheugen. Het was de bron van mijn huidige pijn, wist ik.
'Waarom deed je dat?' zei hij. De woede maakte een fractie van een seconde plaats voor een herkenbare pijn, voordat hij zijn masker opnieuw opzette en me met zijn ijsblauwe ogen aanstaarde. Ik kromp in elkaar en het lukte me niet langer om in die ogen te kijken, waardoor ik mijn hoofd liet zakken.
Hij gebruikte een vinger onder mijn kin om me weer naar hem te laten kijken en ik voelde het schuldgevoel door me heen jagen omdat Yori dat momenten terug precies zo had gedaan. Ik slikte en ik voelde hoe mijn onderlip trilde.
Destin besefte op een gegeven moment dat ik hem niet zou antwoorden en het leek bijna bewust toen hij de pijn liet terugkeren in zijn ogen. 'Alsjeblieft, doe me dat niet aan,' fluisterde hij. 'Het spijt me zo hoe het tussen ons liep, maar jij en ik zijn voorbestemd voor elkaar.'
Luana's naam werd niet genoemd.
Hoe wist ik wat waar was? Kon ik op mijn gevoel en op zijn woorden vertrouwen terwijl er zoveel tegenstrijdige dingen waren gebeurd? Zijn straf in de vorm van een zoen kwam naar voren in mijn gedachten en daarna herhaalde mijn geheugen zijn bedreiging met Figo. Maar hij besefte ook wel dat hij fout zat, want was dat niet de reden dat hij mij de laatste dagen met rust liet? Misschien wilde hij daarmee wel zijn schuld afkopen, of wachtte hij totdat ik de zieleband tussen ons niet meer kon negeren. Geen wonder dat hij zo boos reageerde. Als ik verwachtte gelukkig te worden bij een ander, werd zijn claim op mij zwakker.
Mijn eigen gedachtegang klopte dus. Als ik hem maar lang genoeg negeerde en met een ander aanpapte, zouden we elkaar kunnen loslaten. Hij kon dan weer vol overgave van mijn zus houden, die in tegenstelling tot haar mislukte zusje sowieso de perfecte partner was, en ik kon mijn pijn stillen door passie bij een ander te vinden.
'Ik denk dat als we genoeg moeite doen, we onze band kunnen verbreken,' zei ik. De woorden kwamen er moeizaam uit, alsof ze in stroop vastzaten. Ik wilde ze helemaal niet zeggen, maar ik wist dat dat het beste was voor iedereen.
Destin staarde me aan. Er circuleerden zoveel emoties in zijn ogen, dat ik ze niet allemaal kon benoemen. Uiteindelijk brak de pijn door. 'Nee,' zei hij, smeekte hij. 'Wij horen bij elkaar. Hier komen we samen uit.'
'Het maakt het zoveel makkelijker voor iedereen,' zei ik, maar mijn stem klonk zwak. Ik keek hem smekend aan. Als hij nu niet moeilijk deed, werd de breuk niet al te pijnlijk. Hoopte ik.
De pijn in zijn blik verdween en maakte plaats voor een onverzettelijkheid die me angst aanjoeg. Als hij zijn zinnen op iets had gezet, wist ik dat ik hem niet kon overtuigen van iets anders. 'W-wat doe je?' vroeg ik. Ik vervloekte mezelf erom dat ik stotterde, waardoor hij wist dat ik momenteel niet stevig in mijn schoenen stond.
Om mezelf te beschermen, wilde ik achteruit stappen. Dat liet hij niet toe. Bliksemsnel greep hij mijn armen beet als in een ijzeren greep, waardoor ik hem geschrokken aankeek. Er was geen pijn in zijn ogen te bekennen en ook de standvastige blik was naar de achtergrond verdwenen. In plaats daarvan blonken zijn ogen ondeugend en ik wist dat die blik niks goeds voorspelde voor mij.
'Wat ga je doen?' vroeg ik onzeker. Omdat ik mijn lichaam niet naar achteren kon bewegen, deed ik dat alleen met mijn hoofd, maar mijn ruimte was zeer beperkt en hij maakte daar volledig misbruik van.
'Als je zo graag wil zoenen, doe je dat maar met mij,' zei hij.
Het was een win-winsituatie voor hem. Als hij me zoende, zou ik weer in zijn ban raken en daar waarschijnlijk nooit meer uitkomen. Daarvoor waren onze zielen teveel met elkaar vervlochten. Ook nu voelde ik schokjes van lust door me heen trekken, terwijl er nergens huid op huid contact was. Hij kreeg zijn zin en ik kon er niks tegen doen.
Ik staarde hem smekend aan, maar het lukte me niet om woorden te vormen, terwijl zijn gezicht steeds dichter op me afkwam. Een opgewonden gevoel nam het over van mijn verstand, waardoor ik mijn lichaam in zijn armen voelde smelten. We pasten bij elkaar als twee delen van een geheel, en omdat Luana natuurlijk dezelfde lichaamsbouw had als ik, was dat een bitterzoete gedachte.
Zijn lippen raakten de mijne en het leek wel alsof mijn brein explodeerde toen dat gebeurde. Ik voelde me als iemand die dagenlang niks had gedronken en nu het zuiverste water aangeboden kreeg. Alsof ik te lang zonder zuurstof had gezeten en nu een perfect shotje kreeg toebedeeld. Mijn lijf ontspande en ik gaf me aan de zoen over omdat ik geen andere keuze had.
Mijn gedachtegang, dat we de band konden verbreken, leek opeens belachelijk. Natuurlijk kon ik deze perfectie niet loslaten. We waren voor elkaar geschapen. Dat zorgde voor een gelijke mix aan vreugde en verdriet, waarvan ik niet wist wat ik ermee aan moest.
Om mezelf te beschermen, drukte ik alle gedachten uit mijn hoofd en focuste ik me volledig op Destin en wat zijn lippen met me deden. Hij had mijn armen losgelaten en me in een omhelzing genomen die ik beantwoordde. Onze tongen vochten om dominantie, die we om de beurt kregen en weer weggaven. Een opgetogen gevoel sijpelde door mijn systeem.
Wat als ik mijn weerstand opgaf en gewoon samen met hem was? Zo erg zou het dan allemaal niet zijn, toch? Al mijn eerdere gedachten en de tegengas die ik gaf, leken ineens zo nutteloos. Ik hield van hem en ik wist dat hij van mij hield. Kon ik het verleden laten rusten? Kon ik mijn zus zoveel pijn geven?
Die laatste gedachte zorgde ervoor dat ik me uit zijn zoen los worstelde. Omdat ik een seconde daarvoor nog meewerkte, liet hij me verrast gaan. Ik kon het aan om voor hem te kiezen als het alleen om mij ging, maar ik moest rekening houden met Luana. Haar was alles voor de wind gegaan, veel meer dan bij mezelf het geval was. Ik was bang dat ze zou breken als zij me samen zag met haar grote liefde.
'Ik kan het niet,' zei ik, waarbij ik hem niet aankeek. Het lukte me niet om de teleurstelling in zijn blik onder ogen te komen.
Mijn lichaam miste zijn aanraking nu al.
Hij zei een tijdje niks en uiteindelijk draaide ik me om, om weer naar de weide te lopen. Ik hoopte maar dat een ander groepje de wasbolletjes had gevonden, want ik was niet meer tot zoiets moeilijks als zoeken in staat.
Destin greep mijn arm beet en draaide me zo dat ik tegen hem op botste. Alleen zijn sterke arm zorgde ervoor dat ik niet terug stuiterde en toen ik hem daarop met opgetrokken wenkbrauwen aankeek, zag ik hem grijnzen. Van zijn eventuele pijn en verdriet was niks meer te zien.
'Misschien kan je het niet,' zei hij, 'maar ik laat me niet meer door jou tegenhouden. Ik ga je veroveren, of je nou wil of niet.'
Ik wist niet zeker of de spanning die plotseling in mijn maag ontstond nou zo vervelend was, want vanuit die locatie schoten er plezierige schokjes door in de rest van mijn lichaam. Het bracht me buiten adem en ik zag dat hij het doorhad. Zijn grijns verdiepte zich. Mijn brein stotterde bij die aanblik.
Zonder te reageren, ik zou niet weten wat ik moest zeggen, knikte ik half en draaide me opnieuw om. Weer liet hij me niet weglopen. In plaats daarvan greep hij mijn hand. Zijn grip was niet dwingend, maar wel warm en stevig. Ik kon er ook niet uit loskomen, tenzij ik heel moeilijk ging doen. Vond ik het dat waard? Mijn hart vertelde mij dat ik hem moest vasthouden alsof mijn leven ervan af hing. Volgens dat orgaan híng mijn leven ervan af. Zuchtend knikte ik opnieuw en ik voelde hem meer dan dat ik hem zag grinniken.
Hand in hand liepen we als laatste groepje naar de weide, waar een paar anderen inderdaad de betreffende struik hadden gevonden.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top