Hoofdstuk 2. De 'verhuizing'

J U N E

Rusteloos dwaal ik de straten af. De dood van de akelige man zit mij niet helemaal lekker. Het voelt niet zo goed zoals ik gehoopt had, alleen het was een noodzakelijke handeling. Maar het is een onomkeerbare daad en mijn prioriteit is nu om zo snel mogelijk uit deze stad te verdwijnen.

Een windvlaag trekt op wanneer ik het drukke perron opstap. De wind streelt geruststellend door mijn haren heen, ondanks de koude tocht die het met zich meebrengt.

Op het perron houd ik mijn omgeving nauwlettend in de gaten. Sommige mensen hebben duidelijk haast en zoeken verwilderd naar de juiste trein. Terwijl anderen juist rustig op een bankje zitten te lezen of voor zich uit kijken. Ik spot een zwerver die naast een prullenbak uit de wind is gaan zitten. Hij bestudeerd de drukte, net als ik. Op datzelfde moment vertrekt er bijna een trein. Een aantal reizigers springen nog net op tijd erop, waarna hij vertrekt na een laatste signaal.

Het is lastig om door de mensen massa heen te kijken. Plots spot ik een vrouw die onschuldig over het perron loopt. Haar portemonnee steekt uit haar schoudertas en ligt perfect voor het grijpen. Dat is niet zo handig van haar. Snel begin ik naar mijn volgende slachtoffer te lopen en per ongeluk bots ik tegen de vrouw op. In een snelle beweging grijp ik naar haar portemonnee.

'Sorry mevrouw! Mijn fout,' excuseer ik mezelf. 

De vrouw kijkt nietsvermoedend en verbaasd naar mij op. Voordat ze kan reageren op de situatie loop ik door. Zodra ik het hoekje om ben kijk ik nieuwsgierig naar de buit. Twee briefjes van tien. Niet slecht. De rest van de inhoud is onbruikbaar, dus gooi ik de portemonnee in een prullenbak nadat ik de twee briefjes van tien eruit gevist heb. Nu kan ik gemakkelijk een treinkaartje kopen en hoef ik niet zwart te rijden. De kans dat ik voor zwartrijden opgepakt wordt is nu nihil. Iets dat ik momenteel ten alle tijden moet zien te voorkomen.

Met het gekochte kaartje voor een enkele reis stap ik de trein in en ga ik zitten. Nu al mijn zaken zijn opgeruimd in deze stad kan ik eindelijk verdwijnen en weer opnieuw beginnen.

* * *

Vanaf alle kanten werpen mensen vreemde blikken mijn kant op terwijl ik door de stad loop. Mijn kleren hangen dan ook als lappen stof losjes om mijn magere lichaam heen en mijn schoenen hebben hun beste tijd wel gehad. Mijn vettige ongekamde haar hangt futloos langs mijn gezicht. Maar het deert mij niet wat anderen van mij vinden. Ik loop in een snelle pas door de straten heen. Wat moet ik nu? Ik grijp naar mijn zak en kijk naar de overgebleven elf euro in mijn handen. Misschien is een hotelletje vinden nog zo slecht niet. Dan kan ik even een goede douche nemen en een nachtje goed slapen.

Ik begin weer te lopen en dit keer met een doel. Na een stuk gelopen te hebben kom ik terecht in de mindere buurt. De huizen hebben een grote achterstand vergeleken met de buurt waar ik mij net bevond en de straten worden overduidelijk niet onderhouden door de gemeente. Alsof ze deze wijk hebben opgegeven en de inwoners aan hun lot hebben overgelaten. Plots spot ik een klein hotelletje. Het hotel ziet er niet al te best en goedkoop uit. Perfect. Ik betreedt het hotel en kijk uit naar een receptie.

'Goedemiddag mevrouw..?,' klinkt er een kalme stem vanaf, wat lijkt op de receptie.

'Ik heb geen achternaam. Je kan me June noemen.'

De mollige man kijkt enigszins achterdochtig naar mij op. Zijn donkergroene ogen scannen mij van top tot teen om vervolgens mijn ogen weer te ontmoeten. Het is lang stil totdat hij vraagt: 'Wat kan ik voor u doen?'

'Wat kost een eenpersoonskamer per nacht hier?' Ik ontwijk zijn achterdochtige ogen en kijk naar de ouderwetse sleutels die achter de man staan opgesteld. Mijn ogen glijden over de rest van de kleine ruimte heen. Het behang bladdert van de muren af en op sommige plekken zie je sporen van lekkage. Op de receptie na staat er verder niks in de ruimte.

'Tien euro per nacht exclusief ontbijt,' zegt de man.

Ik zucht opgelucht. Dat kan ik wel betalen als ik overdag ga werken. Nu is een baan vinden in deze kleding niet heel gemakkelijk, maar dat is een probleem voor later. Gelukkig ben ik de straten al gewend. Ik kan voor nu in ieder geval één nacht betalen.

'Dan zou ik graag een eenpersoonskamer voor één nacht willen boeken,' zeg ik terwijl ik acht euro op de toonbank leg.

De man pakt het geld voorzichtig op en geeft mij vervolgens een sleutel van kamer drieëntwintig.

'Je loopt hier rechts van de receptie de hal in en aan het eind sla je links af. De eerste deur aan uw linkerhand is kamer drieëntwintig. Ik wens u een fijn verblijf.'

De instructies zijn simpel, maar duidelijk. Alleen in plaats van naar de kamer te lopen loop ik naar de uitgang van het hotel. Ik heb geen baggage om in de kamer de dumpen en heb er naast slapen en douchen niks te zoeken.

Zodra ik buitensta loop ik richting de eerste en beste snackbar die ik zie. Misschien zoeken ze hier nog mensen. Ik loop de vrijwel lege snackbar in en begroet een medewerker.

'Kan ik iets voor je doen?' De medewerker stopt met vegen en houdt de bezem in één hand vast.

'Ik vraag mij af, zoeken jullie nog mensen?'

De medewerker trekt een wenkbrauw omhoog en kijkt mij sceptisch aan. 'Niet vandaag,' zegt de medewerker en gaat vervolgens verder met vegen.

Het is de eerste afwijzing van vele andere afwijzingen. Uitgeput en teneergeslagen keer ik terug naar het armoedige hotel.

Zuchtend laat ik mezelf op het bed vallen. Hoewel het matras hard is ziet het er verder schoon uit. Deze nacht moet ik koesteren, want de kans dat ik nog een nacht in een 'normaal' bed kan slapen is klein. Een lekkere warme douche is misschien wel een goed idee nu het nog kan.

Ik sta op en kleed mij uit om vervolgens de douchecabine in te stappen. Het kleine badkamertje is op het eerste oog nog verbazingwekkend schoon. Ik draai de kraan open en laat een kleine gil horen zodra het water in aanraking komt met mijn huid. Een warme douche kan ik wel vergeten.. dit water is koud en gaat niet warmer worden.

Wat ga ik nu doen? Werk vinden gaat onmogelijk worden met de kleren die ik nu draag en het kapsel dat mijn hoofd nu 'siert'. Geld stelen? Nee, dat doe ik niet graag. Hoeveel zin heeft het om dezelfde handelingen te herhalen die ik eerder in de andere stad ook deed. Dat leidde tot niets goeds.

De koude waterstralen halen mij uit mijn gedachtenspinsel en snel grijp ik naar de fles met zeep. Terwijl ik in een rap tempo mijn lijf en haren was leiden mijn gedachtes weer een eigen leven. Was het maar nooit tot zover gekomen.

Ik draai de kraan dicht en stap de douchecabine uit. De ruwe handdoek wikkel ik om mijn lichaam heen terwijl ik de kamer met het harde bed erin weer instap. Ik maak mezelf droog en trek mijn vieze kleren weer aan om vervolgens in het schone bed te gaan liggen.

Een tijd lang staar ik wezenloos voor mij uit naar het plafond toe. Inmiddels is het buiten pikdonker. Een poosje later val ik in een rusteloze slaap.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top