20. Het deel waarin we van een profetie horen

Er leek wel alsof er grote happen uit diverse gebouwen waren genomen. Behalve dat zag het eruit alsof een reus her en der wat huizen had opgepakt, ze door elkaar schudde; om ze daarna plompverloren ergens terug te kwakken. Ik zag veel uitgebrande ruïnes en volgens mij was in de verte een volledige wijk weggevaagd.

In eerste instantie zag ik alleen de ravage, maar daarna merkte ik ook een gemoedelijkheid op die me verbaasde. Mensen liepen doelbewust rond in wat een dorps plaatsje leek. De kinderkopjes deden me ontzettend denken aan Blauwewater. Het oude gedeelte van het dorp dat aan ons paleis grensde was met dezelfde steensoort bedekt.

Een grote muur, die er uitzag of hij vaker dan een keer was gerepareerd, gaf de grenzen van de roedelwoonplaats aan. Ik zag drie torens, die op gelijke afstand van elkaar voor een goed overzicht konden zorgen. Eentje was dusdanig beschadigd dat ze er niks meer aan hadden, maar de andere twee leken te werken en ik zag enige beweging achter nauwe gaten in de uitkijkposten.

Toen ik om me heen keek, merkte ik op dat mensen ergens naartoe liepen; ze hadden een doel voor ogen. Er werden geen nutteloze praatjes in de openlucht gehouden en ondanks de relaxte sfeer, liepen ze vlot door.

'Wow,' was dan ook het eerste woord waar ik op kwam en Luana knikte bezorgd.

'Ja, het is wel ernstig,' was ze het met me eens. 'Ik weet zeker dat pa hier niks over weet,' vervolgde ze en ze keek me daar hoopvol bij aan.

Ik dacht dat ook en als antwoord haakte ik mijn arm in de hare om zo gelijk met haar te kunnen oplopen.

'Misschien kunnen we dat aan ze doorgeven, zodat ze kunnen helpen?' suggereerde ik voorzichtig. Met mijn woorden werd direct duidelijk dat we hier op verschillende voorwaarden waren. Zij was hier uit vrije wil en ik niet.

Luana schokschouderde, maar reageerde niet. Het leek me logisch dat ook zij niet alle kennis en macht bezat, dus ik had het er niet meer over.

'Waar is jouw kamer?' zei ik, met een vragende blik haar richting op.

Ze ontspande en wees voor zich uit, naar een groot huis aan een bijna intact plein. 'Daar woont Alfa Olaf,' zei ze, 'wij zijn daar te gast en Destin is daar oo...'

Ze kapte de zin vrij abrupt af. Het leek erop dat Destins naam haar ongewild ontglipte en ik slikte onhoorbaar.

Om mezelf af te leiden, keek ik naar de naastgelegen huizen en de grote tuinen waar veel groen welig tierde. Ondanks de gehavende staat van bijna alle huizen waren de kleine dingetjes goed onderhouden. Gaten waren netjes gedicht en de kozijnen zaten goed in de verf. Brokstukken waren naar de zijkanten geschoven. Ik had geen idee hoe ze aan de glazen ruiten kwamen, maar besefte toen dat kennis makkelijker mee te nemen was van het ene land naar het andere, dan dergelijke breekbare zaken. Wel weet ik het feit dat ik nergens auto's of andere vervoermiddelen zag aan de ondoordringbaarheid van het land. Bovendien: we waren weerwolven. Ook in Mångata maakten we nauwelijks gebruik van menselijk vervoer, omdat het veel leuker was om in onze wolf te rennen.

Toch waren zowel Luana als ik aan luxe gewend; aan machines die veel van ons werk voor ons deden. Ik had geen idee hoe we ons hier precies moesten aanpassen.

'Welkom,' zei Luana met een kleine grijns op haar gezicht en ik lachte terug. Ik trok haar iets dichterbij in een soort halve knuffel en liet toen los, zodat ze me kon voorgaan.

Ze opende de imposante voordeur van het herenhuis en ik streek vluchtig met mijn hand langs de uitgehouwen stenen van de muur ernaast. Het was niet de keurige gemetselde variant die ik van huis uit kende, maar dat leek me niet meer dan logisch in deze omgeving. Het was juist veel minder provisorisch dan ik me eerder in de grotten had voorgesteld.

Ik stapte naar binnen en sloot de deur achter me.

De grote hal ademde luxe uit en ik keek verrast naar de donkerblauwe kleden die de vloer in hun geheel bedekten. Kostbaar uitziende kasten, schilderijen en snuisterijen gaven aan dat hier iemand met geld woonde, want ik had zo kort geleden nog gehoord hoe moeilijk het was om hier spullen te krijgen, zeker de mooie maar zinloze prullaria die hier uitgestald stond.

Voor me uit bevond zich een deur, maar die was dicht; net zoals de deur er schuin naast. De beklede trap die tegen de blinde muur aan was gebouwd gaf ook niks weg, behalve dat er een volgende verdieping moest zijn.

'Daar is een toilet,' wees Luana naar de deur onder de trap, 'en daar is de woonkamer met aangrenzende keuken,' op de deur voor ons uit. Toen ik buiten stond had ik beweging gezien in de woonkamer en ik wist ineens zeker dat Destin daar zat, eventueel samen met enkele anderen.

Luana was al begonnen met het beklimmen van de trap, we zouden immers naar haar kamer gaan, maar ik liep gedecideerd recht naar voren. Voordat ze me kon tegenhouden, opende ik de deur en vervolgens stormde ik naar binnen.

Rechts van me was de keuken, bestaande uit marmeren aanrechtbladen en gladgeschuurde houten kastjes tegen de muren, alsook een groot eiland in het midden. Barkrukken gaven aan dat men daar ook kon zitten, maar nu was de keuken leeg en hoorde ik de eigenaren van de stemmen meer links, waar enkele relaxt ogende banken aangaven dat daar zich de huiskamer bevond. Een lange tafel tegen de achterkant van het huis werd gebruikt om aan te vergaderen; en daar zaten ze.

Ik zag Destin en zijn reisgenoten. Een oudere man met grijs haar zat met zijn rug naar me toe, maar hij begon zich al om te keren. Naast hem zat een jong uitziende vrouw, ondanks haar spierwitte haar. Door mijn ontmoeting met de monsters wist ik dat zij Olaf en Oceane moesten zijn. Zij waren de leiders van de roedel waar ik me momenteel bevond.

Er zaten meer mensen aan een tafel, die bedekt was met een grote landkaart en enkele boeken, en één voor één werd ik door iedereen aangekeken. Het gesprek viel stil.

'Eloïse,' zei Luana, die me achterna was gegaan. Ze greep mijn arm en probeerde me uit de woonkamer weg te trekken. Ik gaf echter geen duimbreed toe en ik keek slechts naar de groep voor me. De meesten herkende ik.

De vrouw, Oceane, stond met een ruk op en ze zei overduidelijk verbluft, met een apart gorgelende en wilde stem: 'Een eeneiige tweeling.' Ze staarde ons met haar vreemde ogen aan en ik had geen flauw idee van wat ze verder dacht. Ik was even vergeten dat ze mij nog niet eerder had gezien en ik haar herkende van de keer dat een monster zich als haar voordeed.

Voor het eerst sinds ik in de Grim was voelde ik wat van overwicht omdat ik - hoe kort ook - over informatie beschikte waar zij geen weet van had. Nu was dat voordeel natuurlijk meteen verdwenen en ik voelde hoe het kortstondige, machtige gevoel alweer plaatsmaakte voor de oude vertrouwde spanning.

Destin stond ook op, net zoals Alfa Olaf. Luana stopte met aan me trekken, want het kwaad was reeds geschied.

Ik keek naar de andere mannen die rustig waren blijven zitten. Chiel knipoogde naar me vanaf zijn positie. René lachte voorzichtig en Yori knikte me toe. De beklemdheid die op mijn borst was gaan zitten, nam daardoor af en het lukte me om me een beetje te ontspannen.

'Ja, hoi,' begon ik stamelend. Nu ik tot hier was gekomen, wist ik eigenlijk niet wat ik verder moest zeggen of doen. Eerlijk gezegd was ik zonder plan te werk gegaan, wat typisch iets voor mij was.

Oceane liep met een paar passen dichter naar me toe en streek over het kroezige haar dat ruim over mijn schouder viel. Als ik naar mijn zus had geluisterd, had ik een bad genomen en zag ik deze mensen onder ogen terwijl ik eerst was opgeknapt.

Ik bleef doodstil staan en liet haar begaan. De vrouw hief haar andere hand en pakte ook wat pijpenkrullen van Luana beet. Haar blik flitste van mijn gezicht naar die van Luana en weer terug.

'Jullie zijn identiek, als twee druppels water,' zei ze langzaam, waarbij ze de nadruk op 'druppels' legde, en keerde zich toen in zijn geheel naar mij, 'alleen heb jij sproeten en zij niet.'

'Dat klopt,' zei ik. Ik kon wel meer verschillen benoemen, maar die bevonden zich vooral in ons karakter en dus zweeg ik verder.

'Olaf,' zei Oceane met haar vreemde stem en haar zielsverwant kwam naast haar staan. Ik voelde me op en top ongemakkelijk onder de starende blik van deze hooggeplaatste mensen. Had ik maar wat van mijn opvoeding geleerd, zoals Luana dat bijvoorbeeld tot in de perfectie had gedaan. Zij stond er ook heel wat relaxter bij dan ik en ik vond het jammer dat ze me inmiddels niet meer vasthield.

'Misschien hebben we de profetie altijd verkeerd geïnterpreteerd,' ging Oceane verder en ze onderbrak op die manier mijn doelloze gedachten.

'Koningskinderen als druppels, zeven van elk,' antwoordde Alfa Olaf haar zangerig. 'Je bedoelt dus geen zeven tweelingen,' ging hij op een normale, vragende toon verder. Zijn stem ging met elk woord een tikje omhoog en zijn houding was er één vol opwinding. Oceane knikte koortsachtig.

'Wat als het niet om het aantal tweelingen gaat, maar dat een eeneiige tweeling per persoon zeven offers moet brengen?'

'Tranen van vrouwelijke wezens,' droeg Olaf voor. 'Zijn er helemaal nooit Sirenen nodig geweest zoals Cyran destijds ook al zei?'

De blik die hij op zijn vrouw wierp was er één vol verbijstering en ik meende er ook iets van angst in te zien.

'Jullie zijn koningskinderen, of niet dan?' Een man die ik niet kende was ongezien opgestaan en dichterbij gekomen. Zijn stem was fel, net zoals zijn oogopslag. Hij zag eruit alsof hij me wilde vastgrijpen en ik deed haastig een stap bij hem vandaan. Mijn hart klopte wild en gelukkig stopte hij naast Oceane.

'Wij zijn de dochters van weerwolfkoning Vince,' zei Luana en ik zag hoe ze haar hoofd trots rechtop hield bij die woorden. 'We hebben koninklijk bloed door onze aderen stromen.'

De man begon knetterend te vloeken en ik slikte geschrokken. Toch leek hij niet boos op mij te zijn en dat was fijn. Zijn Alfa maande hem tot kalmte en hij bond langzaam maar zeker in.

'Geen wonder dat al die monsters nooit in te tomen waren,' snauwde hij en trok zich toen terug. Het lukte me om iets te ontspannen.

Toen ik naar Destin keek, lukte het me alleen maar om vol verbijstering te blijven kijken. De afgelopen zinnen waren nieuw voor mij, maar ik begreep dat dat ook voor hem gold. Er schoot angst door zijn blik toen hij naar ons keek en ik zag een begrip in zijn ogen ontstaan dat mij niks zei.

'Nee,' grauwde hij en hij kwam ook dichterbij. Híj joeg me geen schrik aan. 'Zij gaan nergens naartoe!'

'Destin, wat is er aan de hand?' Luana stapte naar voren, bij mij vandaan, en greep zijn arm vast. Hij liet het bijna willoos toe terwijl zijn blik van haar naar mij flitste.

'Ik laat ze niet naar de Dode Bossen gaan.' Hij werd niet rustiger, zijn ogen leken blauwe stralen uit te spuwen en hij greep Luana nu ook beet. Aan haar abrupte ingehouden beweging meende ik te zien dat hij haar pijn deed en ik liep naar voren, maar toen ontspande ze alweer.

'Naar de bron?' vroeg ik, want af en toe lette ik wel op.

Destin liet Luana nu helemaal los en was in een enkele stap bij mij. Ik keek hem voorzichtig aan en voelde me direct compleet toen hij me bij mijn bovenarmen vastpakte. Hij keek me moordzuchtig aan en gromde woest: 'Jij gaat nergens heen.'

'Prima, prima,' antwoordde ik geschrokken. Dan niet. Ik bewoog me voorzichtig, want hij kneep hard en ik voelde al wat blauwe plekken opkomen.

Hij hield me onmiddellijk minder stijf vast en hij leek ook toen pas te beseffen wat hij precies deed.

Hij liet me helemaal los en ik wreef over mijn armen om me iets van zijn aanraking te blijven herinneren. Er schoot een flits van berouw door zijn ogen, maar toen wendde hij zich van me af.

'Wil je zeggen dat zíj in de profetie voorkomen?' Hij bleef snauwen, maar nu deed hij dat richting Olaf en Oceane.

Oceane was niet bang aangelegd, want ze kwam dichterbij en ze keek Destin uitdagend aan. 'Dat is precies wat ik wil zeggen,' antwoordde ze scherp. 'Je hebt zelf de goede vertaling meegenomen vanuit Mångata. Je bent naar onze stam gekomen omdat je wist dat ik ermee kon helpen.' Haar stem werd iets zachter: 'Zij kunnen de Grim redden, Destin.'

'Bekijk het maar,' riep hij en hij balde zijn handen tot vuisten. Het zag er machteloos uit en zo had ik hem nog nooit gezien.

Het voelde niet goed aan.

'Dan weten we ook gelijk waarom de godin ze beide aan jou heeft gelinkt,' mompelde iemand aan tafel, ik dacht Yori.

'Wat!' Destin begon te schreeuwen en het zag ernaar uit alsof hij ter plekke een vechtpartij wilde starten.

Olaf legde een zware hand op zijn schouder en dwong hem op die manier tot kalmte. Met een snelle blik op Luana en mij, zei hij: 'Het is een goed idee dat jullie naar boven gaan en je hier even niet vertonen. Later zullen de gemoederen wel bedaard zijn.'

Zijn woorden lieten niks aan interpretatie over en Luana knikte direct, waarop ze me meetrok.

Ik keek de kamer een laatste keer rond en liet me toen meetronen.

Harde stemmen klonken op zodra ik de kamerdeur achter me sloot. 

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top