Hoofdstuk 18

Din kon de slaap niet vatten op de zanderige vloer. Hij had zijn mantel strak om zijn lichaam geslagen in een vruchteloze poging de kou buiten te houden. Zijn bezoek lag uitgeteld in het bed, weggedoken onder de enige fatsoenlijke deken die de kamer rijk was, lichamen dicht tegen elkaar gedrukt in een reflex tegen de kille nachtlucht die het paleis binnen was geslopen met het ondergaan van de zon.

Din kwam overeind van de vloer. Hij bewoog zich langzaam in de richting van het onaangeraakte eten dat hij tegen de muur op de grond had gezet. Met voorzichtige handen probeerde hij het kunstig bereide gerecht in te wikkelen in de paar servetten die hij van Boba's feestmaal had meegenomen.

'Din?'

Hij keek geschrokken over zijn schouder. Luke was half overeind gekomen in het bed. Hij knipperde de slaap uit zijn plakkende ogen. 'Wat ben je aan het doen?'

Din richtte zich op het eten in zijn handen. Hij vouwde zorgvuldig de punten van de servetten naar elkaar toe tot hij ervan overtuigd was dat het pakketje niet zou gaan lekken als hij het zou wegsteken in de buidel aan zijn riem. 'Ik ga weg.'

Luke zweeg.

'Ik kom terug,' vervolgde Din, 'maar er is iets wat mijn aandacht vereist.'

'Is het iets stoms?'

Hij schudde zijn hoofd. 'Nee, ik – Het is niks eigenlijk.' Hij stond op van de grond, het eten veilig opgeborgen in de buidel aan zijn riem. 'Maak je geen zorgen.'

'Dat is juist het probleem,' Lukes ogen schoten naar de Darksaber die er angstaanjagend onschuldig uitzag op het nachtkastje, 'Ik maak me zorgen.'

'Oké,' Din trok de deur open, erop lettend dat hij Leia niet wekte.

'Oké.'

Het voelde niet goed om de deur achter zich dicht te trekken, alsof hij kansen aan het vergooien was. Maar hij zette door. Hij sloop door de verlaten gangen van het paleis, langs de vertrekken van Boba, langs de slaapkamer van Fennec, door de troonzaal, naar de imposante hangaar waar Boba enkele speeders gestald had staan.

De enorme deuren van de hangaar kreunden bij het opengaan. De nachtelijke kou gleed onder zijn kleren. Een oneindig donker groette hem gretig, nodigde hem uit de stap te wagen. Hij draaide aan de gashendel van de speeder en schoot de nacht in.

De woestijn was geen plek om zich te begeven na het ondergaan van de zon. De wind huilde over de duinen heen, joeg zand in onzichtbare vlagen over het barre landschap. De kou nestelde zich in zijn tenen, drong door tot op het bot. Zijn harnas voelde koud en levenloos, zijn onderkleding nutteloos in een poging nog enige lichaamswarmte vast te kunnen houden.

Hij doofde zijn lichten toen hij in de verte Java's door het verlaten landschap zag trekken. Zijn reis voltrok zich in stilte, zijn doel gelegen achter een horizon die hij niet kon zien.

De nacht was nog jong toen hij het slapende gehucht Freetown binnen gleed op een sputterende speeder. Alle lichten waren gedoofd, de enige straat verlaten en kil.

De wind joeg fluitend tussen de koepelhuisjes door. Hij parkeerde de speeder bij de cantina, duwde het voertuig noodgedwongen het laatste stukje toen de tank volledig leeg getrokken was.

Hij was op zoek naar de leider van het stadje, naar de Marshall en de burgemeester, maar hij wist niet welk van de huisjes aan Cobb Vanth toebehoorde. Hij wist eigenlijk niet meer dan dat hij zich voor de dichte deur van de cantina bevond en de wind steeds harder begon te waaien.

Hij installeerde zich tegen de gesloten deur, half uit de wind, met zijn mantel als een geïmproviseerde deken om zich heen geslagen. De wollige stof stonk naar de dood. Zijn gehavende handen werden gebeten door de kou. Hij sloot zijn ogen en probeerde te vergeten waar hij was.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top