Hoofdstuk 15
Ik schraap met mijn vingers wat appelmoes uit een van mijn jaszakken en eet dat op. Het helpt nauwelijks om de honger te stillen, maar aangezien er geen hengel is kunnen we niet vissen.
Nettie wiebelt een beetje heen en weer en neuriet een deuntje over varen. Ik wil net opperen dat ze harder moet gaan zingen, want dat kan ik namelijk niet, als mijn oog valt op een stip in de verte. De stip wordt groter en groter en is op een gegeven moment geen stip meer, maar een ander bootje.
Een bootje met twee passagiers. Twee mannen die met geheven zwaarden op elkaar in staan te hakken.
Ik kijk naar Nettie, Nettie kijkt naar mij en allebei hebben we grote ogen.
Ze fluistert me toe, alsof iemand ons zou kunnen horen: 'Waarom zijn die mannen aan het vechten?'
En ik antwoord: 'Geen idee, maar is die rechter niet jouw date van laatst?'
Nettie buigt zo ver ze kan naar voren en roept dan keihard: 'Hé!'
De mannen stoppen meteen met vechten en als ze ons zien beginnen ze te zwaaien. Onze boot ligt op een ramkoers met de andere, maar net voor ik denk dat we straks alleen een stapel planken over zullen hebben remmen we af.
De man waarmee Nettie een afspraak had en die volgens haar verdween door een muur in ons café, springt met een bewonderenswaardige sprong in ons bootje. We wiebelen vervaarlijk en ik grijp beide kanten van het boeisel vast. Als ik opkijk zie ik dat de wapens, waarvan ik eerst dacht dat het zwaarden waren, roeispanen zijn. Ik kijk opzij naar de tweede man in de andere boot en ontdek dat het helemaal geen man is, maar een vrouw.
Een vrouw in een piratenoutfit. Ze heeft zelfs een tricorn hoed. Een grijze veer steekt vier omhoog.
'Lowa!' roept ze blij en mijn mond valt open.
'Eh ... ken ik u?'
'Ik ben het, Keiranulnulzeven.'
Naast me fluistert Nettie: 'Was dat niet een wolf?'
Ik roep hardop: 'Was jij niet een wolf?'
Keiranulnulzeven roept terug: 'Ik was een wolf, maar nu niet meer. De volle maan is weer voorbij. Heb je die niet gezien?'
Verward schud ik mijn hoofd. Ik probeerde te slapen afgelopen nacht, maar tijdens de zoektocht naar een boot heb ik niet op de lucht gelet. Nu staar ik omhoog, maar uiteraard is er geen maan te zien. Is Keiranulnulzeven een weerwolf?
'Kom jij bij mij in de boot? Ik geloof dat we nog een klein stukje moeten?'
De bootjes zijn klein, eigenlijk maar bedoeld voor twee personen en omdat Netties date niet van plan lijkt op te stappen sta ik op. We wiebelen een eind raak en meermaals denk ik dat iemand van ons over de rand zal vallen. We houden elkaar allemaal stevig vast, tot ik in theorie met een redelijke stap in de andere boot zou moeten kunnen stappen.
De theorie moet nog even wachten als er plots iets met een flinke bonk tegen de onderkant van de boot beukt.
Nettie gilt, de man propt iets in zijn oren en ik bevries met één been in de lucht.
'Vlug, Lowa, spring. We moeten hier zo snel mogelijk weg zien te komen, anders worden we omsingeld.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top