19. Het deel waarin ik geschiedenisles krijg
Het gesprek blokkeerde daarna een beetje. Ik was er nog niet aan toe om haar te vergeven, al wist ik dat ik dat binnenkort wel zou doen. Wat ze me ook had aangedaan, ik begreep haar. Ik snapte precies wat haar dreef en misschien had ik wel hetzelfde gedaan - als ik zo gelukkig was geweest om Destin als eerste te ontmoeten.
Waren onze posities dan exact andersom geweest?
Daar wilde ik echter niet teveel over nadenken. Aan de ene kant wilde ik Luana niet laten doormaken wat ikzelf onderweg had ervaren, maar ik kon vooral de gedachte niet aan dat ik het dan was die voor altijd aan Destins zijde zou zijn. Mijn fragiele hart kon die 'wat als' gedachte niet aan.
De soep sterkte me aanzienlijk aan en omdat mijn bloedgehalte eindelijk weer op peil was, hielpen mijn weerwolfgenen me steeds beter om helemaal gezond te worden.
Luana was weggegaan, nadat ze me verzekerde dat ze de volgende dag zou terugkomen. Ik durfde niet naar Destin te vragen, daarvoor was onze hernieuwde verstandhouding nog te broos. Momenten later kon ik mezelf daar wel om slaan, want ik verveelde me rot.
Voorzichtig probeerde ik mijn ledematen uit en ik merkte dat ik minder trilde als ik ergens gewicht op zette. Er was overduidelijk progressie en ik glimlachte triomfantelijk. Ik greep naar het infuus, waarmee ik nog steeds verbonden was. Gelukkig hing de met een doorzichtig spul gevulde zak aan een staander op wieltjes, waardoor ik me kon verplaatsen.
Ik wankelde zodra mijn voeten de grond raakten en ik viel tegen het harde hout van mijn bed. Het voelde alsof ik een flinke blauwe plek op mijn heup kon verwachten, maar daar haalde ik mijn schouders over op. Zoiets was niks nieuws voor mij. Ik was vooral blij dat het infuus niet was verschoven. Dat leek me pijnlijk en bloederig.
De tweede poging ging beter en al snel wist ik mijn kamer op een rustig tempo rond te wandelen. Mijn eerdere gedachte; dat ik me in een grot bevond, bleek juist te zijn. Ik was nog te wankel op mijn benen en daarom durfde ik het niet aan om de deur te openen en de rest van het ondergrondse geheel te verkennen. Ik dacht niet dat ik mezelf momenteel als een gevangene hoefde te omschrijven, maar dat wilde ik ook niet uittesten nu ik niet kon terugvechten of stilzijn.
Dat kwam later wel, als ik van het infuus verlost was.
Ik was een ster in het creëren van een rookgordijn als het om mijn snode plannen ging. Ik had goede hoop dat ik mijn onschuldige blik met succes op de onbekenden van deze plaats kon richten. Dat ik daarna alsnog in een vreemd land vastzat, vergat ik voor het gemak maar even.
Ineens voelde ik hoe vol mijn blaas eigenlijk was en daarom trok ik me terug in een gedeelte van de grot dat daarvoor was ingericht. Er was een halfhoog muurtje gemetseld en ik zag een provisorisch toilet dat ik met een fles water, dat erbij stond, moest doorspoelen.
Er hing een spiegel aan de muur en daaronder stond een kastje op de steenachtige bodem, met daarop een kom water. De kom gaf me een volgende aanwijzing dat er hier geen stromend water was, maar ik redde me prima.
Ik opende het kastje en kwam behalve een tandenborstel en dergelijke, ook een haarborstel tegen, samen met wat handdoeken. Het was niet veel, maar het bleek fantastisch aan te voelen om mijn haren weer in model te borstelen. Toen ik het een beetje nat maakte, leek het bijna op het perfecte kapsel van Luana.
***
De onbekende tijd die daarop volgde werd ik volledig met rust gelaten en uiteindelijk besloot ik mijn bed maar op te zoeken, wat de reden was dat ik de lampen uitblies. Het werd onmiddellijk aardedonker om me heen en ik scharrelde voorzichtig naar mijn bed toe. Het was echt wat voor mij om opnieuw te vallen en dat leek me tien keer erger in het donker.
Mijn slaap was diep en helend. Toen ik wakker werd, voelde ik me kiplekker en ik kon goed om me heen kijken. Dat laatste kwam omdat de olielampen weer waren aangestoken en opnieuw zat er iemand naast mijn bed, hoewel ik deze persoon niet kende.
Het infuus was losgekoppeld en ik zag een met yoghurt en muesli gevulde kom op mijn nachtkastje staan. De dampende kop thee ernaast maakte me duidelijk dat ik naar mijn ontbijt staarde.
Ik keek opnieuw naar de vreemdeling. Het was een vrouw van een jaar of dertig en ze keek me rustig aan. Haar korte blonde haren waren strak naast haar ietwat spitse gezicht gekamd.
'Goedemorgen Eloïse,' zei ze kalm. 'Hoe voel je je?'
'Goed hoor,' antwoordde ik werktuigelijk en ik wreef over een watje dat in de holte van mijn arm was geplakt.
'Dat dacht ik wel,' glimlachte ze. 'Ik ben de arts van deze stam en je mag me Thea noemen.'
Ik knikte haar begroetend toe, maar vroeg toen: 'Waar ben ik precies?' Dat wilde ik intussen wel heel graag weten.
'Je bent nu in Tamarisk, de stam van Alfa Olaf,' zei ze. De naam zei me alsnog niet veel, maar ik knikte toch. Het was in ieder geval een begin.
'En jullie leven in grotten?' vroeg ik.
'We veranderen hier in onze wolf, om op die manier aan de zwerm en andere monsters te ontkomen,' zei Thea. 'We hebben een leefgemeenschap onder de grond opgebouwd, maar we hebben ook huizen boven de grond, waar we vaak zijn.' Ze keek tevreden. 'Onze roedel had al een heel grottenstelsel tot onze beschikking, waardoor Alfa Olaf behoorlijk machtig is geworden.'
Ik keek haar vragend aan. Wat bedoelde ze daar precies mee?
'Dat is de reden waarom onze stammen zich samenvoegen, ik weet dat jullie in Mångata je daar zorgen om maken,' verklaarde ze.
Zag ik nou minachting in haar ogen?
'Ah,' reageerde ik zwakjes. Ik had daar inderdaad wat over opgevangen. 'Goed,' zei ik, waarbij ik niet wist hoe subtiel mijn poging was om op een ander onderwerp over te gaan. 'Ik voel me prima, ik neem aan dat ik hier weg mag?'
'Dat is mij inderdaad gezegd,' zei Thea. Haar samengeknepen mond gaf aan dat ze vond dat men die beslissing aan haar had moeten overlaten.
'Het gaat goed met me,' verzekerde ik haar daarom. Er was geen enkele reden om me hier te houden.
Na een paar testjes met mijn bloeddruk, hartslag, zicht en meer, vond zij dat ook. 'Je moet rustig aan doen, maar je hebt inmiddels voldoende bloed in je systeem om het weer op eigen kracht te kunnen doen,' zei ze.
'Hoe zit dat eigenlijk met alle oude en nieuwe spullen hier?' zei ik, want inmiddels wilde ik dat erg graag weten.
'De combinatie, bedoel je?'
Ik knikte.
'Ons land is vrijwel compleet geïsoleerd van de buitenwereld,' antwoordde Thea zakelijk. 'Het is ontzettend moeilijk en tijdrovend om moderne spullen in de Grim te krijgen en dus moeten we keuzes maken.'
'Hoe zit het dan met de gang naar Mångata?' vroeg ik. Die was erg goed begaanbaar.
'Ben je de deur vergeten?' vroeg Thea liefjes en ik voelde mijn wangen warm worden. Dat was inderdaad een behoorlijk obstakel.
Ik antwoordde zachtjes: 'Maar als Mångata van deze omstandigheden weet, waarom helpen we dan niet?'
'Ik betwijfel of ze alles wel weten,' zei de arts, waarna ze me overeind hielp. 'Eloïse, we hebben hier geen internet, nauwelijks elektra, en alles gaat er hier een stuk ouderwetser aan toe dan je gewend bent.'
'Hoe bedoel je dat?'
'Jij bent in aanraking gekomen met de menselijke wereld,' zuchtte ze. 'De wetenschap gaat een stuk sneller als het niet wordt tegengewerkt door magie. Dit stuk op de aardbol is een rariteit en de weerwolven van Mångata zijn daaraan ontsnapt. Jullie hebben je met mensen gemengd.'
Mijn gedachten maalden rond terwijl ik alles probeerde te bevatten, maar Thea praatte alweer verder. 'Wij zitten tussen ondoordringbare bergen, een moeras en een magische zee ingesloten,' trachtte ze uit te leggen. 'De bron van de magie bevindt zich in de Grim.'
'Dus eigenlijk zijn de inwoners van Mångata... immigranten?'
'Ik ben ervan overtuigd dat, als je maar ver genoeg teruggaat, er familiebanden te vinden zijn tussen alle weerwolven,' bevestigde Thea. 'Ons weerwolfgen kan zich mengen met andere soorten, zoals selkies, Sirenen en ook volbloedmensen, en ik denk dat dat ervoor heeft gezorgd dat we er tot de dag van vandaag nog zijn.'
'Wow, dat wist ik niet,' zei ik eerlijk.
'En waarom zou je ook,' sneerde Thea. 'Het is slechts de geschiedenis van ons ontstaan.'
Ik zweeg, want ik had geen idee hoe ik daarop moest reageren.
'Natuurlijk is de godin daar schuldig aan,' verzachtte Thea haar scherpe woorden. 'Zij houdt graag alle touwtjes in handen. Ze zorgt ervoor dat alles precies zo gaat zoals zij dat in haar hoofd heeft.'
'Zijn jullie religieus hier in de Grim?' vroeg ik nieuwsgierig. In Mångata viel dat namelijk wel mee.
'Er zijn hele groepen die inderdaad volledig voor Selene leven,' knikte ze, maar ze maakte direct duidelijk dat zij daar niet bij hoorde door een hooghartige blik op te zetten.
Ik lachte voorzichtig.
'Goed,' maakte de arts een einde aan het gesprek, 'ik moet weer door en dat betekent dat ik je bij deze ontsla. Ik heb begrepen dat je zus je ophaalt, dus daar moet je dan even op wachten. We zien elkaar vast nog wel.'
Met een laatste knikje nam ze afscheid en vervolgens liet ze me alleen achter.
Ik gebruikte de volgende momenten om te ontbijten. Hoewel Thea net over lastige omstandigheden sprak, vond ik de ontbijtgranen knapperig en rijk aan smaak, waardoor ik ervan genoot. De thee deed me aan thuis denken en dat maakte me kalm.
Op het moment dat ik mijn laatste hap doorslikte, klopte Luana aan. Over timing gesproken.
'Goedemorgen, Lo,' begroette ze me en we keken elkaar behoedzaam aan. Onze geschillen waren nog lang niet uitgesproken en we wisten niet goed hoe we ons rondom de ander moesten gedragen. Ik besloot om te beginnen met normaal doen en daarom beantwoordde ik haar groet met een warme glimlach.
'Ben je klaar met ontbijten?'
Ik knikte. 'Ik ben er ook klaar voor om deze roedel te verkennen,' zei ik. Hoe zag het er hier uit? Mijn fantasie maakte inmiddels overuren en het was goed dat ik de grot kon verlaten.
Het feit dat ik niet meer werd bewaakt, zei me ook voldoende. Nu ik mijn gedachten weer iets beter op orde had, begreep ik dat het ook onzin was om nu nog proberen te ontsnappen. Daarvoor was de Grim me net iets te onrustig.
'Kom maar op dan,' lachte Luana. Het was een fijn gevoel om te kunnen gaan en staan waar ik wilde.
Wederom durfde ik niet naar Destin te vragen, maar ik ging ervan uit dat ik hem binnenkort wel zou zien. Hij moest zich in de buurt bevinden, want anders zou Luana zich heel anders gedragen.
Gehoorzaam volgde ik haar. Ze opende de deur en we kwamen in een bochtige, nauwe gang terecht. Her en der zag ik robuuste deuren, maar die waren allemaal dicht. Ik ging er vanuit dat daar de weerwolven woonden als ze zich moesten verstoppen voor monsters. Luana zei er in ieder geval niks over, waardoor het voor mij niet nodig was om er meer over te weten. Wel zei ze: 'Ik breng je eerst naar mijn kamer, dan kan je je even opknappen.'
Mijn zus kon altijd heel liefjes zeggen dat ik er niet uitzag.
'Heb je ook een bad?' vroeg ik, me haar eerdere woorden herinnerend. Ik wilde daar heel graag van gebruikmaken en dat was dan ook de reden dat ik haar woorden makkelijk van me kon laten afglijden.
We doorliepen een heel grottenstelsel. Brandende fakkels aan de stenen muren zorgden voor licht, maar toch kon ik het claustrofobische gevoel dat me overmande niet van me afschudden. Ik was erg blij dat deze roedel ook mogelijkheden had om bovengronds te leven. Wij wolven hadden bij tijd en wijle frisse lucht nodig.
Het leek me vreselijk om nooit meer in wolfvorm in bossen rond te kunnen rennen en dat was precies wat deze weerwolven gedwongen waren te doen.
Een medelijden vormde zich in mijn hart. De verhoudingen in dit land werden erg scheef door de groei aan monsters en mijn gedachten dwaalden naar het boek dat Destin uit de koninklijke bibliotheek had gestolen. Ook Thea's woorden kwamen bij me naar voren en ik begon een geheel in de puzzel te zien.
Mijn moeder vertelde me ooit dat godin Selene voor diverse belangrijke boeken in onze bieb had gezorgd en ook had ik meer dan voldoende gehoord over het grillige karakter van de maangodin.
Het leek me echt wat voor haar om de oplossing voor het probleem van de Grim in een vijandelijk land te verstoppen.
'Luana,' vroeg ik, 'heb je een bericht achtergelaten voor pa en ma?' Werd er überhaupt wel naar ons gezocht?
'Ik heb inderdaad een briefje op mijn kamer neergelegd,' antwoordde zij, quasinonchalant. Ik zag hoe haar schouders verstrakten en ik wist dat het haar minder koud liet dan ze liet voorkomen.
'Wat staat erin?'
'Dat ik mijn zielsverwant heb gevonden en dat ik binnenkort van me zou laten horen,' zei ze toonloos. 'Over jou staat natuurlijk niks, maar ze zullen er wel vanuit gaan dat je met me bent meegegaan.'
'Nou ja... dat klopt ook,' antwoordde ik.
'Precies,' zei ze.
De toon in haar stem gaf me duidelijk aan dat ze het er verder niet over wilde hebben en omdat ik eindelijk meer informatie kreeg, liet ik het er even bij. Voor nu.
Naarmate we de grotten verder uitliepen, ving ik glimpen op van grotere zalen en ik zag zelfs diverse mensen rondlopen, maar Luana hield geen moment in en ik liep braaf achter haar aan terwijl ik steeds meer van hetzelfde tegenkwam.
De bodem was vrij vlak en daarom viel het extra op toen we ineens een steile helling moesten beklimmen.
'We zijn bijna uit de grotten,' zei Luana op dat moment en dat klonk logisch. 'Er zijn meerdere in- en uitgangen, maar deze weg is de snelste naar mijn kamer.'
Door een nauw en bochtig gangetje, geplaveid met stevige maar ongelijke stenen treden, klommen we zo de grotten uit en uiteindelijk zag ik de oorspronkelijke stam voor het eerst en ook wat de monsters ermee hadden gedaan.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top