~Hoofdstuk 4: De School~
"Wakker worden, L." Hoor ik de stem van Mitch me uit mijn heerlijke slaap halen. Ik draai me om en laat een geïrriteerde grom, die door mijn kussen wordt gedempt.
Mitch, die weet dat ik niet van plan ben om uit mijn warme bed komt, zegt: "Het is onze eerste schooldag vandaag. We moeten een goede indruk maken en dat houdt dus ook in dat we op tijd op school zijn."
Ik til deze keer wel mijn hoofd op en laat mijn protest horen door een luide kreun te laten, waarna ik mijn hoofd weer vermoeid op mijn zachte kussen laat vallen.
"De eerste indruk blijft altijd lang bij iemand zitten L, dus als je goed in zijn of haar geheugen staat en het daarna een keer verknalt, vergeeft diegene je eerder," vervolgt Mitch zijn speech.
Het interesseert me niks wat mensen van me denken. Dat weten hij en ik even goed.
Het is een feit.
Het laat je alleen maar onzeker maken als je de hele dag op jezelf aan het letten bent. En voor wie doe je het? Voor hen, niet voor jezelf. Waarom zou je jezelf opofferen voor hen?
"Ja, Strateeg," zeg ik dan ook tegen hem als een soldaat die tegen zijn generaal praat.
Ik heb hem nog nooit zo genoemd. Ik weet niet waarom, hij noemt mij L, maar om hem dan M te noemen. Dat kan ik niet en vind ik raar. Ik heb hem nooit zo genoemd, dus waarom nu opeens wel? En Strateeg klinkt veel beter, naar mijn mening.
"Krijg ik nu ook een andere bijnaam?" vraag ik terwijl ik rechtop in bed ga zitten. Ik wrijf met de rug van mijn hand in mijn ogen, met de bedoeling om de slaap er zo uit te halen.
Maar het lijkt het tegenovergestelde effect te hebben, want een luide gaap verlaat mijn mond.
"Hoe wil je dan dat ik je noem, L?"
Dat is een goede vraag. Ik had eigenlijk verwacht dat hij mij niet iets anders zou noemen en bij hetzelfde en vertrouwde zal blijven. Dus nu is de vraag: hoe wil ik dat hij me noemt?
"Vechter klinkt goed," antwoord ik na een paar seconden te hebben nagedacht.
"Oké dan Vechter, zin om naar de middelbare school te gaan?"
"Wat denk je zelf?" vraag ik aan hem op een duh-toon.
Ik snap überhaupt niet waarom ik naar school moet gaan, het enige wat voor mij belangrijk is, is vechten. Als ik daarin uitblink, krijg ik later gegarandeerd een goede baan. Dat is het enige wat telt, daar draait mijn hele leven al om sinds ik ben toegelaten op de Academy.
Ik moet de beste worden en dat ben ik ook geworden. Ik was dan niet de sterkste, snelste of slimste, maar mijn gedrevenheid verbeterde mij. Het zorgde ervoor dat ik extra trainde op de trainingsvelden en desnoods in mijn kamer. Ik werd beter en beter, totdat ik de beste was.
En ben.
Er was een eenvoudige en natuurlijke rangorde op de Academy. Ben je goed? Dan word je door anderen — meestal — gerespecteerd en sommigen worden zelfs aanbeden.
Zal het anders zijn dan mijn nieuwe school?
Hoe zal het daar zijn?
Mitch is al weggelopen, voordat ik zijn vraag echt heb beantwoord, om mij privacy te geven. Hij kent mij te goed, dat het me inmiddels niet meer verbaast. Soms denk ik dat hij mijn gedachten kan lezen, zo erg goed lijkt hij mij aan te voelen of te weten wat ik wil.
Ik sta voor mijn kast. De keuze is snel gemaakt: een stoere outfit. Dat laat zien dat je niet met mij moet sollen, het liefst op een afstand blijven. Ik ben niet goed in socialiseren, wat er ook voor zorgde dat ik maar één vriend op de Academy had; Mitch.
Ik neem van nature mensen niet snel in vertrouwen. Ik ben bang dat ze me willen gebruiken voor zichzelf en bevriend met me blijven om iets te krijgen wat ze zonder mij niet zouden kunnen bemachtigen.
Ik kies voor een wit T-shirt, zwarte broek en zwart vest. Ik loop de trap af en zie daar Mitch voor de deur op me wachten.
We eten niet hier, maar op school. We hebben namelijk te horen gekregen dat we op school kunnen eten.
Mitch en ik hebben dan ook besloten om niet te ontbijten en anderzijds zou ik er ook geen tijd voor hebben. Aangezien ik elke keer net — net zoals op de Academy — klaar ben.
Ik laat mijn ogen kort over zijn outfit glijden. Een wit T-shirt, wat zijn spieren goed laten zien en een zwarte broek die losjes, maar niet dat het zijn hele onderbroek zou laten zien — wat ik denk dat de meeste meiden hier niet erg zouden vinden. Het hangt perfect op zijn heupen.
Oftewel: we matchen.
Ik zie dat hij in zijn rechterhand de sleutels van onze 'nieuwe auto' vasthoudt.
We mogen Theo en Samantha's auto lenen, omdat zij: 'Het niet erg nodig hebben als wij en toch de hele dag van plan zijn thuis blijven en spelletjes te spelen.'
Ze hebben het gisteravond bij het avondeten aan ons overhandigd en vertrouwen ons dat we niks aanrijden en er niks met de auto gebeurt.
Alsof dat ooit zou gebeuren...
Op de een of andere manier gaf Samantha de sleutels aan Mitch. Misschien is het iets onschuldigs of misschien denkt ze dat ik knots knettergek ben en ze durft ze haar geliefde auto niet aan mij over te laten.
Maar ik wil autorijden, ik wil weten hoe het voelt om zo'n groot en krachtig voertuig te besturen. We hebben niet zulke voertuigen op Flanus, wel iets wat erop lijkt. Maar dat noemen we: currus.
"Mitch, kijk een paarse vogel!" schreeuw ik ook al sta ik op minder dan een meter afstand van hem. Ik wijs naar de helderblauwe lucht waar geen wolkje aan de hemel staat. En geen paarse vogel te vinden is.
Mitch, de oh-zo naïeve Mitch, kijkt omhoog en speurt de lucht af om die vogel te spotten. Ik probeer mijn gezicht neutraal te houden, maar dat is moeilijk als je beste vriend overal in blijft trappen.
Na al die jaren met mijn bijna dagelijkse grappen is zijn naïviteit nog steeds niet verdwenen. Keer op keer blijft hij erin trappen. En het is hilarisch.
Mitch vraagt na een paar seconden naar de lucht hebben gespoord: "Waar is het Strijder? Ik kan hem niet zien."
Dit is de druppel.
Mijn gezicht die ik de net nog zo moeilijk in de plooi kon weten te houden, splijt zich doormidden en mijn lach schatert door de lucht.
Mitch, die nu pas doorheeft dat ik hem weer in de maling heb genomen, draait zich met mokkend om en slaat zijn armen over elkaar. Hij lijkt op een vierjarig kind dat niet zijn lolly heeft gekregen. Die vergelijking laat me alleen maar harder lachen en zoute tranen vormen zich in mijn ogen.
"Ja, ja. Heel grappig Leila. Stop nu maar, het is niet meer grappig," zegt Mitch terwijl hij mij met een chagrijnig gezicht aankijkt.
Wat is hij toch makkelijk op de kast te jagen.
Langzamerhand stopt mijn gelach en mijn ademhaling regelmatig. Ik neem een diepe teug lucht en veeg met de achterkant van mijn hand mijn tranen weg.
Wanneer ik weer voor me kijk zie ik Mitch ongeduldig op het stuur trommelen en mij wenken dat ik moet opschieten.
Ik sla mijn rugtas, die op wonderbaarlijke wijze voor mijn voeten op de grond staat, om mijn schouder en loop naar de andere kant van de auto.
Ik open het portier wat een plotse schelle piep slaakt. Ik probeer er niet op te letten, ik zou Theo en Samantha dankbaar moeten zijn.
Wat ik zeker ook ben.
Maar de auto is oud, zo oud dat ik elk moment denk dat hij het gaat begeven.
De bekleding van mijn stoel is er half vanaf, wat mij laat zien hoe de binnenkant van een stoel eruitziet. De plek waar — denk ik — de radio hoort te zitten is één groot gat, alsof een dief het ooit een keer had gejat en het daarna niet is vervangen.
Mitch steekt de contactsleutel in de auto en draait naar rechts. De motor maakt een pruttelend geluid en heel even voelt het alsof ik de stoel voelde meebewegen.
Ik vraag me af of we überhaupt deze rit gaan overleven. We hebben een half uit elkaar vallende auto en een jongen die nog nooit zo'n voertuig heeft bestuurd.
***
Eindelijk komen we tot stilstand voor een groot uitziend gebouw. Het is niet zo groot en imposant als de Academy, maar vergeleken met de andere gebouwen in de omgeving springt deze eruit.
Het gebouw lijkt in twee delen gesplitst, doordat de voordeur in het midden zit. Het bestaat uit rood getinte bakstenen en hoge langwerpige ramen.
Blijkbaar zijn Mitch en ik niet zo laat als ik dacht, want overal zijn nog leerlingen te vinden. Sommigen zitten onder de boom op het gras met elkaar te praten, anderen zitten op bankjes met een boek op hun schoot te lezen.
Op het moment dat we voorbijlopen, kijkt iedereen ons aan. De gesprekken om ons heen vallen stil en zelfs de personen die eerst nog zo verdiept in hun boek leken, kijken ons nu met grote ogen aan.
Ik heb bijna de neiging om mijn ogen naar hen te rollen. Ze kijken ons aan alsof we aliens zijn. Wat we trouwens in feitelijke termen zijn.
Wanneer we de school inlopen is het niet veel beter. De leerlingen gaan voor ons opzij en maken ons de weg vrij, zodat we ons niet door de menigte hoeven te wurmen.
Sneller dan verwacht komen we aan bij de receptie. Een klein hokje, waar maximaal twee personen in kunnen zitten. Met grote lichtblauwe letters staat er vetgedrukt: receptie.
Een oud uitziende man — met een kleine ronde bril, die gevaarlijk op het puntje van zijn neus balanceert — kijkt ons aan met een grote glimlach op zijn gezicht, alsof we door alleen al naar hem toe te lopen, hem blij maken.
Uit automatisme schenk ik de man ook een kleine glimlach, toch nog een beetje weerhouden of de man echt blij is of het alleen zijn werk is.
"Zijn jullie de nieuwe leerlingen? Leila Dawson en Mitch Carter?" leest hij op van het papier en kijkt ons dan aan van boven zijn kleine bril.
We knikken en snel legt hij het papier op zijn bureau, waarna hij twee identieke stapeltjes tevoorschijn haalt en op de toonbank legt.
"Dit is de plattegrond van de school," hij pakt een gekleurd papiertje van mijn stapel vandaan en wappert er enthousiast mee voor ons gezicht.
"Dit is jullie kluisjessleutel, waar een nummertje opstaat," hij pakt de sleutel van Mitch zijn stapel en houdt hem op een paar centimeter afstand voor Mitch zijn neus. Die geschrokken een stapje achterruit doet.
"En dit zijn jullie roosters! Heb een fijne tijd op het Renesse College!" terwijl hij de laatste zin uitspreekt, schuift hij onze stapeltje naar voren op de toonbank.
Ik pak mijn twee papieren en sleutel van de toonbank en kijk op mijn rooster welk uur ik eerst heb.
Natuurkunde.
Ik werp een blik op Mitch zijn papier en zie tot mijn grote opluchting dat hij hetzelfde vak heeft. Dat maakt het in ieder geval een stuk minder erg.
Op de Academy hadden we ook natuurkunde. Het was het enige vak waar ik altijd slecht voor stond en Mitch mij voor elke toets hielp. Mitch was mijn reddende engel geweest.
Is.
"Oh, kinders!" hoor ik de man ons met een hoge stem naroepen. We draaien ons om en kijken de man afwachtend aan. Ik kijk op de grote klok, die achter de man hangt en me daarvoor nog niet is opgevallen.
We hebben nog acht minuten om bij onze les te komen.
"Ik was het bijna vergeten, domme ik. Maar het Renesse College heeft sinds dit jaar iets nieuws om het nieuwe jaar in te wijden. Elk jaar doet iets anders, jullie..." hij wijst naar Mitch zijn rooster om hem te kunnen bekijken. Mitch ontvouwt het papiertje en overhandig hem aan hem.
"Jullie zijn seniors. Wat betekent dat jullie vandaag alleen gaan zwaardvechten. Wat volgens mij het leukste is," het laatste zegt hij fluisterend met een kleine grijns op zijn lippen, alsof hij de net een groot geheim had verraden.
Ik schenk hem een grote glimlach.
"Bedoelt u dat we vandaag alleen leren zwaardvechten?" vraag ik opgewonden. De man knikt hevig, zo erg dat ik denk dat zo meteen zijn brilletje van zijn neus afvalt.
Zijn enthousiasme is aanstekelijk en blij wil ik de gang uitlopen, waar ik door een glazen deur traptreden zag staan, toen we naar de receptie toeliepen.
Maar ik word tegengehouden door een hand op mijn schouder. Ik spin een halfslag en kijk de eigenaar van de hand vragend aan.
Wat Mitch is.
Niet dat ik iemand had verwacht. Je mag me niet zomaar aanraken, je mag het wel, maar dan heb je een grote kans dat ik je uit reflex op de grond gooi.
Maar hoe raar het ook klinkt, ik weet dat het Mitch is. Ik voel het door de kleine fijne prikkelingen die door mijn kleren boren als hij mij aanraakt.
Ik weet niet wat ik de laatste tijd heb, het is afleidend. Maar ook fijn, ik heb me in een lange tijd niet zo goed gevoeld. Het voelt alsof ik vlieg, de sterren aan kan raken.
"Vechter, waar ga je naartoe?" vraagt hij met een opgetrokken wenkbrauw.
Oeps.
Ik wist niet waar ik naartoe ging.
"Weet u misschien waar we zwaardvechten, meneer?" vraagt Mitch beleefd aan de man, die een wuivend gebaar maakt wanneer Mitch hem met 'u' en 'meneer' noemt.
"Oh, wat ben je toch goed opgevoed, jongen," zegt de man complimenterend.
Een lichte blos ontstaat op Mitch zijn wangen, wat de aanleiding geeft dat een zachte giechel mijn mond verlaat. Geschrokken om mijn eigen actie hou ik snel een hand voor mijn mond, maar geen van beide mannen voor me lijkt mijn meisjesachtige moment te hebben gemerkt.
"In het gymlokaal, dat is als je hier naar buiten loopt via de achterdeur er tegenover. Het is niet te missen," zegt hij, terwijl hij met zijn handen grootse bewegingen maakt.
"Dankuwel," antwoorden Mitch en ik tegelijk.
"Heb nog een fijne dag, kinders! En probeer elkaar nog niet af te slachten, jullie jonge kinderen hebben nog een heel leven voor jullie!" schreeuwt hij ons waarschuwend na.
Hoofdschuddend en met een glimlach om mijn gezicht zet ik mijn pas voort, als hij eens wist hoe vaak ik al mijn tegenstanders in gevechten het ziekenhuis van de Academy heb ingestuurd.
***
Mitch en ik hebben het gymgebouw snel gevonden. Het was niet te missen met alle borden waar 'gymzaal' opstond. Ik zou zweren dat ik op onze weg daar naartoe minstens tien borden heb gezien. En we zagen het gymlokaal, die was immers vijftig meter verderop.
Ik trek de deur open en we komen tot stilstand voor twee deuren. Op de één is een meisje met een jurk getekend en op de ander een jongen met een T-shirt en korte broek.
Ik draai mijn ogen, deze keer wel, om de poppetjes. Ik weet dat ik me daar niks van moet aantrekken, maar ik kan het niet laten. Niet alle meisjes dragen jurken en rokjes. Sommigen dragen ook T-shirts en korte broeken.
Zoals ik.
Ik ben anders dan de andere meisjes op de Academy. Ik weet het en anders als ik al had gedacht dat ik hetzelfde was als mijn jaargenoten, hebben de meiden het vaak genoeg duidelijk gemaakt dat ik anders ben. En ik vind het niet erg, ik ben er juist trots op.
Trots dat ik uniek ben.
Trots dat ik me niet in de kudde laat meeslepen, maar mijn eigen pad kies.
Wanneer de meiden uit mijn jaar met jongens bezig waren en onzeker waren over hun lichaam, was ik aan het trainen. Ik trainde non-stop. Ik was verslaafd aan de kick die de boksbal me gaf en wanneer ik uitgeput terug naar mijn kamer liep, voelde ik me levendiger dan ooit.
Ik had dan ook niet veel vrienden op de Academy, beter gezegd één persoon die mijn vriend wilde zijn: Mitch. Ik zou niet weten hoe ik de vijf jaar van de Academy zou kunnen doorstaan zonder Mitch.
Ik schenk hem een halve glimlach en loop dan de meisjeskleedkamer in. Direct nadat ik de deur heb opgeslagen, richten vijfentwintig nieuwsgierige paar ogen op mij. Ik maak mijn weg naar het hoekje achterin de kleedkamer, die ik direct had gespot.
Het enige vrije plekje dat er nog is.
Elke stap die ik zet volgen ze nauwkeurig, ze lijken op aasgieren die hopen dat ik een blunder bega, waardoor ze in de lunch iets hebben om over te roddelen.
Gelukkig heeft Mitch vanochtend nog aangedrongen dat ik mijn gymkleren meeneem, waarmee ik nu heel blij ben dat ik naar hem heb geluisterd.
Niet veel trainingskleren heb ik, afgezien van de sportkleren die we moeten dragen op de Academy. Een setje van mijn Vechterstrainingsoutfit heb ik dan ook meegenomen.
Ik kleed me snel om, zin om te gaan zwaardvechten. Word de eerste schooldag op mijn nieuwe school toch niet zo erg als dat ik had verwacht.
Wel maak ik een notitie in mijn hoofd dat ik morgen ook mijn zwaard moet meenemen, hoe weet ik nog niet. Maar ongewapend over een andere planeet lopen, dat is gevaarlijk. Ik doe het zelfs niet op Flanus. Elk moment kan een aanval zijn. Je moet altijd voorbereid zijn.
Ik loop als eerste de kleedkamer weer uit en volg het bordje naar de gymzaal.
Komen die bordjes toch maar eens van pas.
De bordjes eindigen bij twee grote klapdeuren, met in het midden een cirkel van glas erin. Waarschijnlijk met de bedoeling zodat mensen die voorbijlopen mensen zien gymmen, maar niet de les te verstoren.
Ik haal de hendel van de deur omlaag en steek mijn hoofd naar binnen. Aan de andere kant van de zaal staan allemaal houten zwaarden opgesteld. Geruisloos loop ik naar binnen, niet willend dat de aandacht op mij zou worden gezet.
Een paar jongens staan eromheen, één pakt een houten zwaard op en maakt een schijnbeweging met het zwaard naar zijn vriend, die geschrokken achteruitdeinst.
Ik moet in mezelf lachen van het tafereel dat zich voor me afspeelt. Ik zou precies hetzelfde hebben gedaan bij Mitch. Over Mitch gesproken, waar is hij eigenlijk?
Speaking of the devil.
Ik zie Mitch binnenlopen, met zijn handen in zijn zakken en een losse pas. Zijn ogen scannen de ruimte en hij schudt zijn hoofd een keer afkeurend.
Dit is vergeleken met de Academy niets. Op de Academy hebben we buitenvelden en gymzalen, die extra groot zijn. Gym hebben we op de Academy alleen met je eigen huis. Af en toe besluiten de docenten dat we moeten trainen met andere huizen, zodat we één geheel worden.
De gymzaal van de Vechters is enorm. De kleuren van de gymzaal zijn voornamelijk rood en zwart, de kleuren van ons uniform. Het heeft één grote ring in het midden en daaromheen verschillende vakken, die allemaal afgesloten zijn van elkaar door middel van ijzersterke glazen wanden.
Op de eerste dag maakte Chad een grapje en zei dat die glazen wanden niks zouden houden. De docent vatte het verkeerd op en wij mochten — in de regen — vijftien rondjes rond het hele terrein van de Academy rennen.
Daarna is er nooit meer een grap gemaakt, wanneer we gym hadden.
In elk vak kan je verschillende onderdelen oefenen. Er is een vak waar je met messen leert gooien en later op bewegende pictogrammen moet gooien. We hebben twee vakken aan weerszijden van de ring, waar de helft van de groep gezamenlijk leert zwaardvechten en de anderen in het andere vak met hun bijl leren omgaan.
Mitch heeft een donkerblauw T-shirt dat ik direct herken van de Academy en een zwarte gymbroek aan.
Het staat hem goed.
Zijn blik valt op mij en schenkt me een brede glimlach, waardoor zijn parelwitte rechte tanden te zijn zijn.
Hij loopt op een drafje naar me toe en drapeert een onschuldige arm om me heen. Hij buigt zich naar me toe en fluistert zachtjes in mijn oor, ook al staan we afwezig aan de kant en is er niemand om ons heen.
"Ik ga je inmaken, L."
Ik snuif luid en probeer mijn lach in te houden. Mitch is waarschijnlijk velen malen beter dan de gemiddelde jongen hier, maar hij is niet zo goed als ik.
Ik heb hier vijf jaar jaar lang dag in en uit voor getraind. Als je als Vechter niet goed bent in zwaardvechten, of voor sommigen in je bijl hanteren. Dan ben je binnen no-time dood. Dan overleef je het niet op het slagveld.
Toch heb ik met mijn rare gehinnik, wat uit mijn mond komt als ik mijn lach probeer in te houden, de aandacht van velen gekregen. Waaronder de drie jongens die wij gisteren op het strand tegenkwamen en uitlachten.
Toen wist ik nog niet dat ik beter mijn mond had kunnen houden en niet kon opvallen. Dat zou mij van zoveel problemen hebben voorkomen.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top