~Hoofdstuk 8: Ontdekt?~

Er zijn alweer twee maanden voorbijgegaan, het gaat zo snel. Over tien maanden zijn we weer terug op de Academy en worden we Meesters.

Dan ben ik eindelijk een Vechtersmeester. Ik zal een van de weinige meisjes die überhaupt een Vechtersmeester zal worden.

Ik ben van plan om na de Academy een vervolgopleiding te doen en dan in het leger te gaan.

Als ik goed mijn best doe, kan ik makkelijk een generaal worden. De soldaten en onderofficieren zijn namelijk normale burgers, die hebben niet op de Academy gezeten.

Alleen rijken of als minstens één van je op de Academy hebben gezeten mag jij ook naar de Academy.

Vroeger heb ik vaak gevraagd wie van mijn ouders naar de Academy is gegaan, maar mijn moeder zei dat alleen mijn vader op de Academy heeft gezeten.

Ik had zoveel hoop toen ik naar de Academy ging om meer over hem te weten te komen, maar in mijn vijf jaar op de Academy ben ik niets wijzer geworden.

Al mijn jaren hadden andere leerlingen tegen mij gezegd dat ik een foutje van de Academy was. Dat geen van mijn ouders op de Academy heeft gezeten en de andere optie is voor mij sowieso uitgesloten. Maar dat is niet waar, mijn vader heeft op de Academy gezeten.

Ik heb zo vaak gehoord dat ik hier niet hoor en ik begon het op een gegeven moment ook te geloven, maar Mitch liet me zien dat ik hier hoor.

Hij liet me zien dat ik niet waardeloos ben en dat ik de anderen het tegendeel moet bewijzen, daardoor heb ik harder en harder dan welke Vechter dan ook getraind en zo kwam ik ook aan de top.

En ik ga nog beter worden.

Ik word de beste.

"Leila!", schreeuwt de docent geschiedenis opeens. Wat is zijn probleem? Ik deed niks verkeerd.

"Wat is er aan de hand meneer? Ik deed niks fout," zeg ik verward.

Maar dat lijkt zijn woede verder aan te wakkeren.

Ik kijk Mitch aan, maar die kijkt mij alleen met een grote glimlach op zijn gezicht aan. Lachend schudt hij zijn hoofd, wanneer ik hem quasiboos aankijk.

Waarschijnlijk ben ik weer een keer uitgezoned, maar dat is niet mijn schuld. Het is de schuld van de docent, hij moet niet op zo'n monotone toon praten en dan zeker niet over een onderwerp die me niks interesseert en ook nog over een andere planeet gaat.

"Ik deed niks fout?", zijn stem slaat een hoge noot aan. "je zat te slapen in mijn les!", vervolgt hij schreeuwend.

Wil hij dat ik mijn excuses ga aanbieden? Is hij dan blij? Moet ik opletten in zijn les? Moet ik me gaan gedragen in zijn les, omdat hij dat wil? Dat ik me anders voordoet dan dat ik ben? Wil hij dat ik me voor hem verander?

"Ja, ik zat niet op te letten in uw les. Maar wanneer gaan we dit ooit gebruiken?" Ik kijk op het bord, om te kijken waar het nu al twee maanden over hebben.

De Renaissance stond er heel groot.

Wie bedenkt er zo'n moeilijk woord? "De Renaissance. Wat interesseert het me wat die mensen hebben gedaan en hoe ze denken, terwijl ik een lopende encyclopedie naast me heb zitten." Dat laatste zeggend, terwijl ik naar Mitch wijs.

De docent, waarvan ik de naam nog steeds niet heb onthouden, ziet dat deze discussie kansloos is en gooit het over een andere boeg.

"Wat is er dan belangrijker dan de Renaissance, mevrouw..."

"Leila."

"Ik bedoel je achternaam Leila," zegt de docent

Mijn achternaam heb ik altijd al voor iedereen willen verbergen.

Ik heb namelijk mijn moedersachternaam gekregen, terwijl iedereen op Flanus zijn vadersachternaam moet hebben.

Maar ik weet niks van mijn vader, zelfs niet zijn achternaam. Ik schaam me ervoor, ervoor dat ik anders ben. Dat mijn vader ons heeft verlaten, zomaar. Daarom zeg ik altijd Leila, wanneer iemand naar mijn naam vraagt.

Zonder een achternaam.

"Meneer, ik heb ge-", begin ik moeilijk. Ik ga niet mijn achternaam aan deze man geven. Waarschijnlijk staat het ook nog op het papiertje dat recht voor zijn neus ligt, wat mijn achternaam is.

Misschien vindt iedereen mij nu raar, maar dat maakt me niks uit. Ik ga mijn achternaam niet geven. Aardelingen snappen het niet. Zij zouden het nooit snappen. Zij zouden niet snappen dat wanneer je niet je vaders achternaam hebt, je anders bent.

Buiten de groep valt.

"Fester," onderbreekt Mitch mij.

Wacht wat? Sinds wanneer is mijn achternaam Fester? Ik werp Mitch een snelle dankbare glimlach. Hij weet hoe moeilijk ik het heb met mijn achternaam.

Hij heeft me weer gered, al zo vaak. Ik ben zo dankbaar dat hij mijn verbonden ziel is. Ik kan niemand beter verzinnen. Hij is perfect.

"Dat was toch niet zo moeilijk, mevrouw Fester?", vraagt de docent met opgetrokken wenkbrauwen.

Ik schenk hem een neppe glimlach en knik dan.

Gelukkig hoor ik dan de bel gaan. Het is ons laatste uur, wat betekent dat uit zijn.

Omdat er twee maanden voorbij zijn en van de directeur moesten we om de maand en verslag inleveren, hebben Mitch en ik vanochtend besproken om dat na school te doen.

Omdat de vorige keer toen we de directeur wilden spreken de kamer te klein was voor het portaal, gaan we nu in een verloren steegje het portaal openen.

Het is gewaagd, want de kans dat een aardeling ons ziet is veel groter dan dat we een portaal maken in Mitch' kamer. Maar de keren dat ik er was, heb ik niemand in het steegje gezien. Ik heb zelfs niemand in de grote straat daarnaast gezien.

Ik had het steegje een keer gevonden toen ik verdwaald was, want ik was toen stiekem uit het huis geslopen. Het was pikkedonker en ik voelde ik lichtelijke angst.

Angst omdat Mitch mij nu niet zal redden.

Het was moeilijk om Mitch te overtuigen, zonder te zeggen dat ik vaak midden in de nacht het huis uit sluip. Leonas heeft zich aan de deal gehouden, hij leert mij drie keer per week surfen. Nu doen we vooral nacht surfen, dus glip ik vaak midden in de nacht het huis uit.

Ik heb het Mitch nog niet verteld. Bang voor zijn reactie, dat hij het afkeurt en mij niet meer laat gaan. Want toen ik na mijn eerste surfles had verteld, waarom ik zo lang weg was en zei dat ik surfles van Leonas heb gekregen, werd hij boos.

Ik heb hem nog nooit zo boos en bezorgd gezien, dus heb ik de andere surflessen maar geheimgehouden.

En het belangrijkste: hij vertrouwt hem niet.

Hij vertrouwt Leonas niet. Dat ziet iedereen. Hij houdt zijn afkeer voor Leonas verborgen, hij toont het in alles. Zijn lichaamstaal, de dingen die hij zegt bij het kleinste geringste dat Leonas fout doet en de blikken die hij hem stuurt.

Blikken die iedereen uit angst doet laten weglopen. Maar Leonas blijft. Hij blijft, terwijl hij weet wat de consequenties zijn wanneer ons 'geheim' wordt ontdekt.

Hij blijft mij trainen.

En als ik toch met Leonas omga, terwijl Mitch duidelijk tegen mij heeft gezegd dat hij hem niet vertrouwt, dan schaad ik zijn vertrouwen. En dat is het laatste wat ik nu wil hebben, dat wij elkaar niet vertrouwen, terwijl we op een andere planeet zijn en we zijn:

Pertinet ad vitam animarum.

Dat betekent dat onze zielen zijn verbonden voor het leven.

Iedereen van de Academy heeft iemand waarmee hun ziel is verbonden. Je bent geen geliefden, maar voelt elkaar aan. Je vult elkaar perfect aan.

Zonder de ander ben je niet compleet.

De meeste Strijders hebben een Strateeg als verbonden ziel en de Scherpschutters en Bewaarders horen bij elkaar. De Onderzoekers hebben hun verbonden ziel meestal in hun eigen afdeling.

Verbonden zielen zijn altijd bij elkaar en kunnen niet zonder elkaar.

Wanneer de bond sterk genoeg is kan je elkaars gevoelens en emoties sterk voelen, zonder moeite te doen. Dat kost jaren training en vertrouwen.

Wij, zeventienjarigen, voelen de bond minder sterk. Wij voelen als we goed focussen sterke emoties. Vooral als iemand plotseling heel blij, verdrietig, boos of bang is. Daarom is de een sterke bond ook handig, want als je voelt dat de ander in gevaar is, kan je snel de ander helpen.

Maar een sterke bond houdt ook in dat je alles aan elkaar verteld. Er is vertrouwen voor nodig. Meer niet. En dat cruciale om een sterke bond met Mitch te hebben, doe ik niet.

Ik hou dingen voor hem achter, het maakt niet uit of het iets kleins is. De bond wordt minder sterk.

Ik weet zeker dat Mitch het ook heeft gevoeld en dus ook weet dat ik iets voor hem achterhoud, maar toch heeft hij er niet naar gevraagd.

Hij weet dat ik het uiteindelijk toch aan hem vertel. En dat vind ik zo mooi aan hem, hoe nieuwsgierig hij ook is of als zijn bond met mij dus ook zijn veiligheid op de proef wordt gesteld, hij pust niet.

Ik weet dat hij het wil weten, maar toch laat hij mij mijn tijd nemen om hem op het goede moment te vertellen.

***

We zijn nu aangekomen bij het verlaten steegje en net zoals ik had verwacht is er niemand. Het ziet er wel minder gevaarlijk uit dan die ene keer toen ik hier kwam in het donker.

Het is een smal, doodlopend steegje. De driezijdige muren bestaan uit hoge, versleten bakstenen.

Het had vroeger een roodbruinachtige kleur, maar nu is het groen van het mos. De muren zijn vol met graffiti gespoten. Verschillende kleuren dansen om elkaar heen en komen op de muren tot leven. Wel zijn ze allemaal erg vervaagd, waaruit ik kan opmaken dat hier al lange tijd niemand is gekomen.

Mitch ziet ook dat er hier de laatste tijd niet duidelijk iemand is geweest, want zijn schouders staan losser en de spieren in zijn rug zijn minder aangespannen. Hij lijkt meer overtuigd over deze plek.

Zijn hand verdwijnt in zijn broekzak en haalt het apparaatje, dat hij van de directeur had gekregen uit zijn broek. Hij drukt op het knopje aan de zijkant en legt het op de grond neer.

Mitch zet een paar stappen naar achteren en komt naast mij staan.

Het portaal straalt - net zoals de vorige keer - een fel wit-blauwe licht uit, waarna het in drie richtingen groeit. Eenmaal gestopt met groeien, is het minstens anderhalf keer groter. Het wit-blauwe licht dooft zachtjes en wordt een lichtblauwe kleur dat hoe verder naar buiten donkerder wordt.

Net als de vorige keer stopt het met groeien, maar toen kon het niet meer verder.

Nu zien we de ware grootte van het portaal.

Mitch haalt het verslag uit zijn rugzak

Mitch heeft het verslag, dat we gisteren samen hadden gemaakt in zijn rechterhand en ik hoor hem de volgende woorden fluisteren, net zoals de directeur Mitch had gezegd wat hij moet zeggen: "Een boodschap-"

Ik zie iets zwarts bewegen in mijn rechterooghoek.

Ik twijfel geen seconde en duw Mitch zo hard als ik kan naar links.

Mitch die mijn actie niet had verwacht, valt met een harde plof op de grond. Het portaal sluit zich uit zichzelf weer, omdat we te lang hebben gewacht en niks hebben gezegd.

Ik draai razendsnel om en speur de uitgang van het steegje opzoek naar een zwarte schim. Blijkbaar is de persoon die het had gezien te traag van begrip, want ik zie hem of haar nog snel het steegje uitsprinten.

Meteen zet ik de achtervolging in en kijk verwilderd beide kanten op, opzoek naar de zwarte schim.

Maar ik zie niks.

Ik moet kiezen, ga ik links op of rechts. Rechts is het helemaal leeg, er staat niks om je achter te verschuilen dus de logische optie waar onze spion naartoe zou zijn gegaan is links.

Ik ren en ren, maar na vijf minuten sprinten heb ik nog geen levende ziel gespot dus laat staan diegene die ons heeft gezien.

Ik kan de schaduw nergens vinden.

Heb ik me het dan toch ingebeeld? Was alles niet echt, maar een illusie? Want niemand kan zo snel rennen.

Ik kijk naar links en rechts, hopend op een wonder en ik hem of haar toch zie.

Maar niks.

Ik sla een verslagen zucht en ren weer terug naar het steegje.

Ik verminder mijn vaart de laatste paar meters en laat mijn armen los naast mij hangen. Ik kijk nog een laatste keer achterom, voordat ik het steegje inloop.

Mijn hart breekt door het tafereel voor me.

Mitch zit met opgetrokken benen tegen de muur recht tegenover mij aangeleund. Zijn handen zitten in zijn haren en grijpen het stevig vast, alsof hij zijn haren eruit wil trekken. Zijn blik is naar de grond gericht, waardoor hij mij niet ziet.

Ik wil naar hem toelopen en sorry zeggen voor mijn plotselinge actie. Sorry dat ik zijn verbonden ziel tot aan de dood ben. Sorry dat ik hem elke keer weer teleurstel.

Ik wil smeken om zijn vergiffenis.

Om nog een kans.

Ik wil hier niet blijven staan en hem als verstijfd blijven aankijken. Maar hetgeen wat hij doet, laat mij stoppen.

"Waarom duwde ze me en rende toen weg? Wat is er aan de hand met onze bond? Zij doet alsof ze het niet merkt, niets doorheeft, maar ik heb het wel door. Ik voel het elke dag verzwakken. Ik voel mezelf elke dag wegzwakken in een zwart gat, die zo zwart lijkt, zo duister, zo alleen."

Is dat echt hoe Mitch over ons denkt? Voelt hij zichzelf echt elke dag slechter? Waarom heb ik dat dan niet gemerkt, waarom heb ik hem niet zoals vroeger gezien.

Ik loop naar voren en het getik van mijn schoenen op de kinderkopjes duidelijk te horen. Mitch kijkt op. Zijn ogen zijn nat en rood en zijn neus is donkerrood getint.

Ik geef hem een verontschuldigende glimlach en loop naar hem toe. Zijn ogen volgen me de hele tijd, maar geven niks weg. Zenuwachtig hurk ik voor hem neer en langzaam sla ik mijn armen om hem heen.

Ik sla mijn armen steviger om hem heen, alsof hij het drijvende is in een zee.

Alsof het mijn laatste knuffel is.

Maar na een paar seconden merk ik dat de knuffel alleen eenzijdig is. Mitch zit bevroren met zijn armen tegen zijn lichaam aan.

Hij knuffelt me niet terug.

Onhandig en schaamtevol trek ik me terug. Hij vergeeft me niet. Wat dacht ik dan ook? Dat hij mij na een enkele knuffel zou vergeven.

Het enige wat Mitch doet is me aankijken. Hij staart me intens aan met zijn groene ogen.

Ik heb zijn ogen nog nooit van zo dichtbij gezien en nu pas zie ik dat hij donkerbruine lichte vlekjes heeft.

Het zijn de mooiste ogen die ik ooit heb gezien. Geen twijfel mogelijk.

Mitch verschuift zich en laat zijn knieën de grond aanraken. Hij buigt zich naar voren.

Wat doet hij?

Mijn ogen dwalen af naar zijn lichtroze lippen. Zijn bovenlip is iets groter dan zijn onderlip.

Mijn ogen vinden weer de zijne. Niks is uit hem op te maken. Ik weet niet wat hij vindt of zegt en dat geeft me een onaangenaam gevoel. Vroeger voelde ik altijd zijn emoties, hoe klein dan ook. Als ik me maar goed genoeg op zijn emoties focuste, voelde ik ze.

Mitch heeft zich nog nooit van me afgesloten.

Maar nu voel ik niks. Hoe hard ik het ook probeer. Ik stuit tegen een schild aan, die zo sterk en dik is dat ik daar onmogelijk doorheen kan komen.

Waarom sluit Mitch me af?

Zijn gezicht komt nog dichterbij. Ik kan de lichte sproetjes op zijn neus tellen. Onze gezichten zijn nog een paar centimeters van elkaar gescheiden. Eén beweging en onze lippen raken elkaar.

Hoe zouden zijn lippen op de mijne voelen? Zullen er duizenden vuurpijlen in mijn buik worden afgestoken? Zoals ik in de romantische boeken, die ik verplicht van de Academy moest lezen, gebeuren?

Zijn lippen komen nog dichterbij en ik voel mijn huid tintelen, waar hij zijn adem uitblaast.

Verlangend kijk ik naar de lippen die zo dichtbij lijken, maar ook zo veraf. Ik wil dat hij mij kust.

Ik wil het nu. Mijn verlangen om zijn lippen op de mijne te voelen wordt met de seconde groter. Ik wil zijn zachte lippen voelen, overal.

Maar al die hoopvolle gedachtes werden niet waargemaakt. Hij deed hetgeen dat ik niet van hem had verwacht, niet in de positie waar wij ons in bevinden.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top