Hoofdstuk 11
Het belletje boven de deur rinkelt nog tien keer voordat hij eindelijk binnenkomt. Op zijn dooie akkertje, alsof hij niet drie uur te laat is.
Hij schuift aan tafel aan en plukt meteen een punt boterkoek uit de lucht. Met zijn mond vol zegt hij: 'Wat ik nu toch heb beleefd. Moet je horen.'
Eigenlijk heb ik geen zin in een excuus, maar omdat ik hem niet kan tegenhouden haal ik diep adem en plaats mijn ellebogen op tafel. Met mijn kin in mijn handen kijk ik hem vervolgens verwachtingsvol aan.
'Ik verliet mijn huis, zoals elke morgen. Ik woon in een appelboomgaard. Je wilt niet weten hoe gevaarlijk het daar is, dus ik haastte me over het kiezelpad naar de weg met rijtjeshuizen. Mijn richtingsgevoel is niet bestaand en dus gebruik ik altijd de AI op mijn telefoon om me te brengen waar ik moet wezen. Het is een aardige kerel, daar niet van, hij doet vreselijk zijn best om mijn dag zo origineel mogelijk te maken. Wist je dat hij volledige steden kan verzinnen? Daar brengt hij me dan naartoe.'
De frons in mijn voorhoofd moet op de Grand Canyon lijken, want ik heb werkelijk geen idee waar hij naartoe wil. Toch luister ik, want zijn stem heeft een prettig timbre.
'Ik noem mijn AI vaak Bob. Dus ik zei: "Bob, we moeten vandaag naar het café waar je me gisteren bracht. Ik heb een afspraak en wil daar tegelijkertijd een sandwich kopen." Uiteraard gingen we links waar we rechts moesten en rechts waar de route linksaf wees, maar dat geeft niet. Moment, ik moet even naar de wc.'
Hij staat op en slalomt tussen de slinger fruit en broodjes door tot hij verdwijnt achter een gordijn bedrukt met klokhuizen.
Ik vul de tijd die ik moet wachten met het prikken in en opeten van een pistoletje met kaas. Hij blijft lang weg. Zo lang dat ze serveerster, die na een wasbeurt haar taken weer op zich heeft genomen, drie keer langs is geweest om te vragen of ik echt niet liever appelsap wil dan thee.
Mijn date, die ik in gedachten ook maar Bob noem, komt niet meer terug.
Serveerster Lowa neemt de tafels af wanneer mensen naar huis gaan en als de klok aan de wand toont dat ik in totaal zeven uur heb stilgezeten in het café, geeft ze me een duwtje. 'Je moet gaan, we gaan sluiten. Wil je een appel mee voor onderweg?'
Ik kijk om haar heen naar het gordijn en zeg: 'Ik denk dat er iemand verdwaald is geraakt onderweg naar de wc. Mag ik nog even kijken?'
Lowa kijkt me verbaasd aan. 'We hebben helemaal geen wc.'
'Ook niet achter dat gordijn?'
Ze volgt mijn blik. 'Achter dat gordijn is niets, gewoon een muur. Wil je het zien?'
Ik raak helemaal in de war als ze me voorgaat naar de hoek van het café en het klokhuisgordijn opzij trekt. Erachter is inderdaad een muur. Bruine opgestapelde bakstenen met grijze voegen.
'Déjà vu,' fluister ik.
Ik raak de stenen aan met mijn vingertoppen en onderdruk een rilling.
Voor ik iets kan zeggen laat Lowa het gordijn weer los en dan duwt ze me het café uit. 'Fijne avond en tot de volgende keer!' roept ze me toe en knalt de deur dicht.
De zon zakt achter de huizen en donkere wolken pakken samen boven mijn hoofd. Ik tel tot elf en dan valt de eerste dikke waterdruppel op mijn voorhoofd. Mijn maag gromt want vanwege de spanning heb ik niet meer gegeten dan dat ene pistoletje. Ik zet het op een rennen zodra de hemel besluit dat één druppel niet genoeg is.
Klets klets klets. Mijn voeten maken een plonzend geluid terwijl ik ren in de richting van mijn huis. Al snel ben ik buiten adem en hijgend rem ik af. Ik buk, plaats mijn handen op mijn knieën en baal als een stekker wanneer daardoor de appel uit mijn jaszak valt. Hij rolt de straat af, steeds verder en verder, tot hij uiteindelijk wordt tegengehouden door een harige grijze poot.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top