Hoofdstuk 9. Een onverwachte hand
J U N E
Een week later
Als een echte zwerver slenter ik over de straten heen. Blikken priemen in mijn rug. Ze halen hun neus op bij het aanzicht van mijn vieze kleding, ongekamde haren en magere lichaam. Ik houd mijn hoofd laag en frunnik zenuwachtig aan mijn dunne shirt. Ik hou er niet van om in het middelpunt te staan. Het liefst verdwijn ik naar de achtergrond en word ik één met mijn omgeving. Echter gaat dat lastig als je erbij loopt zoals ik.
Mijn maag maakt rare geluiden, smekend om gevuld te worden. Al drie dagen heb ik niet gegeten. Hoewel ik tijden heb gehad waar het langer duurde voordat er weer een hap door mijn keel ging, maakt het de situatie van nu niet minder vervelend of makkelijker. Ik zou er alles voor over hebben om ook maar iets te mogen eten momenteel. Mijn mond en keel voelen droog aan. Ik kan het beste naar een openbare toilet gaan en daar water drinken. Of het drinkwater is? Geen idee.
Ik probeer verschillende voorbijgangers te stoppen om te vragen waar een openbare toilet is. Maar iedereen kijkt mij vies aan en loop dan met een grote boog om mij heen. Ze denken vast dat ik aan het bedelen ben. Teneergeslagen laat ik mezelf op een bankje zakken.
Het is druk in de overvolle straat. New York is een stad waar mensen nooit rust nemen. Sommige lopen voorbij in dure maatpakken en lakschoenen op weg naar hun werk, terwijl andere feestgangers zijn die terug komen van een wild avondje stappen. De nacht hield hun niet tegen. Het bekijken van de verschillende voorbijgangers houdt mij zo een tijdje bezig.
'June?' De warme en bekende stem doet mij opschrikken.
Mijn ogen schieten omhoog en ik kijk de vrouw voor mij aan. De vrouw die voor mij staat herken ik gelijk. De enige waarmee ik echt een vorm van contact mee heb gehad in deze stad. Hoe groot is de kans dat je iemand die je één keer kort gesproken hebt nog een keer ontmoet in zo'n grote stad als New York.
'Mille,' mijn stem is zacht en komt kwetsbaar over.
Mille zet haar zonnebril op haar hoofd en haar stralende blauwe ogen kijken mij opgewekt aan. Echter verandert haar opgewekte blik al snel in een bezorgde als haar ogen mij scannen. Met een bezorgde stem zegt ze: 'Oh lieverd, die avond dat we elkaar ontmoete is het mij niet opgevallen dat je zo mager bent. Gaat alles wel goed?'
Ik voel tranen opkomen en mijn keel wordt dik. Nog nooit heeft er iemand zo om mij gegeven. Maar ik laat de tranen niet de baas worden, niet nogmaals, en druk ze weg.
'Ik-,' mijn stem sterft weg. Simpel weg, omdat ik haar de reden niet wil vertellen. Niet kán vertellen. Mille heeft haar eigen leven.
'Kom. Ik trakteer op een lekker stevig ontbijt,' zegt ze als ze merkt dat ik me ongemakkelijk voel.
Mille pakt mijn hand vast en trekt me voorzichtig met haar mee waarnaar ze haar zonnebril weer voor haar ogen schuift. Haar hand zit losjes om mijn vingers geklemd. Alsof ik van porselein gemaakt ben en met uiterste discretie behandeld moet worden.
'Er zit hier een leuk café in de buurt die heerlijke ontbijtjes maakt.'
Overrompeld laat ik me meetrekken door Mille. Een gratis stevig ontbijt kan ik niet weigeren. Wie heeft deze geweldige vriendelijke vrouw opgevoed? Ondanks dat ze geen idee heeft wie ik ben helpt ze me alsnog. Voor hetzelfde geld ben ik een wraakzuchtige moordenaar. Dat laatste is eigenlijk niet helemaal een leugen.
Mille haar lange blonde golvende haren vallen over haar schouders heen. Haar gebroken witte pantalon en blazer zitten als gegoten om haar lichaam heen. De zwarte zonnebril die haar fijne gezicht siert, die er overigens erg duur uitziet, verstopt haar ogen. De vorige keer was ik veel te overstuur om te zien dat ze er zo.. goed uitziet. Haar uiterlijk en zelfvertrouwen straalt uit dat ze haar zaakjes op orde lijkt te hebben. Maar goed, schijn bedriegt. Wie weet zit ze tot over haar oren in de schulden.
De rare blikken van voorbijgangers ontgaat mij helaas niet. Mensen vragen zich vast af wat zo'n mooie vrouw met een slons als ik doe. Mille lijkt het totaal te ontgaan en stoort zich niet aan alle blikken die voorbijgangers op ons werpen.
Na amper vijf minuten te hebben gelopen stappen we een schattig cafeetje binnen. Het café is ondergedompeld in een rustgevende vintage stijl. De hoeveelheid planten zorgt er bijna voor alsof ademen hier makkelijker gaat. Maar dat komt waarschijnlijk door de rust die het café over mij heen laat komen en de gedachte dat ik eindelijk wat ga eten.
We gaan aan een tafeltje in een hoek zitten. Mille doet haar zonnebril af en bergt die zorgvuldig op in haar handtas. Haar blauwe ogen ontmoeten mijn blik weer waarnaar ze me een bemoedigende glimlach schenkt.
'Ik bijt echt niet hoor,' grapt ze, 'bestel asjeblieft alles wat je graag wil. Nogmaals, ik trakteer.'
Haar vriendelijkheid overvalt me enorm. Sinds dat ik als een klein meisje op straat ben gezet heb ik dat nooit meer gekend. Hoewel ik me niet meer veel kan herinneren van het leven dat ik had voordat ik op straat belandde, weet een groot deel van mij te zeggen dat ik gelukkig was.
Toen ik nog een klein meisje was had ik een grote glimlach op mijn gezicht staan.
Maar uiteindelijk groeide ik op.
De glimlach werd niet groter of bleef hetzelfde.
Nee.
Hij werd alsmaar kleiner en kleiner en uiteindelijk.. uiteindelijk was mijn lach weg.
Vervaagd.
Het kleine meisje keek naar de toekomst. Ze zag niet meer haar gelukkige zelf.
Nee.
Ze zag een tiener die al voor te lang gevochten had. Een tiener die niet meer sterk kon blijven.
Het gelukkige meisje? Die was er niet meer. Ze was simpelweg ouder geworden en veranderd in een ander persoon. Anders gemaakt door haar nare situatie.
De hand van Mille die voor mijn ogen wappert doet me opschrikken uit mijn gedachten. Ze rijkt me de menukaart aan. Ik glimlach voorzichtig waarnaar ik de kaart aanpak. Ik vouw de kaart open. Mijn ogen scannen de menukaart en vallen al snel op 'Paris ontbijtje'. Bestaande uit een grote mok koffie of thee, een stokbrood met jam en boter en daarbij nog een croissant of pain au chocolat. Mijn keuze is al snel gemaakt en tevreden klap ik de menukaart dicht.
'Mooi, dan kunnen we bestellen. De trek is me inmiddels wat teveel geworden,' zegt ze.
De woorden steken. Uiteraard zal ze het niet zo bedoelen, maar toch voelt het vervelend dat ze zeurt over trek terwijl ze hoogstwaarschijnlijk een heerlijke grote avondmaaltijd heeft gehad gisteren. Ik besluit de woorden maar langs me heen te laten gaan. Ze betaalt overigens een ontbijt voor me! Ik glimlach naar haar om de woorden. De pijn weglachen, mijn persoonlijke hobby.
* * *
Nadat mijn buik goed gevuld is en mijn keel niet meer droog aanvoelt stappen we het café uit. Mille zet direct weer haar dure zonnebril op als de eerste zonnestraal op haar gezicht schijnen. Ik daarentegen heb geen zonnebril en knijp mijn ogen samen tegen het felle licht.
'Ik vond het hartstikke gezellig met je, June. Laten we dit snel nog is doen.'
Ondanks dat Mille eigenlijk de enige was die volluit aan het kletsen was over haar leven, schijnt ze een gezellige tijd te hebben gehad.
'Ja,' prevel ik.
'Nu moet ik toch wel echt gaan om te werken helaas. Zie ik je snel weer?'
Ik knik en Mille geeft me nog een vlugge afscheidsknuffel. Ze glimlacht naar we waarna ze zich omdraait en zich bij de voorbijgangers voegt. Ze kijkt nog één keer om en zwaait kort. Ik zwaai voorzichtig terug en kijk haar na totdat ze is verdwenen tussen de mensen. Één geworden met de overvolle straat.
Hoe is ze van plan om nog een keer af te spreken? Ze heeft niet gevraagd om mijn nummer, niet dat ik die heb. Ze is dat vast vergeten te vragen in haar enthousiasme. De kans dat ik haar nóg een keer ga tegenkomen in deze stad is nihil. Misschien is het ook wel beter zo. Ik wil andere niet opzadelen met mijn problemen. Nog heel even blijf ik staan om me daarna ook samen te voegen met de voorbijgangers.
Plots voel ik een stevige greep om mijn bovenarm. Verschrikt draai ik me half om en kijk ik in een paar diepgroene ogen. Ze staan met een ernstige blik en scannen mij van top tot teen. De mensen om ons heen laten geïrriteerde geluiden horen, omdat we de boel ophouden. Ze duwen langs ons heen.
'June?' De man met zwart haar dat warrig zit en prachtige groene ogen kijkt mij strak aan. Zijn scherpe kaaklijn staat gespannen.
'Wie ben jij? Laat me los,' mijn stem komt zwakker over dan dat ik wilde. Ik wil niet dat hij mij aanraakt. Beelden van Jacob vliegen voor mijn ogen en mijn ademhaling begint te versnellen. Ik probeer mijn bovenarm uit zijn greep los te trekken, maar de greep is te sterk.
-
Sorry dat ik jullie zolang heb laten wachten op een nieuw hoofdstuk. Het was niet de bedoeling om in de vakantie niet te gaan schrijven, maar ik kon het helaas echt even niet opbrengen. Ik ben weer terug :)
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top