Hoofdstuk 1

Het is mistig buiten. Mijn blik is afwezig op de witte waas achter de glazen deur gericht terwijl er een sliert fruitstukjes achter me langs zweeft. Ik probeer een aardbei uit de lucht te plukken, maar ik mis.

Om me heen zitten gasten paraat, met hun bestek geheven en hun ogen waakzaam. Misschien moet ik iets meer moeite doen. Het appelgebakje waar ik mijn oog op had is net voor mijn neus weggejast. Er zweeft er nog een, verderop in sector D. Ik knipper en concentreer me op de route die het ronde taartje neemt.

Net wanneer ik mijn vork hef om de fruitige traktatie te spietsen klinkt het belletje van de deur en mijn blik schiet opzij.

Is hij het?

Er loopt een man naar binnen, zijn gezicht verborgen achter de hoge kraag van zijn trenchcoat. Ik houd mijn adem in. Hij zet zijn hoed af ... en draait zich om, om zijn arm te bieden aan de vrouw achter hem. Mijn schouders zakken. Hij is het niet.

En het appelgebakje zweeft, zich onbewust van mijn rusteloosheid, naar de tafel verderop.

Hij had er allang moeten zijn, we hadden om drie uur afgesproken, waar blijft hij?

Geheel tegen de regels in pak ik een mini-croissant met mijn handen, maar ik heb trek en krijg het maar niet voor elkaar om mijn vork op de juiste manier in het eten te steken. Een oude vrouw schudt afkeurend haar hoofd en ik stop mijn buit opstandig in zijn geheel in mijn mond. Jawel, mevrouw, ik doe het lekker toch.

Ik controleer mijn berichten en zucht. Mijn date heeft me laten zitten. Lekker dan. Wierp hij één blik door het raam en besloot hij dat ik de moeite niet waard was?

Het belletje van de cafédeur rinkelt opnieuw. Ik hef mijn hoofd en staar. Hij is het niet, maar ... aantrekkelijk is hij zeker. Halflang haar, een beetje verwaaid, stoppels op zijn kin en zeker twintig centimeter langer dan ik. Ik zie hem staren naar het eten dat een vrolijke reidans doet en dan valt zijn blik op mij.

Vanuit de keuken klinkt het geluid van een stapel vallende borden. Mijn hart maakt een sprongetje en ik verslik me in de laatste kruimels van de croissant.

Door mijn gehoest, en het feit dat ik half onder tafel ben gedoken om mijn rode hoofd te verbergen, heb ik pas door dat de vreemdeling tegenover me heeft plaatsgenomen als hij zijn jas al heeft uitgetrokken. Met grote ogen veer ik naar achteren, waardoor mijn haar verstrikt raakt in een duo kersen. Ik knijp ze bijna fijn in mijn poging ze uit mijn blonde lokken te rukken.

'Wacht je op iemand?' is zijn eerste vraag. Geen 'hallo, ik ben die en die, mag ik hier zitten?' Gewoon bam, recht voor z'n raap.

Ik schud mijn gevoel voor etiquette van me af en omarm het feit dat alles vandaag anders loopt.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top