Hoofdstuk 13
Het is de vrouw uit het café. Die ene die vandaag de hele dag heeft zitten wachten en een blauwtje heeft gelopen. Ik heb medelijden met haar en roep: 'Wil je een appel?'
Ze steekt beide handen in de lucht, maar ik denk niet dat ze wil dat ik de mand die op mijn nachtkastje staat boven haar hoofd leeg kieper. Haar lippen bewegen, maar ik versta niet wat ze zegt.
'Wacht, we komen naar beneden.'
Zodra ik aangekleed en wel beneden ben – Keiranulnulzeven drentelt om me heen – en de vrouw heb binnengelaten hoor ik eindelijk wat ze zegt.
'Er hing een briefje aan mijn deur.'
Ze klinkt buiten adem en in haar ogen lees ik vrees.
'Er stond op dat ik een boot moest nemen, maar er is hier in kilometers omtrek geen water te bekennen. Waar vind ik een boot? Kun je me helpen?'
Ik heb geen flauw idee waarom ze naar mij is gekomen met dit probleem. Ik heb net een avontuur beleefd en eigenlijk wil ik gewoon mijn kussen weer opzoeken om mijn neus erin te stoppen. De waterige laagjes vocht in haar onderste oogleden trekken echter aan mijn hart en voor ik mezelf kan tegenhouden zeg ik: 'Welja, wij gaan wel met je mee. Laat me even mijn jas pakken.'
Ik trek mijn groene winterjas van de kapstok, vul de zakken met alle appels die ik in de keuken kan vinden en gezamenlijk wandelen we het café uit.
Het is midden in de nacht, de regen is gestopt, de Melkweg zwaait ons boven onze hoofden uit en ik laat het aan Keiranulnulzeven over om de route te bepalen. De wolf steekt haar neus in de lucht en ik zie haar neusvleugels trillen als ze diep inademt. Dan zet ze het met een sprong op een hollen en wij kunnen niets anders doen dan haar volgen.
Bij het eind van de straat roep ik hijgend: 'Hoe heet je eigenlijk?'
Halverwege de volgende straat antwoordt de vrouw, net zo buiten adem: 'Nettie. Nettie S. von Wattpad.'
'Oh, ben je toevallig familie van Watty?'
'Ja, dat is mijn neef!'
We zien de grijze vorm van Keiranulnulzeven in de verte verdwijnen in wat lijkt op een pakhuis. Voor de deur houden we beiden halt. Ik zweet me te pletter in mijn dikke winterjas, maar tijd om hem uit te doen heb ik niet. Nettie duwt de half open staande deur opzij en knalt vervolgens keihard tegen een stenen muur aan.
Kreunend van pijn wijkt ze achteruit, haar handen drukt ze tegen haar gezicht en onder haar handpalmen druipt een stroompje bloed omlaag.
'Nettie!' Geschrokken staar ik van de gebukte figuur naar de muur achter de deur die verdacht veel lijkt op de muur achter het gordijn in het café. Langzaam strek ik mijn hand uit, maar mijn vingers voelen enkel koud steen als ze de muur raken. Houden mijn ogen me voor de gek? Ik zag toch echt de wolf door deze opening verdwijnen.
Ik zet mijn schouders tegen de muur, maar hoe ik ook duw, ik kom er echt niet doorheen.
Nettie kreunt inmiddels niet meer en als ik omkijk knijpt ze met een sip gezicht haar neus dicht. Er zit een rode schram op haar voorhoofd en rondom haar lippen is het roodgekleurd.
'Je lijkt wel een vampier.'
'Dankjewel,' antwoordt ze nasaal. Ze wijst naar de muur. 'En nu?'
Ik ren een rondje om het pakhuis, dat verrassend klein is van dichtbij, maar er is geen andere deur. 'Misschien heeft het te maken met momentum?' opper ik als ik weer naast Nettie sta, die ergens een tissue vandaan heeft gehaald en twee helften in haar neusgaten propt.
'Hoe bedoel je?'
'Nou, dat we er met genoeg vaart wel doorheen kunnen komen. Keiranulnulzeven rende er tenslotte ook doorheen.'
Nettie gebaart met een brede armzwaai naar de muur, alsof ze wil zeggen: aan jou de eer.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top