18. Het deel over instoppen en knuffels

Waarom was ik zo moe? Ik sjokte meer dan ik liep en ik struikelde vaker dan ik wilde over zo'n beetje elke ongelijkheid waar de Grim rijkelijk mee bezaaid lag. Mijn zicht was minder goed dan ik gewend was en als we nu een monster tegenkwamen, was ik de klos.

René liep met me op en hij praatte zacht. Ik ving slechts delen van zinnen op.

'Straks kom je de echte Olaf en Oceane tegen,' zei hij en hij zag eruit alsof ik hem nu iets moest vragen. Zijn stem klonk vol geheimzinnigheid en hij keek me met wijd opengesperde ogen aan.

Ik had alleen geen idee wat ik tegen hem moest zeggen. Mijn hoofd zat vol met zwaar aanvoelende, verstikkende watten en mijn ledematen reageerden traag op mijn bevelen.

'Eh ...' begon ik dapper, maar daar eindigde het mee. Met een frons keek ik naar beneden, want het voelde aan alsof mijn voeten te diep wegzonken in de met gras bedekte bodem.

Ik mocht blij zijn dat we overdag verderliepen en in eerste instantie voelde ik me ook echt fit genoeg om gewoon met de rest mee te doen, maar van die energie was nu nauwelijks nog iets over.

Volgens de mij vertelde gegevens bevonden we ons dicht bij Alfa Olafs roedel – ze hadden me de stamnaam genoemd, maar ik begreep op het moment alleen simpele woorden – waardoor we het konden wagen om bij daglicht verder te gaan. Eenmaal op bestemming was het de bedoeling dat Luana en ik daar veilig aansterkten.

Hadden ze te veel bloed bij me afgetapt? Luana werd door Destin gedragen, maar zij zag er best goed uit. Haar ogen schitterden fel en haar bruine huid miste dat enge grijze tintje. De lijkkleur was verdwenen.

Het maakte me misselijk om hen samen te zien en toen ik snel weer naar beneden keek, zag ik ineens een zwart gat. Mijn voet zonk diep weg en mijn bewustzijn werd tegelijkertijd opgeslokt. Ik had geen idee of mijn schreeuw van angst ook daadwerkelijk hoorbaar was, maar hij weerklonk hard in mijn hoofd.

De rest van de rit voelde aan als een storend, hobbelend gedoe. Af en toe schoot ik uit mijn trance van hartkloppingen en oorsuizen, en op een gegeven moment merkte ik hoe ik over iemands schouder lag. Ik voelde me zwak en kon niet anders dan met me laten zeulen.

Een uur - of misschien wel een dagdeel, of slechts enkele seconden - later lag ik in het gras en probeerde iemand me water te laten drinken. Hoestend en proestend goot ik de helft over mijn kleding heen, maar ik kreeg ook wat binnen en dat voelde heerlijk fris aan.

Het lukte me maar niet om helemaal wakker te worden en zelfs de doodsangst die bij vlagen door me heen schoot, kon me niet laten opkrabbelen.

Was dit hoe doodgaan aanvoelde?

Ze spraken tegen me, maar de woorden klonken als abracadabra voor me. Door mijn duizeligheid zag ik iedereen dubbel of ik zag helemaal niks. 

Eeuwenlange momenten verstreken. Weer werd ik gedragen en een ogenblik later doemde er vanuit de verte een immense toren op. Daarnaast zag ik zich brede, hoge muren. Een poort werd geopend en plotseling lag ik in een bed met een infuus in mijn arm, wat me deed vermoeden dat ik tussendoor opnieuw was weggevallen.

Er klonk een druppelend geluid dat door mijn hoofd echode. Stemmen dienden slechts als onbekende tonen op de achtergrond.

Mijn hoofd werd helderder, maar tegelijkertijd voelde ik me ontzettend moe. Ik stopte met proberen wakker te blijven en voelde mezelf in een diepe slaap wegglijden. Op mijn netvlies zag ik Luana en Destin. Ze zaten aan mijn zijde en ze keken me glimlachend aan. Zij waren er voor mij, ik had ze allebei terug op een manier zoals ik ze nooit in het echt had gehad.

Luana knuffelde me en ze huilde. Onze band was wonderbaarlijk hersteld. Destin hield mijn hand vast en de fijne schokjes die ik daardoor kreeg, gingen synchroon met het almaar druppende geluid.

De pijn in de holte van mijn arm werd een steeds terugkerende irritatie en verder leek het alsof ik zweefde. Ik had altijd eens willen vliegen en het voelde net zo fantastisch als ik me altijd voorstelde.

'Eloïse, blijf bij ons!' hoorde ik opeens en ik keek met een schok op.

Mijn mooie droom was verdwenen en ik zag alleen maar onbekende gestaltes. Hoe wisten ze mijn naam?

'Ja, ja,' glimlachte ik. Wat een gekke vraag was dat, want waar moest ik heen? Ik was naar de Grim gesleurd en ik kon geen kant meer op.

Hoorden ze me wel? Hun gezichten veranderden niet. Ze bleven bezorgd naar me schreeuwen en ik wilde knikken en bewegen.

Waarom lukte me dat niet?

Ik sloot mijn ogen maar en ik voelde me wegzakken in een nieuwe duisternis. Toch voelde dat anders aan. Minder wazig. Duidelijker.

Toen ik daarna mijn ogen opsloeg, voelde ik me een stuk beter. Mijn maag gromde en als ik eenmaal had gegeten, kon ik de wereld weer aan - daar was ik zeker van.

De mensen om mijn bed waren verdwenen. Alleen het irritante gedrup bleef hoorbaar en het geluid zou me hoogstwaarschijnlijk tot in mijn laatste dromen achtervolgen.

Destin bevond zich naast mijn bed. Hij hing meer dan hij zat en de stoel onder hem zag er niet heel comfortabel uit, net zoals zijn houding. Hij was vast in slaap, maar ik zag wallen onder zijn ogen die ik niet eerder bij hem zag.

Met een frons hees ik mezelf overeind en vervolgens bekeek ik mijn omgeving. Moest dit een ziekenhuis voorstellen? Dan was het wel een hele provisorische. De wanden waren van eenzelfde steensoort als de grot waar wij een paar nachten geleden in sliepen. Het zag er ruw, donker en ongelijk uit. Er was geen elektrisch licht en de aanwezige walmende olielampen leken me niet heel erg hygiënisch.

Mijn bed was van gladgeschuurd hout gemaakt, maar het infuus zag er precies zo uit als ik weleens in nieuwere films had gezien. Het was een vreemde combinatie van de modernste omstandigheden in een ouderwetse setting.

Op Destin na was ik hier alleen.

Waar was "hier" precies?

Toen ik weer omkeek, naar waar hij lag te slapen, zag ik dat hij zijn ogen open had en me strak observeerde.

'Hoi,' zei ik. Sinds wanneer kraakte mijn stem en klonk ik zo zwak?

Hij bleef me zonder een woord te zeggen aankijken en ik bewoog me ongemakkelijk. Eindelijk opende hij zijn mond: 'Ben je nu echt wakker?' vroeg hij.

Zijn stem was zacht en ook zijn ogen stonden bezorgd.

'Hoezo?' Wat had ik allemaal lopen raaskallen?

'Je hebt iedereen hier hele verhalen verteld,' glimlachte hij en zijn hele gezicht lichtte daardoor op. Ik kon met de beste wil van de wereld nergens anders heen kijken en ik keek hem hulpeloos aan voordat ik mijn gedachten weer bij elkaar wist te rapen.

'Wa-wat heb ik allemaal gezegd?' Waarschijnlijk had ik mijn diepste gevoelens aan een stelletje vreemdelingen verteld. Mensen die intussen precies wisten wie ik was, maar die ik zelf niet kende. Zoiets vernederends voor elkaar krijgen was uiteraard net iets voor mij.

Kreunend bedekte ik mijn gezicht met mijn handen en ik bedacht de vreselijkste scenario's.

'Vooral dat je mij hebt geslagen en hoe goed dat voelde,' zei Destin. Zijn stem klonk gortdroog en ik keek met een ruk op. Mijn ogen stonden wijd en geschokt.

Met een klein lachje verklapte hij: 'Iedereen vond het een fantastisch verhaal.'

Ik zorgde uiteraard graag voor ieders entertainment. Voorzichtig checkte ik zijn gezicht en houding, maar hij leek er niet zo mee te zitten en dus ontspande ik een beetje.

'Ja, sorry nog daarvoor,' mompelde ik.

'Dat is je geraaie,' antwoordde hij grimmig en ik zag een schaduw in zijn ogen ontstaan. 'Als je me niet had geslagen, lag je hier nu niet; balancerend op het randje van de dood.'

'Maar dan was Luana er helemaal niet meer geweest,' zei ik. 'Hoe is het met haar?'

'Zij had voldoende aan jouw bloed en knapte sneller op dan jij,' zei Destin en hij zuchtte even. 'Omdat alles uiteindelijk goed ging, wil dat niet zeggen dat je zoiets nog eens mag doen.'

Ik zou niet weten waarom niet en ik haalde mijn wenkbrauwen even omhoog voordat ik hem tevreden toelachte. Zij leefde en ook ik was er nog. Daar ging het toch om?

Destin wilde daarop reageren, maar hij besloot uiteindelijk om er het zwijgen toe te doen. Mijn lach verdiepte zich en werd ondeugend. Er ontstond een bepaalde spanning tussen ons die we geen van beide op wilden - kónden - heffen.

Mijn rammelende maag verbrak de betovering.

'Ik ga iemand halen,' zei Destin direct en hij sprong overeind, waarna hij naar de deur liep.

Ik deed in de tussentijd alle mogelijke moeite om van het bed te glijden, maar dat ging een stuk lastiger dan ik dacht. Was ik zo slap geworden van het lange liggen? Hoe lang was ik al in deze grot? Een trage genezingsprocedure als deze kende ik helemaal niet: ik stamde van een superieure bloedlijn van weerwolven af en ik heelde sneller dan volbloedmensen.

Destin gaf me echter geen tijd om uit te puzzelen hoe ik het infuus uit mijn arm moest halen, want hij drukte me terug in het bed. Overal waar wij elkaar raakten voelde ik kleine, heerlijke stroomstootjes.

'Nee, jij moet blijven liggen,' zei hij streng. 'Eerst moet je aansterken.'

'Volgens mij lig ik hier al heel lang,' mopperde ik, 'ik had tijd zat om aan te sterken.'

'Zoiets begint pas als je volledig bij zinnen wakker wordt,' zei Destin met een klein lachje en ik grijnsde onwillekeurig terug. Deze opgewekte Destin beviel me wel.

Hij stopte me zorgvuldig in en ik kon alleen maar zwijgend toekijken. Een vrolijke, zorgzame Destin. Dat ik dat nog mocht meemaken.

'Niet bewegen,' waarschuwde hij me en ik knikte quasi-ongeduldig. Momenteel zou ik vrijwel alles voor hem doen wat hij van me vroeg, dus het was maar goed dat hij dat niet wist.

Hij liep opnieuw naar de deur en verdween naar een voor mij onbekende plek. Omdat ik niet meer hoefde te doen alsof ik sterk was, gaf ik toe aan mijn moeheid en daarom sloot ik mijn ogen om mezelf te voelen wegdoezelen.

***

Een zacht geluid bracht me weer terug in het hier en nu, en ik opende mijn ogen. Ik bereidde me voor op het zien van onbekende mensen die me eten kwamen brengen, met slechts een lichte hoop in mijn binnenste dat Destin me ook weer gezelschap kwam houden.

Ik zag Luana voor me staan en ik schoot overeind, wat me met een duizelig gevoel naar mijn hoofd liet reiken.

Haar haren vielen me direct op. Ze droeg het los, net zoals ik dat had. In tegenstelling tot mijn eigen kapsel, wat tot een kroezige hoop was gereduceerd, had zij haar haren in nette pijpenkrullen op haar rug hangen.

'Luana?' stiet ik verrast uit en ik scande haar gezicht. Wat kwam ze hier doen?

Helaas zag ze er uitdrukkingloos uit en ik had geen andere keuze dan haar stemming een beetje ongerust afwachten.

De geur van soep bereikte mijn neusgaten.

'Eloïse,' zei ze en ik merkte een behoedzame klank op bij haar. Ze stond zorgvuldig op afstand en ik zag hoe ze haar handen onrustig samenklemde. 'Ik eh ... ik ...'

Ik keek haar vragend aan, maar dat was het enige wat ze leek te kunnen zeggen. Mijn zus wist altijd precies hoe ze in diverse situaties moest reageren en ik was juist degene die zich door allerlei gelegenheden stamelde, waardoor ik geschokt was door haar gedrag.

'Kom anders eens wat dichterbij,' stelde ik voor. De afstand tussen ons voelde schrikbarend groot aan.

Luana vlóóg bijna naar me toe en ze aarzelde slechts heel even voordat ze mijn schouders greep en me in een wurgende omhelzing nam. Het voelde echter niet aan alsof ze me wilde vermoorden en daarom knuffelde ik haar uiteindelijk stijfjes terug.

Wist ze wel dat ze mijn hart in gruzelementen zou achterlaten als ze me weer zo in de steek liet zoals ze dat de afgelopen reis had gedaan? Bij de gedachte aan die vreselijke trip met heftige pieken en dalen, kromp ik onwillekeurig in elkaar.

Haar tranen voelden warm aan op mijn huid, maar verkilden al snel door de ietwat bedompte lucht in de ziekenkamer. Het shirt dat ik droeg - eentje dat ik nog nooit eerder had gezien - raakte op diverse plaatsen doorweekt.

Luana snikte een lang moment luidruchtig tegen mijn schouder, maar werd na verloop van tijd rustiger.

Toen ze eenmaal bijna een minuut roerloos tegen me aangeklemd bleef staan, begreep ik dat het mijn beurt was om te reageren.

'O Lo,' noemde ze me bij mijn koosnaampje, precies op het moment dat ik mijn mond opendeed. 'Ik ... Het spijt me zo. Van alles!'

Haar stem klonk dof omdat ze me maar bleef omhelzen en uiteindelijk duwde ik haar voorzichtig een beetje van me af. Ik wist niet hoe ik moest reageren op haar emotionele smeekbede en daarom keek ik slechts naar haar. 

Afgezien van haar rode ogen zag ze eruit als om door het ringetje te halen. Ze had een voor mij onbekend jurkje aan, die ze ongetwijfeld van iemand hier had gekregen. Of zij iets nodig had of niet, men gaf haar altijd van alles.

'Je ziet er mooi uit,' zei ik zachtjes en ik zag hoe haar blik automatisch naar haar kleding gleed. Ze pakte de onderkant van de jurk beet en ze spreidde het een beetje uit. Haar glimlach zei me voldoende: ze was blij met wat ze aanhad en ze was blij met zichzelf.

'Jij ook,' sprak ze niet helemaal de waarheid, maar dat liet ik van me afglijden. 'Met een bad en schone kleren zal je je heel snel weer kiplekker voelen,' vulde ze aan.

Dat begon er al meer op te lijken.

'Hoe voel je je?' Haar ogen scanden me bezorgd en ik knikte langzaam.

'Ja, prima wel,' zei ik verrast, want zover had ik nog helemaal niet nagedacht. Het knorren van mijn maag gaf aan dat ook ik niet helemaal eerlijk was.

'Ik heb eten voor je,' zei ze een beetje onzeker en ze wees op het tafeltje naast mijn bed. Er stond een kom op en het soepje erin zag er waterig uit.

Luana greep ernaar alsof ze me wilde voeren, maar ik hield haar tegen. Ik had nog wel een beetje waardigheid over en ik wilde graag mijn eigen voedsel eten, hoe weinig dat ook was.

Mijn onhandigheid besloot op dat moment echter in te grijpen en ik had al een flinke scheut over mijn dekbed gegoten voordat Luana me de kom weer afpakte. Haar hand trilde licht toen ze me een lepel vol soep aanreikte.

'Ik hou van hem en jij houdt van hem,' zei ze. Hiermee leek ze vanuit het niets een gesprek te starten, maar ik wist dat het haar manier van verontschuldigen was.

Ik knikte en hield mijn blik strak op de bouillon gericht.

'Eloïse ... ik raakte in paniek.'

Dat was me inmiddels wel duidelijk.

'Je hebt de bibliotheek in brand gestoken,' begon ik op te sommen. Ik kon daar nog steeds niet over uit. Ze hield niet zoveel van lezen als ik, maar ook zij moest dat als een horrordaad zien, toch? 'Je hebt me verraden.' Meteen bedacht ik iets dat nog belangrijker was: 'Je hebt ons lánd verraden. Hoe kon je?'

Mijn stem werd dodelijk zacht naarmate ik met meer beschuldigingen kwam. Mijn zus zag steeds witter en ze kromp schuldbewust in elkaar.

'Je weet intussen dat het niet zo zwart-wit is,' verdedigde ze zichzelf. 'Destin en de anderen ... Ze worden hun eigen land uitgejaagd door de toevoer aan monsters. Wist je dat onze bloedeigen zus een pact heeft gesloten met enkele Alfa's uit de Grim en vervolgens haar woord niet hield?'

Ik probeerde ertussen te komen, maar ze stopte snel een nieuwe lepel soep in mijn mond en ik zweeg.

' Mångata is echt niet zonder schuld,' vervolgde ze haar betoog. 'Ze graven een gigantische tunnel, maar ze laten de deur op slot voor de bewoners van de Grim.'

Het viel me op dat ze Mångata niet meer als haar eigen land zag. Ze had volledig voor Destin gekozen en ze zag haar acties om die reden waarschijnlijk niet eens als verraad.

'En je werd verliefd,' sprak ik mijn gedachten zacht uit. Liefde maakte immers blind.

'Ik kwam hem tegen in het Woud,' knikte Luana. Ze voerde me nog een hap soep. 'De geur,' zei ze, met haar ogen dicht. 'Ik ... ik kon er geen weerstand aan bieden.'

Ik zuchtte met haar mee. Destins geur was ontzettend verslavend. Een scheut pijn schoot door mijn hart. Waarom werd ik in hun liefde meegesleept?

'Hij vroeg naar een bepaald boek, maar die kon ik niet vinden,' ging Luana verder. 'Daarom gingen ze het paleis in - ik wist wel een route. Destin bepaalde dat we ook iets kostbaars moesten meenemen, om te kunnen onderhandelen met pa en ma.'

'De tiara,' antwoordde ik. Mijn stem klonk vlak en triest.

Luana boog zich naar me toe en keek me indringend aan. 'En jij,' verduidelijkte ze me. Ze zag zichzelf overduidelijk niet als handelswaar - en waarom zou ze?

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top