Hoofdstuk 15
Het eerste daglicht diende zich aan in de hemel tegen de tijd dat hij de raffinaderij dicht genoeg had weten te naderen om een eerste plan uit de grond te stampen. Hij maakte een grove inschatting waar in het gebouw Luke vastgehouden werd. Hij probeerde het kantoor van Tjeeto te lokaliseren. Hij bevond zich te ver weg om warmtesignaturen waar te nemen; het beeld werd ruw verstoord door de warmte van de dag. Hij besloot tot de aanval over te gaan nog voordat hij zich zeker genoeg voelde over zijn inschattingen.
Het wachten kwam hem de keel uit.
Gebukt bewoog hij tussen de lage begroeiing door richting de raffinaderij. Hij naderde tot de steile rotswand. Ver boven hem was het eerste bewerkte deel van de rots te zien, het eerste deel van de raffinaderij.
Hij stak zijn arm de lucht in en schoot zijn grijphaak ratelend omhoog. Het touw kwam als een kronkelende slang vrij uit zijn armbeschermer, schoot toen plots strak. De grijphaak bevroor voor een moment in de lucht, kwam toen twee keer zo hard weer naar beneden. De zwaartekracht kreeg vat op het beskar en trok de grijphaak in een rechtere lijn naar beneden. Met veel gekletter kwam de grijphaak in contact met de rotswand. Het materiaal kraste over het natuursteen, bleef toen wonder boven wonder plots ergens achter steken.
Din trok de lijn strak. Hij testte de draagkracht van de haak, zette toen een eerste testende voet tegen de wand.
Hij was niet galant zoals Luke. Hij was robuust en ruw, vertrouwde waarschijnlijk te veel op zijn speeltjes om hem boven te krijgen. Luke zou hem vermanend toegesproken hebben, had hij hem zo bezig gezien. Luke zou als een klein aapje langs de steile wand omhoog hebben weten te klauteren en hem boven hoofdschuddend hebben opgewacht, een lach op zijn gezicht waar Din al tijden het geduld niet meer voor kon opbrengen.
Dat had niet eens echt met Luke te maken.
Hij greep zich vast aan een stukje uitstekende rots. Hij paste zijn voeten op een te smalle richel. Hij wipte de grijphaak los, trok het touw weer helemaal in, leunde net iets te ver achterover – hij voelde het steen wegglijden onder zijn vingers – en schoot de haak opnieuw langs de rotswand omhoog.
Het kon hem niet schelen of ze hem zouden zien, tegen de rotsen geplakt als een misplaatste mot. Het kon hem niet schelen of ze het vuur zouden openen voordat hij helemaal boven had weten te geraken. Zijn plan bestond tot dusver uit een grijphaak, een lichtzwaard waar hij niet mee overweg kon en een speer die onhandig lang was in kleine ruimtes.
Wat kon er nu fout gaan?
Hij werd pas opgemerkt toen hij met veel kabaal door het glas van de kantine heen brak en de keel doorsneed van de eerste de beste trooper waar hij bij kon.
Hij boorde zijn speer in het oog van een commandant, scheidde met de saber hoofden van lichamen. Hij trok als een woedende wervelwind door de kantine heen, het krijsende lichtzwaard verworden tot een lichtgevende waas die uit zijn handen opsteeg. Hij vocht tegen de zwaartekracht die aan het lemmet trok als een zeurderig kind. Hij doorboorde iemands hart zonder het eindresultaat in zich op te nemen – te druk met het verwijderen van zijn speer uit de schedel van de commandant. Hij wierp de speer de ruimte door. Het ding boorde zich zo diep in de nek van de jonge knul die alarm had willen slaan, dat het wapen bij zijn adamsappel weer naar buiten kwam.
Het bloed druppelde van zijn speer, verschroeide op het lemmet van zijn zwaard. Hij verliet de kantine, dook weg in een nis. Twee mannen kwamen lachend de gang door. Hun helmen kletterden op de grond toen ze de ravage zagen. Din had hun kelen doorgesneden voor ze alarm konden slaan. Het gerochel verstomde voor het aan het eind van de gang had kunnen geraken.
De zolen van zijn laarzen plakten. Druppeltjes bloed lekten van het puntje van zijn speer op de betonnen vloer. Zijn zwaard sleepte over de grond, onmenselijk zwaar. Stemmen cirkelden rond zijn hoofd, moedigden hem aan.
Hij bewoog door de gangen, een onheilspellende verschijning die het einde betekende van eenieder die paden met hem kruiste. Hij begroef zijn speer tussen de ogen van een loopjongen, hij hakte de hand af van een poetser voor deze zich had kunnen verdedigen.
Hij daalde de trappen af, drong dieper de raffinaderij binnen. Tot nog toe had hij iedereen weten te ondermijnen voor ze alarm hadden kunnen slaan, maar hij had geen invloed op de gebeurtenissen die zich in zijn afwezigheid voltrokken rondom de ravage die hij had achtergelaten.
Een spoor van dood en verderf volgde hem door de gangen.
Er waren geen getuigen. Niemand kon weten wat de oorzaak was van alle ellende, maar hij wist zeker dat Tjeeto de eindjes snel genoeg aan elkaar zou weten te knopen.
Hij werkte de zware deuren open met de biometrics van het afgehakte hoofd van een officier. Zijn gedachten waren leeg, zijn oren gevuld met het eindeloze gejengel van de Darksaber.
'Din!'
Hij schudde zijn hoofd, verward. Voor hem stond Luke, gescheiden van hem door een hek van energiestralen. De zuster stond ernaast, haar ogen donker van de gedachtewervelingen die zich afspeelden in haar hoofd.
'Din. Wat – Wat is er gebeurd?' Lukes stem was een zacht gefluister.
Hij schudde zijn hoofd. 'Er is geen tijd.' Hij liep naar het controlepaneel. Zijn vingers hadden zich diep begraven in de bloederige krullen van de officier. Zijn speer droeg hij mee op zijn rug door een tekort aan handen. Het bloed trok schijnheilige spoortjes op de rugplaat van zijn harnas. De Darksaber trok schrapend over de grond.
Hij perste het gehavende hoofd van de officier tegen het controlepaneel.
Er gebeurde niets.
Hij staarde niet-begrijpend naar het paneel.
'Din, in naam van de Force, wat heb je gedaan?' vroeg Luke. Hij perste zichtzelf tegen de wand van de cel aan zodat hij hem nog enigszins recht aan kon kijken.
Din drukte het hoofd van de officier opnieuw tegen het paneel, drukte hard genoeg om kraakbeen te horen kreunen.
'Ik kom jullie hier weghalen,' deelde hij mee, toon feitelijk.
Ergens in de verte rommelde het. Schreeuwende stemmen drongen amper door tot de celcomplexen, waren een zacht gefluister dat iets veel ergers aankondigde.
'Din, je hebt een-' Lukes blauwe ogen blonken met verontwaardiging, 'Din, je hebt een hoofd vast.'
Hij duwde de bloedende schedel harder tegen het paneel, alsof brute kracht in dit geval iets uit zou gaan maken.
'Er zit geen romp aan,' verduidelijkte Luke. 'Din, hoe kom je daar aan?' hij vroeg het zachtjes, fluisterend bijna, alsof hij sprak tegen een wild beest dat bij één verkeerde beweging zonder vragen tot de aanval over zou gaan.
'Gevonden,' probeerde Din schouderophalend. Hij liet het hoofd vallen toen een derde brute poging niets uithaalde. Zijn schoenzolen piepten in de plas bloed die op de grond was ontstaan.
'Gevonden?' vroeg Luke met hese stem. Zijn zuster hield zich wijselijk gedeisd, haar priemende ogen haar enige bijdrage aan de conversatie.
'Wat maakt het uit?' vroeg hij. Hij kruiste zijn armen en stelde zich wijdbeens voor de Jedi op.
'We kunnen dit niet onbesproken laten,' begon Luke, 'Din, we kunnen niet doen alsof er niets-'
Din trok de helm van zijn hoofd. Hij draaide het ding om in zijn handen, staarde strak in het donkere vizier. Lukes hoofd zwiepte als een razende weg van zijn gezicht.
Din realiseerde zich dat het hem niet kon schelen of Luke wegkeek of niet. Hij greep de rand van de helm met een hand stevig vast en stak het ding voor zich uit, in de baan van een energiestraal. Er viel een smal gat in het traliewerk van energiestralen.
Luke staarde hem met bange ogen aan. Gelukkig was zijn zus wel ingesteld op vertrek. Ze wrong zich met ingehouden buik tussen de stralen, onder zijn uitgestoken helm, door. Ze knikte naar hem, haar ogen op een punt ergens schuin achter hem gericht. Luke volgde haar voorbeeld na enige weifeling.
'Deze kant op,' deelde Luke mee na een moment zwijgend de ruimte om zich heen te hebben afgetast.
Din plaatste de helm op zijn knikkende hoofd. Hij besloot de rij te sluiten, zwijgend de achterhand op zich te nemen. De punt van de Darksaber sleepte over de grond, het gekras luider dan hun voetstappen.
Ze sloegen hoeken om en daalden trappen af tot Din zwoor dat ze het midden van de planeet waren genaderd tot luttele meters afstand.
Plots stonden ze oog in oog met twee bewapende troopers. Din wierp een blik over zijn schouder, zich ervan vergewissend dat niemand op het punt stond ze van achteren aan te vallen. Hij duwde zich een weg langs Luke en zijn zuster heen en haalde met een ongecoördineerde haal uit naar de oudste van het paar. Hij bracht het zwaard naar achteren om af te rekenen met nummer twee. Zijn hand werd tegengehouden door een onzichtbare kracht. De trooper keek met angstige ogen naar hem op. Hij probeerde iets uit te stoten, verdween toen met waterige ogen de hoek om. Dins saber zwiepte naar beneden. Vonken sloegen van de vloer omhoog. Het beton blakerde zwart.
Er viel een beladen stilte. Voor hem zakte de geraakte trooper levenloos in elkaar. Luke stapte naar voren, passen vastberaden. Hij stak zijn hand naar Din uit. 'Geef me de saber.'
'Wat?'
Geef me de saber, Din. Lukes hand strekte zich naar hem uit, vingers lichtjes gekruld.
Din keek naar het wapen in zijn handen. Hij klemde zijn gehavende vingers steviger om het heft. 'Waarom?'
Je geeft me de saber, drong Luke aan.
Din gaf het wapen aan hem. Hij knipperde verrast, keek toen naar de trooper aan zijn voeten.
Luke doofde het lichtzwaard. 'Je raakt dit niet meer aan,' zei hij. De woorden klonken als een nieuwe wet, een regel waar hij niet langs zou weten te komen.
Din keek langzaam op van de trooper. 'Luke,' probeerde hij, zijn toon wanhopiger dan hij hem bedoeld had. Hij richtte zijn ogen op de Darksaber. Het krijsen was opgehouden zodra het zwaard was gedoofd. 'Ik wilde het niet geven,' stelde hij vast met verbazing in zijn stem, 'Hoe-'
'Dit,' Luke negeerde zijn gesputter. Hij zwaaide met het gedoofde zwaard door de lucht, 'klaar. Je komt er niet meer aan.'
Dins vingers jeukten. Zijn voeten schoven onbewust uit elkaar, zochten houvast op de gladde vloer. Luke had het zwaard getrokken en strategisch tegen de rand van de helm gedrukt voor hij zijn arm richting zijn speer kon bewegen.
'Het zwaard is voor nu van mij.' Lukes ogen waren zwart. In zijn woorden echoden de duizenden stemmen die Din hadden geteisterd, stemmen die in zijn dromen hadden rondgespookt tot ze in chaotische nachtmerries veranderden.
Hij schrok van de pikzwarte ogen die hem nog altijd aanstaarden. Langzaam bracht hij zijn handen omhoog in een gebaard van verstandhouding – een onwillige overgave aan een wezen met de kracht om hem met een vingerknippen samen te persen tot as. Zijn ogen schoten even naar de zuster. 'Welke kant?' vroeg hij uiteindelijk.
Luke haalde opgelucht adem. Hij wees een gang in. Din draaide zich abrupt om en beende voor de tweeling uit.
Ze kwamen niemand meer tegen. Het was alsof de troopers hen actief meden. Din vermoedde dat Luke daar best wel eens achter kon zitten, dat hij uit angst voor verdere confrontaties alle troopers met vriendelijke suggesties in gedachten de andere kant op stuurde.
De deur naar de vrijheid aan het einde van een in de rotsen uitgehakte druppelende gang, werd opgeblazen voor Din er met zijn handen aan kon komen. Hij werd met een enorme kracht naar achteren geworpen. Luke – de bastaard – stapte gracieus uit de weg voor zijn vliegende lichaam. Met suizende oren kwam hij hard op de grond terecht, schoof daar nog enkele ongenadige meters door over het koude beton.
Boba Fett stapte door het opstijgende rookgordijn heen, de raffinaderij binnen. Zwak zonlicht filterde door de dichte wolk die van het smeulende staal opsteeg.
'Ik zei nog wel-' begon Boba zijn relaas. Hij hield een bommenwerper in zijn armen, liet de basis van het wapen op zijn heupgordel leunen om het enorme gevaarte in de lucht te kunnen houden. De woorden kwamen amper boven het suizen van zijn oren uit.
Piepende zolen gleden aan het begin van de gang over de grond. Din rolde zijn protesterende lichaam op zijn buik zodat hij de gang in kon kijken.
Aan het eind stond Tjeeto met achter zich een heel gevolg tot op de tand bewapende Imperials. De simpele troopers van eerder ontbraken, ingeruild voor het zwaarste geschut dat Tjeeto's manschappen rijk was.
'Naar buiten!' riep Boba. Hij richtte zijn bommenwerper op de Imperials, stapte naar voren, langs Luke en de zuster heen tot hij met zijn gestalte naast Dins lichaam stond. 'Gaan, verdomme!' siste hij.
Din krabbelde overeind van de grond. Zijn laarzen glibberden over het beton, glad geworden van het vele bloed waar hij doorheen was gewalst.
Achter hem klonk een enorme knal. Boba zat hem vlak op de hielen, riep dat ze sneller moesten. Din hoorde het plafond boven hem kreunen. De ontploffing duwde een windstoot richting de uitgang.
Hij struikelde over het puin dat op de drempel van de deur terecht was gekomen. Handen grepen zijn cape en trokken hem naar buiten, gorgelend. Luttele centimeters bij zijn voeten vandaan stortte de gang volledig in. Boba liet zijn arm los.
Gruis steeg op uit de ingestorte gang, daalde als een viezige motregen op ze neer. Din rukte de helm van zijn hoofd toen het laatste fijnstof uit de lucht was verdwenen. Hij ademde diep in, dwong lucht zijn pijnlijke longen binnen. Hij duwde zijn gehavende vingers in zijn haren en trok tot het pijn deed, tot hij kalmeerde, tot hij zich op niets anders meer kon focussen dan de pijn in zijn longen en het genadeloze trekken aan zijn hoofdhuid.
'Haar'chak!' zei Boba. Hij tikte onhandig zacht Dins arm aan, alsof hij het gedrag wilde stoppen. Din negeerde de aanraking stellig en hield zijn haren stevig vast tot hij het bekende opstartgeluid hoorde van een blaster. Met een ruk keek hij om naar Boba. De man had zijn wapen getrokken en hield het op Luke gericht.
'Luke Skywalker?' vroeg hij. De woorden kreunden onder zijn woede.
Luke had zijn zwaard getrokken. Hij probeerde zich beschermend voor zijn zuster op te stellen, maar de vrouw stond hem niet toe. 'Fett,' reageerde Luke ijzig.
'Luke. Skywalker?' herhaalde Boba. Hij keek op Din neer. 'Dit is de Luke waarvoor meneer de benen nam?'
Din staarde hem wezenloos aan. Hij kon niet uitmaken of Boba hem op stang probeerde te jagen of een onschuldig grapje maakte. Hij wierp een blik over zijn schouder naar Luke, nam de vijandige houding van de jetti in zich op en besloot onwillig dat hij zich er maar beter mee kon bemoeien voor het allemaal uit de hand zou lopen.
'Heb je Mayfeld gevonden?' hij wist niet of het ging helpen om te proberen de aandacht ergens anders op te vestigen, maar hij kon altijd een poging wagen.
Boba hield Lukes blik vast. 'Bij toeval,' gaf hij toe, 'Fennec is bij hem.'
'En waar zijn ze?' Din stond op. Hij herschikte de mantel rond zijn schouders, bukte zich om zijn helm op te rapen en blies het fijnstof er met zachte adem af.
'Ergens, Din!' Boba hield zijn blaster steviger vast, het ongeduld weerspiegeld in zijn greep. 'Niet hier in ieder geval!'
Din weigerde zich zorgen te maken. Fennec wist zichzelf meer dan aardig te redden. Zelfs Mayfeld zou ze weten te overleven. 'Ik heb mijn schip nodig,' zei hij, de spanning negerend. Hij stapte tussen de getrokken wapens in alsof hij de strijdgrage blikken niet eens opmerkte.
'Je – Je schip?' brieste Boba vol ongeloof, 'Eerst je harnas, dan Luke Skywalker – blijkbaar – en nu nog je schip?'
Luke liet zijn zwaard verrast iets zakken. Boba leek het gebaar op te merken. Zijn ogen schoten een keer Dins kant uit. 'Laat me die handen eens zien,' maande hij.
Din hield zijn armen stug langs zijn lichaam. Hij schudde met gespannen kaak langzaam een keer met zijn hoofd.
Lukes lichtzwaard verdween in het zwarte heft in zijn handen. Boba's blaster wees onschuldig naar de grond. Alle ogen waren nu op Din gericht.
Hij ramde de helm op zijn hoofd. Bloederige vingerafdrukken bleven achter op het glanzende materiaal. Hij bestudeerde de bezorgde blikken vanachter de veiligheid van zijn spiegelende vizier.
'Din?' vroeg Luke zachtjes. Hij nam een behoedzame stap in zijn richting.
De zuster was hem voor. 'Ik wil niemand haasten,' zei ze, 'maar ik denk dat het beter is als we hier niet te lang blijven staan dralen.' Ze was nog niet uitgesproken of de eerste TIE-fighters werden door de raffinaderij uitgespuwd, de heldere lucht in.
Din was niet de eerste om te beginnen met rennen. Misschien was hij zelfs wel de laatste. De blasterkogels boorden zich achter hem in de aarde, namen bomen en struiken mee, vernietigden het woud. Hij sprintte tussen bladerrijke takken door, sprong over omgevallen boomstammen heen. Het geluid van onherstelbare verwoesting vlak achter hem viel weg tegen zijn eigen gehijg. Bloed suisde in zijn oren. Hij rook zijn eigen metalige adem. De geur van bloed nestelde zich in de binnenzijde van zijn helm. Zijn cape was zwaar, doordrenkt met bloed dat niet van hem was, verkoekt tot een stugge plaat met ongelukkige breuklijnen erin.
Hij probeerde bij te blijven, de rest niet uit het oog te verliezen. Maar Luke was te snel, te vluchtig, en zijn zuster leek al even bekwaam, was weldra met hem tussen de bladeren verdwenen. Ook het oranje van Boba's harnas verdween plots als sneeuw voor de zon, aan het zicht ontnomen door dik struikgewas.
De TIE-fighters scheerden vlak boven de boomtoppen langs. De bomen kreunden in de luchtwervelingen. In een moment van relatieve stilte rukte Din de helm van zijn hoofd. Hij klemde het ding strak tegen zijn buik terwijl hij zich op zijn knieën liet vallen. Hij drukte zijn voorhoofd in de vochtige aarde, haastte zich zijn mantel strak over zich heen te trekken tot hij van enige afstand leek op een levenloos gesteente.
Hij hijgde in de grond. De lucht smaakte naar pas omgeploegde aarde en de belofte van vers verbouwde groente. Hij kneep zijn ogen dicht tot hij patronen zag dansen in het donker.
Hij hield zich zo stil mogelijk toen de TIE-fighters opnieuw overvlogen. De gevaartes krijsten terwijl ze door de lucht zeilden.
De bomen bleven heel. De aarde werd niet omver geploegd door een blasterregen. Langzaam stierf het geluid weg, verdween in de verte.
Hij hijgde hard genoeg om duizelig te worden. Hij proefde zand op zijn lippen. Hij voelde de vuile mantel over zijn harnas schuren.
Er ontsnapten warme tranen uit zijn ooghoeken. Ze gleden langzaam naar het puntje van zijn neus, bleven daar even hangen, alsof ze zelf ook twijfelden of ze er wel goed aan deden naar buiten te komen, alvorens ze loskwamen van zijn huid en amper hoorbaar op de bosgrond terecht kwamen.
'Din?'
Hij streek vlug met de rug van zijn hand langs zijn natte ogen terwijl hij overeind kwam, knipperde de laatste tranen wanhopig weg met plakkende oogleden.
Voor een moment was hij vergeten wat het betekende om Mandalorian te zijn. Voor een moment was hij vergeten hoe het was om iets voor te stellen.
De eeuwige frustratie kwam in alle hevigheid terug.
'Wat?' snauwde hij.
Luke hield een hand naar hem uitgestoken. Er stond een denkrimpel in zijn voorhoofd gegraveerd. Hij leek iets te overwegen, zijn mond al half open in de vorm van een eerste woord. 'Niks,' besloot hij met een licht schouderophalen. 'Ik denk niet dat je het wil horen, eerlijk gezegd.'
Din negeerde de hand, kwam op eigen kracht uit de aarde omhoog. Waarschijnlijk wilde hij het inderdaad niet horen. Hij wilde al een hele tijd niets meer horen. Eigenlijk wilde hij al een hele tijd helemaal niets meer.
'Ze hebben je schip,' deelde Luke mee, 'Mayfeld en Fetts vriendin hebben hem voor je gehaald.'
Din knikte, niet wetende wat te zeggen.
'Je hebt goede vrienden,' merkte Luke op, alsof hij de stilte die Din probeerde uit te stralen niet langer kon verdragen. 'Weet je dat?'
Din had eerlijk gezegd geen idee of hij dat wist, of hij zich er bewust genoeg van was. Hij wist niet eens dat hij deze mensen vrienden mocht noemen. Hij had nooit vrienden gehad.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top