Hoofdstuk 17

Ineens is het doodstil rondom ons. De beide bootjes liggen in het kabbelende water alsof er niets is gebeurd. Alsof we niet net bijna onze levens hebben verloren. Alsof ik niet net een tomaat van een sirene heb gekregen.

De roeispanen liggen stil, maar we bewegen toch, in de richting van de zon. Een sterke onderstroming sleept ons mee zonder dat we daar iets aan kunnen veranderen.

Ik staar naar het rode ding in mijn hand en peins over het vraagstuk of het nou een vrucht of een groente is. De uiterst cruciale vraag moet wachten als Nettie opnieuw gilt. Ik kijk vlug in het water of er dit keer misschien hippocampussen zijn, maar als ik haar zie wijzen volg ik haar blik en schrik.

De horizon ... Die is er niet meer.

De zon, waarvan ik dacht dat die nog heel ver weg was, komt nu op een rap tempo dichterbij. Hij groeit niet en ik voel ook geen warmte.

Op een kleine vijftig meter afstand – geen idee hoe ik dat weet want er is in geen velden of wegen een meetlint te bekennen – ontdek ik dat de zon niet driedimensionaal is, maar een tekening. Een vrolijke kindertekening. Uitvergroot en opgehangen aan een wand van lichtblauw geschilderde planken.

Als we dichterbij komen grijpt Keiranulnulzeven mijn hand vast en zegt verstikt: 'Het was goed je gekend te hebben.'

Ik zie het nu, waar we op af stevenen. Het gapende gat, de afgrond, de bodemloze kloof. De zee-die-geen-zee-is stopt vier armlengtes of twee beenlengtes voor de getekende zon en stort daar omlaag.

Ik voel mijn hart kloppen in mijn keel. Het is pijnlijk en ik kuch een paar keer. Ik draai me om en zie Nettie en de man waarvan we nooit de naam zullen weten, hand in hand op het bankje van de boot zitten. Hun roeispaan drijft naast hen in het water. Net iets sneller dan de boot.

Ik volg de houten stok met mijn ogen tot tranen mijn blik vertroebelen. Is dit het einde? Maar ik ben nog zo jong. Er zijn nog zoveel appelsoorten die ik nog niet geproefd heb. Zou ik ooit een gave hebben ontwikkeld? Zouden mijn ouders ooit het café aan mij hebben overgedragen? Zou ik ooit hebben ontdekt waarom ik door de boyband was ontvoerd? Waarom heb ik die tomaat nog steeds in mijn hand?

Geen van deze vragen krijgt een antwoord.

Voor mijn ogen stort de roeispaan over de rand en dan wij ...

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top