~Hoofdstuk 3: De Aankomst~

Ik sta met Mitch voor de spaceshuttle die ons naar Dupto zou brengen. Ik kijk naar rechts waar Mitch staat met twee koffers aan zijn hand en een sporttas om zijn schouder.

En dan zeggen ze altijd dat meisjes veel dingen meenemen.

Wat heeft hij trouwens allemaal meegenomen, ben ik wat vergeten? Plotselinge angst overspoelt mij, maar ik heb geen kans meer om — als ik wat ben vergeten — nog te pakken, want drie mannen pakken onze bagage al van ons over en plaatsen het in een apart gedeelte van de spaceshuttle.

Wanneer de spaceshuttle helemaal klaar is gemaakt voor ons, geeft de leider die de spaceshuttles klaar voor gebruik maakt een knikje dat we kunnen instappen.

Mitch loopt met zelfverzekerde passen naar het indrukwekkend uitziende vervoersmiddel. Ik heb al vaker een spaceshuttle gezien, maar nooit van zo dichtbij en zeker nog niet in één gezeten.

Wat als het het deze keer niet doet? Als er midden in onze vlucht naar Dupto iets misgaat met de spaceshuttle en we neerstorten?

Met klamme handen leg ik mijn handen op de reling van het trappertje om de spaceshuttle in te klimmen.

Nog drie stappen.

Nog twee.

Nog één stap.

"Stop de spaceshuttle!" buldert een autoritaire stem door de ruimte. Uit de stem af te leiden hoor ik dat het de directeur is. Geen enkele andere stem heeft zoveel macht in zich.

Ik slaak een opgeluchte zucht. Het werd me even te veel. Er gaan zoveel dingen veranderen wanneer we op Dupto zijn aangekomen.

Wat als ik mezelf ook zou moeten veranderen? Zouden die aardelingen mij überhaupt mogen?

Allemaal vragen waar ik geen antwoord op heb en waarvan ik het antwoord nog even van wil uitstellen. Ik ben er mentaal nog niet klaar voor, voor al deze veranderingen die komen gaan.

Mitch, die zich al had huisgemaakt in de spaceshuttle en zijn sporttas had geleegd, waar allemaal boeken in blijken te zitten, steekt verward zijn hoofd naar buiten.

"Wat is er aan de hand?" vraagt hij mij. Alsof ik dat weet, hij is de Strateeg van ons tweeën. Niet ik.

Ik haal mijn schouders op en wijs dan naar de directeur en fluister: "Hij schreeuwde een paar seconden geleden dat de spaceshuttle niet mag opstijgen."

Waarom zou de directeur willen dat de spaceshuttle stopt met opstijgen? Is er dan toch wel iets mis met het voertuig?

"Leila en Mitch kom hier, ik ben jullie iets vergeten te geven," vervolgt de directeur met een barse stem.

Onderdanig lopen we naar hem toe. Hij haalt een klein langwerpig schijfje tevoorschijn. De kleuren blauw en zwart wisselen elkaar af in hele dunne lichte strepen, waardoor het lijkt alsof het één kleur is in plaats van twee.

"Dit apparaatje moet je op de grond leggen. Je moet op dit knopje drukken." Het laatste zegt hij, terwijl hij het schijfje een kwartslag draait, waardoor een klein rond knopje zichtbaar wordt.

"Het zou dan uit zichzelf groeien en een groot portaal zal zich openen. Dan moet je de woorden, die ik jullie heb verteld opzeggen. Het portaal sluit zich na een minuut als je in de tussentijd niks tegen hem hebt gezegd. Je moet op het knopje drukken en dan sluit het portaal zich weer en ziet het eruit als een doodnormaal stukje metaal. Tenslotte kan je dit apparaat op 2 manieren gebruiken; of je roept degene die je wilt spreken, ik dus. En zegt: 'Ik wil de directeur van de Academy op Flanus spreken'. Of je zegt: 'Een boodschap voor de directeur van de Academy op Flanus.' En stuur dan jullie verslag."

Hij duwt het in Mitch zijn handen, draait zich abrupt om en loopt met een kaarsrechte rug weer terug door de deur waar hij uitkwam.

Mitch bekijkt het aandachtig en laat het tussen zijn handen voelen. Hij vangt mijn blik en geeft het mij. Het eerste wat mij opvalt is dat het licht is, vederlicht. Je zou bijna niet voelen dat je iets in je handen hebt. Het metaal is geschuurd, zo dat het zacht— voor een metaal — aanvoelt. Het heeft geen enkel krasje of deukje erop zitten.

"Meneer Carter en mevrouw Dawson, ik verzoek jullie graag in te stappen," hoor ik een stem door de luidsprekers klinken.

Ik zie mannen en vrouwen in nette blauwe kleren in een grote ronde tafel zitten. Ze zijn druk bezig en zien er geconcentreerd uit. Eén man trekt mijn aandacht, hij staat op een verhoging en kijkt ons scherp aan. Hij heeft een microfoontje dat aan zijn oor vastzit en naar zijn mond geleid.

Wanneer hij ons nog een keer aanspoort om vaart te maken en precies op het moment dat hij zijn mond opendoet, door de luidsprekers een stem hoor. Weet ik dat hij het is.

Ik sjok achter Mitch aan de spaceshuttle in. De angst, die me de vorige keer dat ik het trappetje beklom om mijn hart greep, is nu weg. Misschien komt het doordat ik al die mensen heb gezien die ervoor zorgen dat wij veilig aankomen of misschien heb ik me eroverheen gezet dat als we neerstorten we neerstorten.

***

Blijkbaar duurt de reis vijftien uur. Ik vroeg het direct nadat we waren gelanceerd en niet meer verder opstegen.

Ik verveel me.

Ik besluit mijn tijd te verdoen om naar buiten te kijken, maar niets anders dan een zwart gat is om ons heen te zien. Ik ben niet zo slim geweest als Mitch en heb helemaal niets te doen en omdat ik Mitch niet wil lastigvallen, denk ik maar aan thuis.

Aan mijn moeder en mijn zusje. Ons huis dat ik al jaren niet meer heb gezien, ik kan zelfs mijn eigen kamer niet meer voor de geest halen. Niet dat er veel bijzonders was om echt te onthouden, ik had een bed en een kledingkast.

Dat was het.

Maar ik mag niet klagen. Honderden andere kinderen hebben het nog slechter dan ons getroffen en zij kregen niet de optie om naar de Academy te gaan. Zij leven voor de rest in armoede. De meesten zijn zelfs nog analfabeet.

Mijn moeder wilde Liselotte en mij ten alle koste naar school sturen. Ze wilde niet dat wij, alleen omdat we arm zijn, geen kans hebben om te kunnen lezen en schrijven. Dus begon ze nog harder te werken dan dat ze al deed.

Eerst wilde ik haar helpen, ik wilde de last van mijn moeders schouders verminderen. Maar dat mocht niet. Ik moest me focussen op school, ik moest de kans krijgen die zij nooit heeft gehad. Daarom leerde ik harder dan welk ander kind ook, ik dacht altijd dat als ik maar slim genoeg naar een universiteit kon. Dat als ik maar goed genoeg mijn best doe er kom.

En dat gebeurde ook. Ik werd de slimste van de klas. Ook al moest ik veel inhalen, het lukte me.

Ik werd uitgenodigd voor de Academy. Alleen de kinderen met rijke ouders kunnen daar naartoe, of als één van je ouders daar ook naar toe is gegaan.

Maar omdat mijn moeder nog geen eens naar school kon, doordat haar ouders te arm waren sloot ik die mogelijkheid al af. Ik hoorde af en toe de kinderen op mijn school over de Academy praten, over hoe geweldig het daar is. Hoe de beste krijgers daar zijn getraind. Dat zelfs onze koning op de Academy is getraind.

Toen mijn moeder mij de envelop aanreikte, was ik dan ook stomverbaasd. Want hoe kan ik, een arm meisje met een alleenstaande moeder en klein zusje, worden gevraagd om naar de Academy te komen?

Het antwoord: mijn vader.

***

Ik voel zachtjes een vinger in mijn bovenarm porren. Nog een keer. En nog eens. Na de derde keer sla ik gefrustreerd de vinger van mijn arm en draai me om in mijn stoel.

Een stoel.

Snel open ik mijn ogen, we zijn geland! Ik kijk naar rechts en zie een grijs, witachtige strook en daar achter 'water'. Het water dat ik zo graag zo willen aanraken, willen voelen. Ik kijk mijn ogen tot spleetjes of ik aardelingen zie 'surfen' en tot mijn grote verbazing zie ik drie mensen die de golven proberen te surfen.

Ik kan van deze afstand helaas nog niet opmaken of het jongens of meisjes zijn, maar daar gaat snel verandering in komen.

Ik doe snel mijn gordel af en spring de spaceshuttle uit. Ik zie dat Mitch al uit de spaceshuttle is met in elke hand één koffer en zijn sporttas om zijn schouder.

Onderaan de spaceshuttle zie ik een klep openstaan, waar ik vaag twee omtrekken in kan zien. Ik open de klep verder en zie daar mijn twee koffers staan. Met in elke hand een koffer sprint ik naar Mitch.

Ik wil zo snel mogelijk naar die blauwe vloeistof en vragen of die drie personen me kunnen leren surfen. Ik fantaseer voor de zoveelste keer vandaag hoe het zou voelen: zou het warm zijn? Of juist koud? Is het hard of juist zacht?

Mitch die waarschijnlijk de blik in mijn ogen had gezien, haalt me snel uit mijn trance door te zeggen: "We gaan zo naar het strand, Leila. Maar eerst gaan we onze koffers uitruimen. Ze hebben 15 uur op ons gewacht, dus kunnen we het nu niet maken om eerst naar het strand te gaan." Ik kijk hem vragend aan.

"Wat is een strand? En wie heeft op ons gewacht en waar is het huis?"

"Ik heb gelezen dat de aardelingen dat wat voor de blauwe massa ligt het strand noemen. En wat dacht je? Dat de Academy ons helemaal op een onbekende planeet liet rondlopen? En voor je is ons huis L."

Hij heeft mijn eerste vraag niet beantwoord, typisch. Ik kijk langs hem heen en zie inderdaad een groot gebouw voor ons staan. Mijn wangen gloeien van schaamte.

Het is helemaal witgeschilderd en heeft veel ramen. Het heeft helaas geen tuin, maar ik zie dat het direct aan de zee ligt.

Een grote glimlach vormt zich op mijn lippen, ik kan het niet laten. Ik heb me hier zo erg op verheugd, ook al was het pas gisteren dat ik het te horen kreeg. Ik heb gisteravond bijna geen oog dichtgedaan door het enthousiasme en opwinding die door mijn lijf schoot.

Samen lopen we naar de voordeur en ik bel aan. Nog geen vijf seconden daarna wordt de deur geopend door een aardig uitziende opa en oma.

De meneer - klein en tenger van postuur - schenkt ons een grote glimlach en opent de deur wijder als teken dat we naar binnen mogen stappen. Mitch en ik schenken ons onze liefste glimlach en lopen naar binnen.

"Ik ben Samantha en dit is mijn man Theo. Het is ons een eer om een jaar voor jullie te mogen zorgen," zei een klein mollig vrouwtje met de grootste glimlach op haar gezicht.

"Ik ben blij dat wij hier mogen zijn meneer en mevrouw—" begint Mitch, maar wordt sussend onderbroken door Theo.

"Noem ons Samantha en Theo, mijn jongen. En alsjeblieft, doe ons een lol en spreek ons met je aan. Anders voelen we ons oud."

"Jullie zijn best oud," floep ik eruit.

Oeps.

Waarom kan ik het nooit laten om mijn mond te houden? Mitch werpt me een staalkoude blik toe en knikt met zijn hoofd dat ik me snel moet verontschuldigen, maar tot onze grote verrassing barsten Theo en Samantha in lachen uit.

Ongemakkelijk huppel ik van mijn ene voet op de ander. Niet wetend wat ik moet doen. Moet ik meelachen? Is het sarcastisch wat ze nu doen? Of nog erger: lachen ze me uit?

"Ik hou nu al van je meisje," zegt Samantha, waarna ze naar me toe komt lopen en lief in mijn wang knijpt. Ze lijkt mijn opmerking van de net helemaal niet verkeerd te hebben opgepakt, hetzelfde geldt voor Theo.

Waar ik erg blij voor ben.

"Maar nu weer even serieus," kucht Theo. "er zijn geen regels, behalve dat jullie niet na twaalf uur 's nachts thuis mogen komen. Dan gaan wij namelijk ook slapen en doen we de deur op slot, dus kan je niet meer binnenkomen."

We knikken allebei instemmend dat we er met die regel eens zijn. Ik had niet nagedacht over bij wie we zouden verblijven. Ik had er eigenlijk nog helemaal niet over nagedacht. Ik zou het allemaal over me heen laten komen en het wel zien.

Ik ben blij dat Theo en Samantha mijn tijdelijke 'ouders' zijn. Ik vind ze tot nu toe erg lief en houden wel van een grapje.

Ik sprint na Theo's woorden naar boven en zie dat er een slaapkamer vrij is met uitzicht aan zee.

Meteen leg ik de koffer op mijn bed neer, zodat Mitch de slaapkamer niet meer van me kan afpakken. Nadat ik mijn koffer heb opgeruimd en alle kleren in mijn kast heb gedaan, ga ik naar Mitch zijn kamer.

Ik heb geen zin om te kloppen dus doe ik de deur meteen open. Daar zie ik Mitch liggen met een boeken in zijn handen en al zijn kleren netjes in zijn kast gevouwen, niet dat ik iets anders had verwacht.

Ik plof naast hem neer en geschrokken kijkt hij op van zijn boek. Ik snap nu wel waarom die jongen geen Vechter is geworden, als Vechter moet je altijd alert blijven. Ook in tijden waarin je denkt dat er niks gaat gebeuren, maar als Mitch in een boek zit moet je hem een stomp geven en dan pas heeft hij je door.

Strategen en hun boeken...

"Degene die het eerste in de blauwe massa is wint!" schreeuw ik tegen hem, snel opstaand van het bed.

Ik zie dat Mitch zijn ogen rolde en zegt: "Het heet geen blauwe massa, L. Het heet de zee, jij moet ook die boeken gaan lezen die de directeur ons meebracht. Anders leer je helemaal niks."

Nu is het mijn beurt om mijn ogen te rollen.

"Maar waarom zou ik al die saaie boeken lezen als ik jou heb? Jij bent gewoon een lopende encyclopedie en ga je omkleden. Ik zag in het tijdschrift over Dupto, dat Dupto's 'bikini's' dragen. Dus heb ik er meteen één gekocht, toen ik wist dat we hiernaartoe gingen. Jongens moeten een 'zwembroek' aandoen. Heb je dat mee?"

Ik heb niet door dat ik aan het ratelen ben, totdat Mitch zijn broek uitdoet, waardoor ik snel mijn blik afwend.

"Je mag kijken hoor, ik had het al die tijd al aan." Ik draai voorzichtig mijn hoofd weer terug, bang dat hij misschien een grapje maakt, maar zie dat Mitch inderdaad een zwembroek aanheeft.

Hij heeft een zwarte broek aan met neonoranje palmbomen erop en het staat hem goed. Ikzelf heb een donkerblauwe bikini aan met lichte zwarte accenten erop.

Plots herinner ik mijn woorden van een paar minuten geleden nog en sprint zo snel mogelijk de trap af. Halverwege de trap bedenk ik me dat ik geen sokken aanheb.

Ik wil terug de trap op sprinten, maar hoor Mitch vlak achter me.

Ik zit in een dilemma.

Of ik ga terug naar boven om mijn sokken aan te doen en daarna mijn schoenen, maar dan ben ik sowieso later dan Mitch in het water. En dat kan mijn competitieve kant niet hebben, of ik ga gewoon op blote voeten.

Veel tijd heb ik niet om na te denken, dus besluit ik toch maar om op blote voeten te rennen naar het strand. Ik heb aan het begin al gezien dat het huis verbonden is met het strand, dus ren ik door het huis naar de achterdeur om die snel te openen.

Ik zie nog net in mijn ooghoek Samantha ons verbaast aangapen, waarna ik mijn blik weer op de zee vestig. Ik moet en zal winnen.

Het is goed om een keer weer te kunnen rennen, natuurlijk moeten we dat ook doen op de Academy, maar dan moeten we — de Vechters — hindernisparcours afleggen.

De eerste paar meters over het zand voelt alsof ik vlieg, zo snel ga ik. Ik heb me in geen tijden zo vrij gevonden, dat ik gewoon kan doen wat ik wil doen en me niet aan alle regels en wetten behoor te gedragen.

Ik ren zo hard als ik kan, ik voel de wind door mijn haren waaien. Het is een van mijn mooiste momenten van mijn leven, totdat ik wat voel branden. Mijn voeten lijken in de fik te staan! Ik zie dat niet alleen mijn voeten branden, maar ook die van Mitch, want opeens komt hij een stuk dichterbij wat zegt dat hij een stuk sneller is gaan rennen.

Net zoals ik.

De zee komt dichter en dichterbij, ik wil het om me heen voelen. Ik wil het aanraken.

Ik spring de zee in en ga meteen kopje onder. Ik voel het koude, maar ook warme water om me heen sluiten. Het lijkt alsof het me wilt kalmeren. Ik doe mijn ogen open en zie allemaal blauw. Het water is zo helder. Ik kijk naar beneden.

Daar zie ik...het strand? Hoe kan het daar nou liggen? Ik merk dat ik mijn knieën opgetrokken houd, dus strek ik ze langzaam.

Voorzichtig raken eerst mijn tenen de bodem, het strand nog niet helemaal vertrouwend.

Nadat ik het strand met mijn tenen heb ingedrukt, merk ik dat het stevig is. Nog niet helemaal zeker ga ik met mijn hele voet op de bodem staan.

Wanneer ik overtuigt ben dat het niet opeens weg zou zakken, strek ik mijn benen en voel ik hoe ik soort van werd gelanceerd en boven het wateroppervlak kwam.

Ik veeg verwoed in mijn ogen met de rug van mijn hand, om het bijtende zout uit mijn ogen te krijgen. Ik kijk om me heen, op zoek naar Mitch. Maar zie hem nergens in het water. Nu in paniek ga ik de mensen op het strand af en daar staat hij, met een grijns op zijn gezicht naar mij te kijken.

Die slapjanus, hij is het water nog geen eens ingegaan!

Maar dat betekent dat ik heb gewonnen, niet dat ik het niet gewend ben te winnen, maar het is altijd leuk. Geeft zichzelf een mentale high-five.

Moeizaam beweeg ik voort door het water naar Mitch toe. Ook al zit het water tot mijn schouders, het duurt langer dan ik had verwacht. Eindelijk bij Mitch aangekomen geef ik hem een glimlach, hierdoor kijkt hij mij met gespleten ogen aan.

Niet wetend wat ik ga doen.

Ik open snel mijn armen en geef hem een knuffel, waardoor hij — nu net zoals ik —helemaal nat is. Mitch die de eerste paar seconden nog probeer te ontsnappen uit mijn berengreep, merkt dat het nu toch geen zin meer heeft, hij is nu immers even nat als ik.

Ik laat Mitch los en scan het strand op zoek naar mensen die een surfboard vasthebben. Nog geen dertig meter van ons vandaan, zie ik drie jongens staan met alle drie een surfboard in hun hand. De middelste heeft blond haar, net zoals Mitch en de andere twee hebben bruin haar.

Ik pak Mitch zijn hand vast en sleur ze naar de jongens toe, om te vragen of ze ons kunnen leren surfen.

Nu ik eraan denk is het een belachelijk plan. Wie vraagt er nou aan drie onbekenden of ze hen kan leren surfen.

Bij elke stap die ik zet, zakt de moed me in de schoenen.

Blijkbaar lijkt Mitch het te merken, want nu hoef ik hem niet meer voort te trekken, maar trekt hij me voort naar het groepje jongens.

Wanneer de rechter jongen ons in de gaten krijgt, tikt hij de andere twee aan en zegt wat tegen hen. Ik zie ze alle drie mijn lijf scannen, waardoor ik snel mijn rechterhand over mijn lichaam bedek.

Mijn linkerhand is nog steeds verbonden met Mitch, die niks door lijkt te hebben.

Ik snap mezelf niet, Mitch en ik hebben vaak genoeg elkaars handen vastgehouden. Maar ik heb nog nooit zijn hand zo erg gevoeld. De drie jongens merken onze verstrengelde handen ook op te merken, want ze kijken nu allemaal Mitch met een doordringende blik aan.

Zijn ze jaloers? Dat idee schrap ik snel uit mijn hoofd. Waarom zouden ze jaloers moeten zijn op Mitch? Ze kennen me nog geen eens?

Aan hun uiterlijk te zien, kan ik er niet omheen dat ze knap zijn en aan de meiden die hen met een hongerige blik aankijken. Kan ik zien dat ze populair zijn.

Ik ken dit soort types, ze voelen zich geweldig. Superieur van de rest. Ze gaan met elk meisje naar bed en elk meisje kwam die dag daarna huilend naar haar beste vriendin toe.

Je moet er niet intrappen. Je bent voor hen een speeltje. Iets dat ze willen en wanneer ze het hebben en gebruikt, gooien ze het weg.

Ik heb op het strand, toen Mitch en ik hand in hand liepen, de boze blikken van de meiden wel gemerkt. Ik snap het wel, Mitch ziet er goed uit. Hij heeft blond haar en groene ogen, die door je ziel lijken te boren. Ook is hij gespierd en breedgebouwd.

Iedereen op Flanus is knap, alleen sommigen zijn knapper dan anderen. Sommige mensen zeggen dat we kinderen van de God zelf zijn. Maar dat kan niet, want niemand op Flanus is gelovig.

Eindelijk bij hen aangekomen, schraap ik ongemakkelijk mijn keel. Niet wetend hoe ik het moet vragen.

Mitch is me voor en zegt: "Leila zag jullie surfen en wij vroegen ons af of jullie ons surfles kunnen geven."

Ze staren ons een tijdje aan, voordat ze alle drie in lachen uitbarsten.

Ik kan wel door de grond zakken, ik wist dat het een slecht idee was. Wat dacht ik ook? Ik trek Mitch mee aan zijn hand die ik nog steeds vastheb en we lopen beschaamd en in stilte terug naar huis.

***

"Zullen we een film kijken, Mitch?" vraag ik hem. We hebben allebei gedoucht en ik sta in mijn pyjama voor zijn deur.

Mitch knikt en laat mij naar binnen. Maar lijkt zich toen iets te herinneren en zegt:

"We moeten eerst nog verslag uitbrengen aan de directeur dat we goed zijn aangekomen. Weet je nog?"

Ik heb geen idee waar hij het over heeft, maar besluit dat als ik dat zeg ik word uitgelachen. En dat Mitch vast weer een opmerking zou maken over Vechters en hun slechte geheugen. Waarna we in een hele discussie komen over welke afdeling het beste is.

Om dit alles te voorkomen zeg ik: "Ja tuurlijk, zoiets belangrijks zou ik nooit vergeten." Mitch kijkt me wantrouwig aan, maar staat dan op en opent de uitvinding, die we van de directeur hebben gekregen, om contact met hem te leggen.

Hij knikt op het knopje aan de zijkant van het apparaatje en meteen nadat hij dit heeft gedaan komt er een klein blauw portaal midden in de slaapkamer, die steeds groter wordt. Na twintig seconden stopt het met groeien en is het zo groot dat iemand van twee meter er doorheen zou kunnen.

Wij besluiten hem te spreken, dus zeg ik tegen het apparaatje: "Ik wil de directeur van de Academy op Flanus spreken." Meteen komt de directeur in beeld, druk over zijn papierwerk gebogen. We besluiten te wachten, totdat hij ons opmerkt.

Maar na vijf minuten wachten, begint mijn geduld op te raken en kuch ik luid door het portaal heen. De directeur schrikt op en zijn stoot bijna het inktpotje om.

Slecht geweten?

Hij komt naar ons toe gelopen en doet voorzichtig zijn hand erdoorheen. Hij raakte Mitch zijn hand aan, die op zijn beurt snel zijn hand wegtrekt. Ik moet grinniken om het tafereel voor me.

Mitch die snel zijn gezicht neutraal heeft gemaakt, zegt formeel: "Wij zijn veilig aangekomen, meneer de directeur."

"Top...top! Ik had niet gedacht dat het echt zou werken, het portaal," de laatste zin mompelt hij in zichzelf, maar hard genoeg voor ons om te horen. Maar ik durf te wedden dat hij dat zelf niet doorhad.

We sluiten het portaal weer en Mitch legt het apparaatje veilig in zijn koffer, bang dat iemand het vindt en erachter komt. Behalve ik.

Mitch gaat op zijn bed liggen en ik sta naast zijn bed, niet wetend wat te doen. Verwacht hij dat ik naast hem kom liggen of wilt hij dat ik wegga? We zouden een film kijken, maar misschien is hij dat alweer vergeten.

Mijn zorgen worden gerustgesteld, wanneer ik zie dat Mitch een deel van zijn lakens omhoog doet, zodat ik tegen hem aan kan kruipen.

"Welke film wil je zien?" fluistert hij zachtjes naar mij, terwijl hij een arm om me heenslaat.

"Captain America," fluister ik terug.

Mitch zoekt de film op en klikt op 'start', waarna ik nog dichter tegen hem aan kom liggen.

Ik voel halverwege de film mijn ogen steeds vermoeider worden. Ik leun nog wat extra naar hem toe en voel zijn greep om mij verstevigen. Ik voel een zachte kus op mijn voorhoofd en de woorden zo zacht dat het net een fluister lijkt. Een illusie, maar ik weet zeker dat ik ze goed hoorde.

"Slaap lekker, mijn Vechter."

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top