Hoofdstuk 10
De wolf heft haar kop en stoot een langgerekte huil uit. Dan zet ze het op een rennen en voor ik het weet is ze verdwenen.
Daar sta ik dan, op het strand met de duizenden stemmen, naast een draak die weer in slaap is gevallen. Misschien moet ik ook maar gaan. Mijn ouders zullen zich wel afvragen waar ik ben.
Ik staar naar de kop van de draak die in het licht van de ochtend duidelijk blauw is en mijn gedachten schieten naar de jongen die nu vertoeft in diens maag. Is hij al verteerd? Het is jammer van de autosleutel. Nu moet ik een lift zien te vinden. Op de rug van de draak stappen durf ik niet nog een keer. Stel je voor dat hij me naar weer een andere wereld brengt en dat ik daar vast kom te zitten. Droom of niet. Ik neem liever geen onnodige risico's.
Ik klop het slapende beest een laatste keer op zijn kop. 'Ik ga je missen, draakje. Bedankt voor dit avontuur,' zeg ik zacht.
Na een laatste blik op de zee vol stemmen loop ik terug in de richting van de auto. De boyband zal wel balen nu hun lead-zanger is verdwenen. Nu moeten ze alle posters aanpassen. Waarom hebben ze me eigenlijk ontvoerd? Hij had mijn hulp nodig, maar waarvoor? Hij heeft nooit kunnen vertellen wat er aan de hand was.
Ik heb honger en haal een appel uit de zak van mijn rode schort. Ik ben trots op mijn vooruitziende blik. De appel proeft echt, maar ik doe geen moeite mijn hoofd te breken over de wel of niet realiteit van mijn bizarre vlucht.
Tijdens mijn klim omhoog vind ik zowaar mijn schoen en ondanks dat mijn voet pijnlijk gezwollen is en de zool onder de wondjes zit, trek ik hem toch aan. Half hinkend begin ik aan mijn tocht terug naar huis.
Na wat aanvoelt als een paar uur word ik opgepikt door een vriendelijke vrachtwagenchauffeur die zich voorstelt als Vincent Voors. Hij brengt me naar het dorp in de buurt waarvandaan ik met de bus naar het station ga en de trein pak terug naar huis. Meelevende mensen die mijn haveloze kleding en vogelnesthaar interpreteren als armoede geven me geld voor de reis en aan het eind van de middag zet ik moe maar voldaan voet op de straat waaraan ons café ligt.
Ik ben er bijna. Nog heel even en mijn moeder slaat haar armen om me heen en mijn vader overlaadt me met zelfgebakken gebakjes.
🍎🍎🍎
Het belletje boven de deur rinkelt en ik kijk op. Hij is het niet en mijn schouders zakken. Vandaag is het zonnig buiten en de slagroom van een soes die net iets te lang langs het raam heeft gezweefd druipt als een zielige klodder op de grond.
Wat er ook zielig uitziet is de serveerster die naar binnen strompelt. Was die niet ontvoerd? Door die boyband? Blijkbaar is ze ontsnapt. Ik ben blij voor haar, maar richt mijn blik weer ongeduldig op de deur.
We hebben gisteren niet mijn hele lijst kunnen behandelen en dus hebben we afgesproken vandaag verder te gaan. Mijn duimen draaien druk rondjes om elkaar en ik hoop met heel mijn hart dat hij op komt dagen. Stel je voor dat hij niet komt en ik weer opnieuw moet beginnen met weer een ander.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top