~Hoofdstuk 19: Bijles voor kaneelstokken~

Mitch heeft iemand gezoend, voor mijn ogen. Ik zou het niet zo erg moeten vinden en me er niks van aan moeten trekken, maar ik kan de vlaag van jaloezie en woede niet negeren.

Mitch werpt mij een korte blik over zijn schouder en heel even lijkt het alsof hij mij de woorden 'het spijt me' mimet, maar dan - alweer - verbreekt hij het oogcontact en neemt driftig de aantekeningen van het zwarte bord achter de docent over.

"Hazel?"

Ik kijk hem met een vertroebeld zicht aan. Tranen wellen zich weer op als ik zijn bezorgde gezicht zie, hij is de laatste tijd zo lief voor mij geweest.

Hij heeft me uit mijn put gehaald, maar nu voelt het alsof ik dieper dan ooit ben. Het voelt onmogelijk om er nog uit te komen.

Hij opent zijn armen en ik laat me erin vallen. De geur van appels en munt omringt me en ik adem diep in om me zijn geur te herinneren. Ik verberg mijn hoofd tussen zijn nek en schouder en voel hem tegen mij aan aanspannen, wanneer ik mijn adem uitblaas.

Een zachte snif ontsnapt zich uit mijn mond, wanneer ik weer aan Mitch denken. Ik voel Pax' armen om me verstevigen.

Het laat me weten dat hij mij zal beschermen, dat hij er altijd voor me zou zijn. Ook in moeilijke tijden, zoals nu.

"Het is goed, Hazel. Huil maar, laat alles eruit," fluistert hij in mijn oor en wrijft tegelijkertijd over mijn rug.

En dat doe ik.

Ik laat alle tranen van de afgelopen weken eruit, het voelt opluchtend, het voelt als herboren. Om eindelijk iemand te hebben die me troost.

Ik moet Mitch vergeten. Ik moet hem verbannen uit mijn hoofd. Het doet me alleen maar pijn, het helpt niks om over een jongen te huilen die jou niet ziet staan. Die jou alleen maar pijn doet.

Hij was misschien vroeger mijn beste vriend, maar ik vraag me af hoe ik toen nooit deze kant van hem heb gezien. De kant die mij pijn doet en niet zo lief is als hij zich voordoet.

Die je laat stikken als jij hem echt nodig hebben en het liefst ook nog helpt, om de zuurstof ver van je longen vandaan te halen.

Maar Pax, Pax laat me leven. Hij laat me alles vergeten. Met hem kan ik uren praten en dan voelt het alsof we een paar minuten hebben doorgebracht.

Met Pax lijkt de tijd veel te snel te gaan.

Wanneer ik in de avond thuiskom en in bed lig, heb ik een glimlach op mijn gezicht. Elke keer voordat ik in slaap val, denk ik aan hem en hoe hij elke keer vol nieuwe avonturen zit. We doen dingen die ik zelf niet zou hebben gedaan.

Met hem voel ik mezelf tot leven komen.

Er wordt drie keer hard op de houten deur geklopt, wat het geluid door de lucht laat vibreren. Mijn ademhaling is weer neutraal geworden en ik haal me uit onze omhelzing. Pax werpt me een kleine glimlach en bestudeert mijn gezicht.

Hij brengt zijn hand omhoog en naar mijn gezicht, maar wilt hem dan terugtrekken. Hij kijkt me aan om toestemming en ik geef hem een kleine glimlach, wat hem zijn moed weer bij elkaar lijkt te rapen en zachtjes strijkt hij met zijn duim over mijn wang.

Om een verloren traan weg te pinken.

Zijn handen zijn ruw en er zit eelt op, maar toch voelen ze zacht aan door zijn tedere aanraking. Ik leun in, in zijn aanraking.

Het voelt goed.

Ik sluit mijn ogen en slaak een diepe zucht. Wanneer ik ze weer open, schenkt Pax me een grote glimlach. Eentje dat zijn scheve voortand laat zien. Tintelingen schieten door mijn lichaam, nog nooit heb ik me zo gevoeld. Zelfs niet wanneer Mitch me aankijkt.

Pax geeft mij het gevoel dat hij mij zal vangen, wanneer ik val. Dat hij alleen maar aandacht heeft op mij.

Dat ik speciaal voor hem ben.

Ik glimlach naar hem en zie de deur opengaan.

Een man in een zwart pak dat te strak zit, aan de knoopjes die elk moment kunnen openspringen te zien, stapt met stevige passen naar de docent. De docent, die ik eerst nog losjes in elkaar gezakt stond voor de klas, staat nu in kaarsrechte houding met een geheven kin recht vooruit te kijken.

Ik kijk Pax aan, maar aan zijn verwarde uitdrukking zie ik dat hij ook niet snapt waarom onze docent zo raar doet.

Ik kijk hem vanonder mijn wimpers schuin aan.

Zijn bruine haar zit perfect in model, behalve één plukje dat voor zijn ogen valt. Maar elke keer wanneer Pax het wegveegt uit zijn zicht, komt het weer terug. Waardoor een geïrriteerde uitdrukking op zijn gezicht komt.

Lichte wallen zijn onder zijn ogen te bekennen, maar zijn nog lang niet zo erg als die van Mitch.

Waarom blijf ik aan hem denken, als het duidelijk is dat hij mij niet wil?

Pax zijn ogen, de hazelbruine ogen met donkergroene vlekjes erin die me al sinds onze eerste ontmoeting zijn opgevallen, kijken sprankelend voor zich uit. Ze brengen blijdschap en energie met zich mee.

Een diepe frons is op zich voorhoofd zichtbaar en zijn wenkbrauwen zijn samengeknepen, nu hij naar de directeur kijkt.

Ik volg zijn blik, maar ik kan niks op de directeur aanmerken.

Alleen dat hij een klein mannetje is met geen haar op zijn hoofd, maar toch door middel van een pruik te dragen anderen probeert te laten denken, dat hij niet kaal is.

Want zijn pruik zit half op zijn hoofd.

Tenslotte heeft hij een snor, die ongekamd is en vanaf hier kan ik wat etensresten er tussen zien zitten.

Ieuw.

Ik voel Pax over me heen buigen en in mijn oor fluisteren: "Snapt die man niet dat we allemaal al weten dat hij kaal is? En hij dus niet meer alsof hoeft te doen?"

Zijn pretogen lijken haast te glinsteren in het zonlicht, dat door het raam naar binnenvalt. Het licht geeft zijn ogen een karamel glans.

"Meneer Flanora, deel jouw zoetsappige verhaal maar aan de rest van ons. Ik denk dat we het even graag willen horen als mevrouw Dawson."

Ik schrik op uit het staren in Pax' ogen en zie de directeur ons streng aankijken. Lichte rode blosjes vormen kruipen zich omhoog naar mijn wangen, van schaamte.

Flanora. Pax Flanora.

Ik heb Pax' achternaam nog nooit gehoord.

Een klein lampje brandt in het zwarte gat van mijn hoofd, maar voordat ik het kan grijpen en naar voren kan brengen, is het uitgedoofd.

De laatste tijd begint er steeds vaker een herinnering op te doemen, maar kan ik het niet voor mijn netvlies krijgen.

Vannacht had ik een droom, het was zo echt. Het voelde alsof ik mijn herinnering opnieuw beleefde. Maar toen mijn wekker afging en ik mijn ogen opendeed, kon ik me niets meer herinneren.

Alleen dat ik iets had gedroomd over mijn verleden.

"Ik vertelde haar dat Hazel een bijzondere naam is, want hazel is ook een kleur," antwoordt Pax zonder te blikken of blozen. De slapste smoes die ik ooit heb gehoord, maar hij brengt het op een geloofwaardige manier.

Als ik niet beter wist, had ik Pax zo geloofd.

"Mmh," is het enige wat uit de directeur zijn mond komt. Hij kijkt hem scherp aan, op zoek naar een aanwijzing dat Pax liegt, maar Pax keert zijn staar terug naar de directeur.

De directeur is uiteindelijk degene die het oogcontact verbreekt en wanneer hij een verslagen zucht laat horen, zie ik Pax' lippen omkrullen.

Dan vestigt de directeur zijn blik op mij en een grote glimlach komt op zijn gezicht, een rilling loopt van mijn ruggenwervel naar mijn tenen door de blik die hij mij geeft.

Hij scant me langzaam van top tot teen, voor hoeverre dat kan, want ik zit aan een tafel. Maar door zijn blik voel ik me naakt.

Viezerik.

Een boek wordt verticaal voor mijn bovenlichaam geschoven en ik kijk Pax aan, die het boek vastheeft en de directeur met gespleten ogen aankijkt.

Ik voel de woede bijna van hem afkomen. Een arm zet ik op zijn bovenarm, om hem te laten weten dat ik er ben en dat hij rustig moet worden.

Zo meteen wordt hij door mij van school afgestuurd. Dat wil ik niet op mijn geweten hebben.

Ik voel zijn spieren door mijn impuls aanspannen en hoor hoe zijn adem in zijn keel stokt.

"Mevrouw Dawson ik heb nog een paar zaken met u te bespreken. Zou u mij alstublieft kunnen volgen?", vraagt de directeur terwijl hij zijn snor tussen zijn vinger haalt. Ik kijk op en knik.

De handeling herhaalt hij nog een keer, maar deze keer stopt hij halverwege zijn snor en vist er een stukje - van wat ik vermoed dat - eten uit.

En eet het op.

Ik heb opeens geen trek meer.

"Mevrouw Dawson?", herhaalt de directeur zich.

Maar ik wil niet gaan. Ik wil niet weg, ik wil Pax bij me hebben. Ik vertrouw hem en alleen hem. Ik weet dat ik op hem kan rekenen en dat hij mij niet laat vallen.

Maar ik kan niet tegen de directeur ingaan. Ik moet niet in opstand komen, niet nu. Dan maken we een klein lucifertje tot een grote brand.

En het zal niets helpen.

De directeur is hier de baas, hij kan ons allemaal schorsen of erger nog: van school wegsturen.

Een week geleden had ik het niet erg gevonden.

Had ik er zelfs van genoten om docenten en zeker de directeur, die ik nog nooit had gezien, op de kast te jagen. Ik was niet bang voor de gevolgen, het deed zelfs de adrenaline door mijn bloed pompen als ik bedacht dat ze me misschien zouden schorsen.

Maar nu?

Nu zou ik er niet aan mogen denken om te worden geschorst, het zal mijn dag verpesten. En de dagen die daarop volgen. Ik zal Theo en Samantha niet onder ogen durven te komen, wanneer zij ervan horen, omdat ik me er te erg voor schaam.

Ik weet niet wat er is veranderd, waarom ik nu wel naar school wil. De steen zei tegen mij, zegt nog steeds, dat school nutteloos is. Dat ik mijn tijd veel beter in andere dingen kan besteden.

Maar ik heb nieuwe energie om naar school te gaan. Eerst dacht ik dat het was om het goed te maken met Mitch, omdat ik hem thuis ook nooit zie en als ik op zijn deur klop - die op slot zit - opent hij hem niet.

Maar toen ik Mitch haar zag zoenen, besefte ik me twee dingen: Mitch maakt het niks uit dat onze vriendschap steeds verder in elkaar zakt en Pax is mijn echte vriend.

Ik kijk Pax aan, hij kijkt de directeur boos aan en verplaatst zijn blik dan naar mij. Hij werpt me een smekende blik, die zegt dat ik hier moet blijven, maar ik schud enkel mijn hoofd. Ik wil blijven, zo graag, maar hij en ik weten allebei dat dat niet kan.

Ik schuif mijn stoel naar achtsten en buk om mijn tas van de grond op te pakken, die ik op mijn tafel zet. Langzaam rits ik de rits openen, waardoor de irritatie van de directeur met elke seconde zichtbaarder wordt. Ik klap mijn schrift dicht en schuif de dop van de pen op de voorkant.

Ik rits de rits weer dicht en slinger de tas over mijn schouder. Slenterend loop ik naar de directeur, die ongeduldig met zijn voet op de grond tikt.

Hij opent de deur en ik kijk snel achterom naar Pax, maar die heeft zijn ogen alleen op de directeur aan. Een frons tussen zijn wenkbrauwen is zichtbaar, wat hem jaren ouder laat lijken.

Zijn gezicht laat niks weten van wat hij vindt, maar zijn ogen geven alles weg. Ze laten zien dat ze de directeur verdacht vinden en het niet vertrouwen.

Ik ben het helemaal met hem eens.

Ik vraag mezelf af of ik de enige ben die hem begrijpt door alleen in zijn ogen te kijken. Want die maskert hij niet, die zijn de enigen die levendig blijven. De enige die energievol blijven en vol met leven, als zijn hele lichaam en gezicht uit steen is gehouwen.

Ik vraag me af of ik het vroeger ook zag, voordat ik mijn geheugen verloor. Of ik toen ook goede vrienden met hem was, zo goed als nu.

Pax en ik hebben er tijdens onze praatten niet over gepraat, we hebben niet over het incident gepraat. Ik ben hem daar dankbaar voor, dankbaar dat hij weet dat als hij er over gaat beginnen hij mij pijn kan doen. Pijn door alles wat ik ben verloren.

Ik ben het belangrijkste vergeten: mijn verleden.

Maar nu, nu weet ik dat ik niet in het verleden moet blijven hangen. Ik moet doorgaan. Ik moet kijken naar het nu en de toekomst, misschien krijg ik mijn herinneren nog terug. Dat zou het helemaal het perfecte plaatje geven, maar ik zou niet meer in het verleden blijven hangen.

Want dat is al gebeurd. Dat kan je niet meer veranderen, maar wel wat je nu doet. Je kan door beslissingen te maken, kiezen wat je toekomst wordt.

Ik moet me focussen op wie wil worden.

Ik kijk de klas nog één keer rond en heel even blijft mijn blik op Mitch plakken. Hij ziet er slecht uit, slechter dan slecht.

Hij kijkt me aan met spijt in zijn ogen, hij smeekt me met zijn - die ik gisteren nog zo mooi vond - ogen of ik hem kan vergeven.

Ik voel geen tintelingen meer als ik naar hem kijk, mijn hart gaat niet meer sneller kloppen.

Ik moet wat hij heeft gedaan achter me laten.

Het vergeten, maar nog niet vergeven.

Want de realisatie komt hard aan: ik ben niet verliefd op de jongen, die ik dacht dat hij was.

Ik was verliefd op het verliefd zijn.

Niet op hem.

Ik schenk hem een glimlach, waarna ik me omdraai en de klas uitloop met de directeur achter me aan.

***

Ik sta voor het bureau van de directeur. Hijzelf zit onderuit gezakt in zijn stoel en heeft zijn voeten gekruist over zijn bureau gedrapeerd. Hij kijkt mij alleen aan, zegt niks.

Ik kijk zijn kantoor rond, overal beter dan hem.

De muren zijn wit, niet crèmekleurig wit, maar zuiver wit. Een eikeren boekenkast staat tegen de linker muur geschoven, waar enkele boeken staan. Verder is er niks. Geen foto's, planten, schilderijen. Er is zelfs geen raam.

Aan de ene kant van zijn bureau zijn drie nette stapeltjes met papieren op elkaar gestapeld en aan de andere kant staat een zwart kokervormig bakje met een paar zwarte pennen erin.

"Waarom was je de afgelopen maanden niet?"

Ik kijk hem aan. Wat wil hij dat ik zeg? Ik ben er nu, toch? Dus wat is dan het probleem?

"Het probleem is, mevrouw Dawson, dat u heel veel lesstof heeft gemist. En omdat u zich de afgelopen maanden niet had ziekgemeld of af had gemeld, staat u als spijbelen opgeschreven," antwoordt de directeur alsof hij mijn gedachtes kan lezen.

"Dus...?"

"U moet een maand lang de heren- en damestoiletten schoonmaken en al het kauwgom van onder de tafels en stoelen wegkrabben. Daarnaast moet u tot vijf uur op school blijven, verplicht, om bijles te krijgen," hij zegt het alsof het een riedeltje is dat hij in zijn hoofd moest stampen.

Waarom? Waarom zou ik dit allemaal moeten doen? Ik verdien het niet. Ik ben niet zijn persoonlijke schoonmaker.

Leila je bent anderhalve maand weggeweest. Adem in...adem uit.

Maar het werkt niet. Ik voel de woede in mij rijzen. De grijns op de directeur zijn lippen, maakt mij alleen bozer.

Lichte rode vlekken beginnen voor mijn ogen te dansen. Ze verspreiden zich steeds sneller, als een bacterie.

"Laat hem boeten," spreekt een stem in mijn hoofd.

De steen.

Ik heb haar al lang niet meer gehoord, ik heb haar nooit bij Pax gehoord. Ik dacht dat ze me zou hebben verlaten. Dat het me geen adviezen meer zou geven, maar ik heb fout gedacht.

De steen heeft me altijd geholpen in moeilijke situaties. In situaties waarvan ik niet weet wat ik moet doen, maar de steen helpt me er altijd uit. Zij geeft me goed advies.

Ik heb geen enkele keer dat ik haar advies opvolgde spijt gehad. Dus nu ik haar weer in mijn hoofd tegen me hoor praten, twijfel ik geen moment en loop als een roofdier naar hem toe.

De directeur die nu ook doorheeft dat de rollen zijn omgedraaid, haalt zijn voeten van zijn bureau en schuift langzaam met zijn stoel naar achteren, totdat hij met een boem de muur raakt.

Mijn grijns wordt alsmaar groter, wanneer ik hem vluchtig naar links en rechts zie kijken.

Maar hij en ik weten dat er geen weg uit is.

Ik klim, als een tijger, op zijn bureau en kom tot halt recht voor hem. Gehurkt en mijn armen losjes op mijn benen, kijk ik hem aan.

Mijn zicht is nu gehele rood getint. De steen blijft haar woorden in mijn hoofd herhalen, het enige wat ik hoor zijn haar woorden. Ik zie zijn mond heen en weer gaan, maar kan er niks aan uitmaken.

Ik wil hem pijn doen. Ik wil dat hij op zijn knieën voor me smeekt of ik hem kan vergeven. Ik wil hem zien lijden, hem zien bloeden.

Ik haal mijn vuist omhoog, richtend op zijn kaak. Mijn vuist vliegt naar voren, maar het maakt nooit contact met het doelwit. Het geeft niet de kraak die ik zo graag wens te horen.

Ik word tegengehouden bij mijn elleboog.

Ik kijk om naar degene die mij durfde te onderbreken. Ik krul mijn bovenlip omhoog, waardoor mijn tanden zichtbaar worden en laat een diep, laag geluid uit mijn keel komen.

Maar hij laat niet los.

Hij verstevigt enkel zijn grip nog harder op mijn elleboog, om ervoor te zorgen dat ik niet kan ontsnappen uit zijn greep en de directeur kan aanvallen.

Zijn andere hand klemt zich om mijn schouder. Hevig schudt hij me door elkaar en zegt dingen tegen mij, maar ik weet niet wat hij zegt.

Het voelt als verdoofd.

Ik hoor niks en mijn beeld is niet scherp. Het lijken flarden die aan elkaar vast zijn geplakt in plaats van één lopend geheel.

Degene die me vasthoudt heeft een rustgevende uitstraling. Zijn rust kalmeert me en ik voel de woede in mij wegzakken.

Langzaam wordt de stem van de steen zachter en zachter en verdwijnt de rode waas naar de zijkant van mijn zichtveld.

Dan zie ik wie me vasthoudt: Pax.

Wanneer hij merkt dat ik er weer ben, geeft hij mij een knuffel. Zijn neus begraaft zich in mijn nek en ik sla mijn armen om hem heen.

Ik voel mijn ogen prikken.

Hoe heb ik me zo snel overgegeven aan woede? Ik kon niet meer helder nadenken. Ik zag alleen nog maar een rode waas en wilde de directeur in elkaar slaan. Ik wilde hem zo graag pijn doen, dat het me bang maakt.

Wat gebeurde er met mij?

Ik staar naar mijn handen. Ik durf Pax niet aan te kijken. Zal hij nu bang voor me zijn? Zal hij mij nu raar vinden? Ik gedroeg me als een dier, als een ongecontroleerd wezen. Ik had geen macht over mezelf.

Dat maakt me bang.

Bang dat ik nog een keer de controle over mezelf verlies, maar Pax er dan niet bij is. Dat ik doe wat ik wil. Dat ik andere mensen pijn doe, omdat ik dat wil.

"Wat gebeurde hier?", Pax' stem klinkt stern en vol gezag. Ik kan nu zelfs niets in zijn ogen vinden. De vraag is, besef ik me nu, niet aan mij gesteld, maar aan de directeur.

Ik kijk hem aan en zie hem mij vol angst aankijken, maar probeert het niet te laten merken. Hij staat langzaam op uit zijn stoel en heeft defensief zijn handen boven zijn hoofd, wanneer ik een stap naar voren zet.

"Niets. Mevrouw Dawson en ik waren alleen over haar bijles aan het praten. Niet?"

Pax kijkt hem wantrouwig aan, maar zegt niks. Hij kijkt mij aan, vragend of het echt is.

Ik knik.

Het is stil. Niemand zegt iets. Pax kijkt de directeur scherp aan, terwijl de directeur mij sceptisch en nog met lichte angst aankijkt.

Ik kan het hem niet kwalijk nemen. Ik weet niet wat er net gebeurde. Ik weet niet wat ik deed.

"In dat geval hebben we het probleem opgelost. Ik geef Leila bijles," verbreekt Pax de stilte.

Mijn hoofd schiet zijn kant op. Ik ben er zeker van dat ik een krak hoorde. Ontsteld kijk ik hem aan.

Bood hij echt aan om mij bijles te geven?

"Kom Leila," vervolgt Pax en duwt mij zachtjes met zijn hand op mijn onderrug het kantoor uit.

De directeur roept ons niet terug.

***

Pax en ik lopen in stilte terug naar het geschiedenislokaal. Zoveel vragen gaan door mijn hoofd heen. Er is veel gebeurt deze dag en het is nog geen eens middag.

Ik wil de deurklink omlaag trekken, maar Pax houdt me tegen. Ik kijk hem aan en zie dat hij twijfelt.

Een bemoedigend knikje geef ik hem om hem aan te sporen van wat hij wil zeggen.

"Vind je het erg dat ik je bijlesdocent word?"

Is dat wat hem dwarszit?

"Nee Pax. Ik had niemand beter kunnen bedenken," zeg ik waarheidsgetrouw.

Een opgeluchte zucht verlaat zijn mond.

Dan realiseer ik me iets. Wat wil hij voor de bijleslessen?

"Wat wil je voor de bijleslessen? Hoeveel geld?"

"Ik hoef niks."

"Iedereen wilt wat en ik ga je niet je tijd aan mij verdoen zonder er iets voor terug te geven," want altijd als iemand mij iets geeft, wil ik iets teruggeven. Ik voel me anders schuldig. Als iemand mij iets aanbiedt, moet ik van mezelf iets teruggeven.

Krijgen en geven.

Zonder het geven stapelt een schuldgevoel in mij op. Ik vind het niks dat iemand dingen aan mij geeft, ook al verwacht hij er niks voor terug.

"Kaneelstokken."

"Ik weet dat je niks wilt, maar er is altijd-", ik kijk hem aan. Zei hij wat hij wilde hebben?

Pax glimlacht naar me en herhaalt het: "Kaneelstokken, Hazel. Ik wil kaneelstokken."

"Oh...oké," ik had niet verwacht om hem zo snel te overtuigen.

"Hazel. Je bent niet zoals andere meiden, misschien heb je het niet zelf door, maar ik wel. Ik zie hoe je blij wordt van de kleinste dingen en niets aan jezelf verandert. Je roddelt niet zoals al die andere meiden, alleen om iets te hebben om over te praten. Je bent bijzonder, Hazel. Uniek," hij staart me de hele tijd dat hij het zegt me in mijn ogen. Zijn ogen houden zo'n intensiteit vast, dat ik niet kan wegkijken.

Niet wil wegkijken.

Voorzichtig, alsof ik breekbaar ben, legt hij zijn hand op mijn wang. Hij kijkt mij aan, met zijn ogen vragend of ik het goed vind. Ik kan geen woorden uitbrengen, ik ben gehypnotiseerd door zijn ogen.

Hij buigt zich langzaam naar voren. Nog een paar centimeter en onze lippen raken elkaar.

Maar dan trekt hij zich terug.

Kort schraapt hij zijn keel en ontwijkt mijn blik. Dan loopt hij langs me heen.

Wat gebeurde er?

Ik kan geen woorden uitbrengen van wat er de net gebeurde. Wat er zou gebeuren, als Pax zich niet terugtrok?

Ik sta nog steeds op dezelfde plek bevroren, wanneer zijn handen de deurklink omlaag duwen. Dan kijkt hij over zijn schouder en kijken zijn hazelbruine ogen de mijne aan.

Zijn volgende woorden gaan bijna langs me heen. Maar ik weet dat de woorden die hij zei, ik hoorde. Na zijn woorden draait hij zich om en opent de deur. Hij loopt het klaslokaal in met zijn handen in zijn zakken, alsof het hem niks deed.

Maar mij wel.

Ik sta nog een paar seconden voor de deur te wachten, waarna ik uit mijn trance kom.

Vroeg hij het echt?

Want de woorden die hij vroeg, dringen nog steeds niet tot me door. Hoe vaak ik de afgelopen paar minuten naga, ik kan het niet geloven.

Durf het niet te geloven.

Want zijn woorden, de woorden die ik hoorde, waren:

"Wil je vrijdagavond met me naar de bioscoop?"

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top