14. Het deel waarin we een monster tegenkomen

Het licht kwam niet alleen van de sterren, want het wezen voor me fluoriseerde. De haren die in grote aantallen op zijn lijf en vele, vele poten aanwezig waren, gloeiden stuk voor stuk spookachtig op. Zijn vier ogen varieerden in grootte, maar hadden een gelijkwaardige kwaadaardige glans die ik helaas maar al te goed in beeld kreeg.

Het was glashelder voor me: dat monster had geen natuurlijke vijanden, want anders gaf hij geen licht in het donker. Het beest stond helemaal aan de top van de voedselketen.

Ik had nooit eerder een spinachtige van vier meter groot gezien, maar nu was het toch zover. Het was een ervaring die ik liever had overgeslagen.

Mijn metgezellen begrepen dat het niet meer nodig was om stil te zijn. Iemand achter me riep: 'Een spin!'

Ik vond die benaming voor het monster maar matig. Bij een spin dacht ik aan een krioelend veelpotig beestje dat ik onder de zool van mijn schoen kon vermorzelen als ik in de juiste stemming was. Volgens mij zou dat bij dit exemplaar niet lukken.

'Eloïse, aan de kant!' schreeuwde Destin, waardoor de maalstroom aan gedachten abrupt stopte en ik het gevaar begreep waarin ik me bevond.

Hoorde ik nou angst in Destins stem? Ik had niet gedacht dat hij tot een dergelijke emotie in staat was, maar de spin was inderdaad een afschrikwekkend wezen.

Ik luisterde onmiddellijk naar zijn bevel en ik dook naar links. Het beest staarde me iets te verlekkerd aan en ik vond het geen enkel probleem om voldoende afstand tussen het beest en mijzelf te houden.

Na een indrukwekkende koprol, stond ik weer op. In de relatieve veiligheid waarin ik mezelf had gebracht, rukte ik de rugtas van mijn schouders in de hoop dat Luana er iets in had gedaan wat ik nu goed kon gebruiken, totdat ik opeens doorhad dat de spin me had gevolgd.

Ik hijgde, terwijl de adrenaline bezit van me nam en intussen groef ik steeds dieper in de tas. Alles wat ik tegenkwam was echter zacht of het leek op eten. Mijn bewegingen werden steeds wanhopiger. Ik voelde nauwelijks wat er door mijn vingers ging, omdat al mijn aandacht zich op mijn naderende dood richtte.

Vanuit het monster kwam op dat moment een hoog krijsend geluid dat kilometers in de omtrek hoorbaar moest zijn. Omdat mijn prioriteiten ergens anders waren, zag ik nu pas dat de anderen de spin aanvielen, waarbij ze dankbaar gebruik maakten van diens aandacht op mij.

Luana stond op een afstandje van iedereen, maar ik zag haar duidelijk tussen de bomen door, aangezien haar gestalte werd belicht door de hevig rondwentelende spin. Haar ogen waren zo groot dat het oogwit meters verderop duidelijk zichtbaar was en haar mond stond open in een geluidloze schreeuw.

Er klonk een schot en daarmee had ik direct mijn antwoord over meegenomen wapens. Destin had een groot kaliber pistool vast en vuurde opnieuw. Chiel en Emir prikten en hakten in de wriemelende poten met lange messen.

Er schoot nog iemand.

Ik hoorde een luid gekraak en meteen daarop geschreeuw. Daarna zag ik hoe Thomas zichzelf als met een katapult uit een boom liet zwiepen, precies op het harige achterlijf van het beest. De donkerharige man bleef woeste kreten uitstoten en synchroon daarmee stak hij twee bijlen ritmisch na elkaar in het beest. Zijn knieën had hij tegen diens gigantische middel klemgezet.

Het gekrijs van het monster bereikte steeds grotere hoogtes. Enkele van zijn poten waren afgebroken en de rest wriemelde alle kanten op.

Op een ander niveau van de spin zag ik hoe Figo een misselijkmakende klap kreeg en werd weggeslingerd. Hij bleef kreunend tegen de boom liggen die hem hardhandig opving.

Op dat moment liet ik mijn grip op de tas los, waardoor die viel. Het bracht me uit mijn trance. Snel raapte ik hem op en startte opnieuw met zoeken. Het was nutteloos; mijn zus had geen enkel wapen meegenomen.

Gelukkig bevond ik me in een bos en het had voldoende hout tot zijn beschikking. Ik gooide de nutteloze tas wederom op de grond en greep de eerste de beste grote tak beet die ik zag liggen. Daarmee gewapend, stond ik op het punt om in de aanval te gaan, toen Yuri me tegenhield. Hij stond tussen mij en de spin in en greep de arm beet waarmee ik de tak vasthield. 'Nee,' zei hij kalm.

Wat bedoelde hij? Ik probeerde me uit zijn grip te ontworstelen. 'Wat?' schreeuwde ik naar hem. Ondanks de minimale afstand tussen ons, moest ik roepen, want anders kwam ik niet boven het lawaai uit. Pas toen drong zijn onverzettelijke gezichtsuitdrukking tot mij door en ik begreep dat hij me bewust van het gevecht weghield. Ik voelde mijn gezicht betrekken.

'Laat me helpen,' riep ik en ik schopte hem kwaad waar ik hem maar kon raken. Hij reageerde daar niet op, maar kneep zo hard in mijn pols dat ik de stok uiteindelijk moest laten vallen. Daarna tilde hij me simpelweg op, om me, tussen de bomen door, naar mijn zus te brengen. Ik kronkelde protesterend, maar volgens mij had hij dat niet eens door.

Voor zover mijn kracht.

'Gedraag je zoals je zus,' beet hij me toe en ik schopte hem nog een keer. Alsof het de eerste keer was dat iemand zoiets tegen me zei. 'Moet ik je bewaken, zodat de rest een vechter mist, of blijf je gewoon hier?' vervolgde hij en hij greep me tegelijkertijd bij mijn bovenarmen beet, zodat ik geen kant op kon.

Ik zag geen sprankje humor in Yuri's ogen; hij was dodelijk serieus.

'Prima,' gromde ik en ik keek hem woedend aan. Hij keek net zo woest terug, dus ik wist niet hoeveel indruk ik op hem maakte.

Zonder er meer woorden aan te verspillen, duwde hij me naar Luana, greep een wapen uit zijn gordel; het gevaarte leek nog het meest op een kromzwaard, en hij ging direct daarop vol in de aanval.

Het beest bleef krijsen en het rolde inmiddels heen en weer, doordat er bijna geen poten meer aan zijn lijf vastzaten. Aan de lichtgevende staken te zien die her en der op de plek verspreid lagen, waren de mannen druk bezig om hem systematisch in stukjes te hakken.

Het was duidelijk dat ze mijn hulp niet nodig hadden, maar toch stak het.

Ik gluurde even naar Luana. Het was te lawaaierig om een normaal gesprek te voeren en daarom bleven we zonder iets te zeggen naast elkaar staan, waarbij we naar de vechters keken.

In andere omstandigheden had ik haar gelijk gerustgesteld, maar dat voelde nu niet meer zo natuurlijk aan. Toen ik echter nog een keer opzij keek, zag ik hoe groot haar ogen nog steeds stonden. Toen ik haar zag trillen, reageerde ik zonder verder nadenken.

Ik keerde me naar haar en sloeg mijn armen om haar heen. Waar ik even bang voor was, gebeurde gelukkig niet. Ze verstijfde wel even, maar daarna ontspande ze en ze gaf mij daarmee de gelegenheid om haar kalmerend over haar rug te wrijven. Ik voelde hoe mijn shirt - of technisch gezien, haar eigen shirt - nat werd van haar tranen en ik klemde haar steviger tegen me aan. Ik wilde haar tegen alle kwaad beschermen en momenteel kon ik dat op deze manier doen.

We stonden nog steeds met elkaar in de omhelzing toen er een onnatuurlijk hoge krijs opklonk en direct daarop hoorden we een zware bons die de bladeren deed opwaaien. Toen die weer in een licht geritsel op de grond tot stilstand kwamen, was er verder geen geluid hoorbaar. Alles in de dichtstbijzijnde omgeving hield zijn adem in, wachtend op meer.

Ik keek langzaam op. De spin was verslagen en de mannen die hem hadden bevochten zagen eruit alsof ze bijkwamen van de immense krachtinspanning. Ik zag hoe er een aantal uithijgden, hun handen op de knieën, en Figo krabbelde overeind van de grond, waarna hij zijn kleren schoon sloeg.

Thomas stond op het gigantische lijk en hij keek trots alle kanten op. Ik glimlachte lichtjes om dat opschepperige vertoon. Maar ik was het ermee eens dat hij dat moment zeker verdiende.

Ik keek even naar Luana of ze mijn hulp nog nodig had en haakte me daarna voorzichtig van haar los.

'Wauw,' zei ik. 'Monsters.'

'Monsters,' beaamde Yuri, die net naar ons toeliep. Hij keek me onderzoekend aan. Ik kneep mijn ogen een beetje samen en fronste naar hem, maar toen haalde ik mijn schouders op. Er viel niet veel meer aan de situatie te doen en ik had ook geen boosheid meer in me. Het beest was dood en ik had niks gedaan om te helpen.

Misschien kreeg ik die kans op een ander moment. Het zag er naar uit dat het land vergeven was van dergelijke wezens, dus dat moest mogelijk zijn.

Ik had een piepklein beetje spijt dat ik hem net zo hard schopte, want liep hij nou mank?

'Is iedereen ongedeerd?' vroeg Destin iets verderop en ik keek toe hoe hij zijn wapen nonchalant in zijn broekriem haakte, terwijl hij vragende blikken op een ieder wierp.

'Nee hoor,' zei er een, en anderen mompelden bevestigend of schudden simpelweg hun hoofd.

'Jullie ook?' vroeg hij aan Luana en mij, en hij keek daarbij naar de natte plek op mijn shirt. Ik keek in eerste instantie niet naar hem, maar naar de spin. Het beest was dood, maar zijn ledematen bleven lichtgeven, wat voor een surrealistisch effect zorgde.. Schaduwen werden dieper, maar alles bleef goed zichtbaar. Ik bedacht me niet langer, knikte kort naar Destin en daarna liep ik langs hen heen.

'Wat ga je doen?'

'Voor een fakkel zorgen,' zei ik grimmig. Het monster was een gevreesd wezen en ik had bedacht dat ik mindere monsters afschrikte zodra ik met een stuk lichtgevende poot zwaaide. Bovendien zorgde ik meteen voor een natuurlijke zaklamp, eentje waar beesten juist niet op afkwamen.

Ik vond het wel slim van mezelf.

Niemand hield me tegen, dus de anderen vonden het blijkbaar ook geen slechte gedachte. Toen ik bij een stukje poot van zo'n dertig centimeter lang tot stilstand kwam, bestudeerde ik de haren zorgvuldig. Ondanks mijn grootspraak twijfelde ik kort of ik dat wel wilde vastpakken, maar toen haalde ik mijn schouders op en ik zette mijn verstand op nul. Ik pakte de poot op.

Het stuk zelf was verrassend dun, maar wel buigzaam en het had een perfecte grip. De haren zorgden voor volume en ze voelden vrij stug aan. Hoewel ik aan de olieachtige glans in mijn omgeving zag dat de spin had gebloed, deed hij dat alleen bij zijn gigantische romp en daarmee konden we toch niks. Bij het stuk dat ik vasthad, was er niks wat ik niet aankon en dus eiste ik hem op.
Anderen volgden mijn voorbeeld en al snel was ons groepje duidelijk te zien in de steeds zwarter wordende nacht. Het bleef echter doodstil om ons heen.

Mijn idee werkte.

Er werden niet veel woorden aan het afgelopen gevecht verspeeld. Mijn respect voor de natuur in de Grim was gegroeid. Het feit dat deze spin nooit specifiek was benoemd door mijn metgezellen, zei me voldoende. Hoewel we ons door middel van onze fakkels onder de bescherming van een gevaarlijke illusie hadden geplaatst, moesten we blijven opletten.

Wonden werden verbonden. Niemand was dodelijk gewond geraakt, maar elke man had in meerdere of mindere mate een afstraffing van het beest ontvangen en ik begon nu ook de grootte van het groepje te begrijpen.

Chiel stond het dichtst bij me in de buurt en ik vroeg hem zacht: 'Waren jullie ook met dit aantal richting Mångata vertrokken, of hebben jullie op de heenweg verliezen geleden?'

Het werd me steeds duidelijker waarom ze het noodzakelijk vonden om naar het vijandelijk gezinde buurland te trekken: ze zochten een behandeling tegen wat hun land ook maar teisterde.

Chiel gaf niet meteen antwoord en ik keek hem geschrokken aan. Ik was me nooit gelukt om zover in de Grim te dringen als ze me daar niet toe gedwongen hadden, maar we bevonden ons om die reden intussen zo lang in elkaars nabijheid dat ik karaktertrekken begon te herkennen in de verschillende personen om me heen. Of ik het nou wilde of niet; zij waren met mijn levenspad verbonden.

'Ja en nee,' zei Chiel. 'De dood heeft ervoor gezorgd dat we actie ondernamen, maar we zijn met dit groepje vertrokken.'

'Dit was alleen niet onze eerste poging,' vulde Destin aan, die opdook en me met zijn felle blik aankeek.

Chiel knikte in antwoord en zei: 'Nog niemand is zover gekomen als wij nu. Andere stammen hebben ook pogingen gewaagd, maar wij bezitten een voordeel die zij niet hebben.'

Hij zweeg dramatisch en wees toen op zichzelf: 'Mij.'

'Omdat jij uit Mångata komt,' zei ik. Dat begreep ik.

'Niet alleen dat,' zei hij. 'Geloof het of niet, in mijn tijd in Blauwewater hield ik van lezen en ik wist van het boek.'

'O ja, het boek met de spreuk.' Ik wilde het eigenlijk niet, maar langzaam maar zeker begon mijn gevoel over hun queeste te veranderen en intussen wilde ik ze zelfs wel helpen.

'Waarom hebben jullie ons niet om hulp gevraagd?' vroeg ik na een korte stilte. Ik kon me niet voorstellen dat niemand van mijn familie antwoordde als ze met een dergelijke noodkreet kwamen. 'Was het per se nodig om me te ontvoeren?'

'Dat was niet helemaal gepland,' gaf Destin toe. 'Als ik Luana niet was tegengekomen, hadden we alleen het boek op een onbewaakt moment gepakt en waren we weer verdwenen voordat iemand het doorhad.'

Ik was niet zo zeker van dat laatste, maar omdat het helemaal anders was gegaan dan ze hadden gedacht, liet ik het los.

'Jullie konden het ook gewoon vragen.'

'Lieve Eloïse, als je het nog niet gemerkt had... onze landen zijn vijanden van elkaar.' Destin lachte wreed, maar dat viel me nauwelijks op. Hij had me lief genoemd en ik kon hem alleen maar geschokt aankijken. Het gevoel van zijn lippen op de mijne kwam onbarmhartig bij me naar boven en het zorgde ervoor dat ik zijn resterende woorden wel hoorde maar niet registreerde. Ik probeerde met alle macht mijn gevoelens in te dammen. Momenteel voelde ik liever helemaal niks en dat lukte me bijna.

Hij bekeek mij en mijn sprakeloze houding kort en toen keek hij om zich heen, waar iedereen intussen bepakt en bezakt klaarstond om verder te reizen.

'We gaan weer verder,' zei hij kort en hij leidde ons de weg.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top