~Hoofdstuk 13: De Redding~

"Wanneer ontwaakt ze uit haar coma?", een wanhopige stem klinkt ver weg. Kleine tintelingen stromen door mijn lichaam door het horen van die stem, maar ik weet niet waarom.

Mijn lichaam weet het. Maar wilt het me niet vertellen. Hoe hard ik ook smeek, het blijft afstandelijk en geeft niks toe.

Het is overal donker, geen enkel lichtpuntje is te vinden.

"Eerlijk gezegd moet ik je mededelen dat ik dat niet weet. Het kan over een uur zijn, maar ook een week. Het is immers ook een apart geval hoe ze in coma is geraakt, de meeste mensen zouden doodgaan als ze verdrinken en op een bodem van vijf meter liggen voor lange tijd," klinkt een andere stem, die geen tintelingen door mijn lichaam jagen.

Verdrinken? Ik?

Ik probeer mijn ogen dicht te knijpen om aan iets te denken. Niks.

Waar ben ik?

Wie is die stem die fijne tintelingen over mijn lichaam lieten verspreiden?

En het belangrijkste: Wie ben ik?

Voorzichtig probeer ik mijn hand te bewegen. Niks. Ik sla een gefrustreerde gil, maar het geluid wordt door mijn - gesloten - mond niet hoorbaar gemaakt.

Ik probeer iets kleins te bewegen, mijn vingertoppen. Ik 'knijp' mijn ogen stijf dicht om me goed te concentreren, maar zelfs dat weet ik niet of ik het echt doe. Ik stel me mijn lichaam voor, waarvan ik niet weet hoe het eruit ziet.

Ik weet niks meer. Helemaal niks.

Het maakt me bang, zo vreselijk bang.

Ik word bang van het donker dat me de hele tijd omringt. Het kijkt me in te sluiten, in een hoekje te drukken.

Langzamerhand voel ik mezelf weer wegzakken. De duisternis omringt me weer en trekt me erin. Weg van hier.

***

Na, ik weet niet hoe lang, word ik weer wakker door een derde stem.

"Mitch je moet wat eten. Je zit hier nu al drie dagen. Je bent er echt als ze weer wakker wordt, tien minuten kan geen kwaad. Kom man," mijn lichaam lijkt in vuur te staan door de naam die wordt genoemd.

Maar het zegt me niks. Helemaal niks.

Het maakt me bang, nog banger dan het donker om me heen.

Gek genoeg kan ik de vorige keer dat ik 'wakker werd' herinneren.

Ik herinner me zijn stem, die mijn lichaam deed tintelen. Ik ben benieuwd wie het is. En daar kan ik maar op één manier achter komen, mijn ogen openen.

Alweer probeer ik mijn vingertoppen te bewegen en dan voel ik het. Een kleine tinteling gaat erdoorheen. Alsof het herboren is. Ik heb me nog nooit zo trots op mezelf gevoeld.

Voorzichtig probeer ik mijn oogleden te openen, willen wetend wie degene is die mijn lichaam zo raar laat doen.

Meteen openen ze zichzelf, het felle licht schijnt in mijn ogen, waardoor ik meteen mijn ogen weer stijf op elkaar houd.

Er vormen sterretjes voor mijn ogen, nu ik ze dicht heb, en ik word er duizelig van. Deze keer open ik - voorzichtiger - mijn ogen en zie dat de sterren en de duisternis langzaam verdwijnen en plaatsmaken voor allemaal andere kleuren.

Blauw, groen, geel, rood, maar voornamelijk wit.

Ik kijk verward rond, deze plek niet kennend. Hoewel ik nu denk dat ik niks ken. Ik kijk naar mijn lichaam, die zo vertrouwd maar ook zo raar voelt.

Dan pas zie ik dat ik op een raar bed lig, een witte deken is om me heen geslagen. Die ik er meteen vanaf haal, het opeens benauwd hebbend. Ik ben gehuld in een bleke blauwe jurk dat rond mijn knieën komt.

Slangetjes liggen om me heen en - van wat ik kan zien - een grote naald zit in de binnenkant van mijn elleboog, waardoor ik het eruit schrik meteen uithaal.

Wat doet zo'n metalen voorwerp in mijn arm.

Bloed welt onmiddellijk op en meteen gaat een apparaat piepen. Alsof dat een teken was, staat er binnen tien seconden een verpleegster in mijn kamer met een angstig gezicht.

Haar gezicht kijkt mij aan en wanneer ze de naald in mijn hand opmerkt, snelt ze snel naar me toe.

Oeps.

Een onschuldige glimlach vormt zich op mijn gezicht, maar de verpleegster lijkt er geen aandacht aan te besteden en pakt ruw de naald van mij over en duwt hem snel weer in mijn arm, waardoor een pijnlijke schreeuw mijn mond verlaat.

Volgens mij keek ze nog geen eens.

Ik zie aan mijn rechterkant wat gestommel en hoor iemand een luide gaap slaken. "Die heeft waarschijnlijk even goed als ik geslapen," denk ik bij mezelf.

Ik kijk naar rechts en hoewel hij net wakker is, ziet hij er in mijn ogen perfect uit. Lichtbruin haar, dat lijkt op herfstbladeren en wanneer hij zijn ogen opent en mij met grote ogen aankijkt weet ik het zeker: de mooiste ogen die ik ooit heb gezien.

Groene ogen kijken me intens aan, van de dichtbije afstand zie ik dat hij precies dezelfde kleur spikkels heeft als zijn haar in zijn ogen.

De verpleegster, waarvan ik dacht dat ze al weg was, laat een ongemakkelijke kuch horen. Waardoor de mysterieuze jongen en ik onze intense staar verbreken. Ik zie vanuit mijn ooghoek dat de jongen het ook ongemakkelijk vindt, aan zijn wangen die nu lichtroze zijn getint te zien.

Wat hem nog schattiger maakt.

En tinteling gaat over mijn rug, dat me een spastische beweging doet maken. Waardoor alle aandacht op mij is gevestigd. Nerveus van hun blikken, vraag ik een retorische vraag aan het meisje: "Heb jij niet wat anders te doen?"

Een rare stem, die raar in mijn oren klinkt en niet herken als de mijne, vult de ruimte en nu pas heb ik door hoe onaardig ik klonk. Ik wil het terug nemen, maar eigenlijk ook niet.

Wat ik dan ook niet doe.

Het meisje kijkt me verbaast aan en werpt me nog een bitchy blik toe, waarop ik haar met een neutraal gezicht aankijk. Waarna ze zich snel uit de voeten maakt. Naast me hoor ik de jongen zachtjes grinniken. Verward frons ik mijn wenkbrauwen.

Wat was er zo grappig?

Heb ik wat gemist?

De jongen komt voorzichtig naar me toe geslopen, alsof ik elk moment kan verdwijnen. Hij kijkt me met licht samengeknepen ogen aan, elk detail van mij in zich op te nemen, alsof hij mij nooit meer gaat zien.

"Hoe voel je je Strijder?", vraagt hij schoor. Donkere wallen zitten onder zijn ogen. Dan herken ik zijn stem, het is precies dezelfde stem die ik de twee andere keren toen ik 'wakker was' heb gehoord.

Maar wie is Strijder?

Ik?

Hij blijft mij afwachtend en nieuwsgierig aankijken, maar dat verandert al snel wanneer hij mijn verwarde blik ziet.

"Je bent veranderd," fluistert hij zachtjes, alsof hij het zelf nog geen eens kan geloven.

Verandert?

Goed of slecht?

"Wat bedoel je..." Ik blijf even stilvallen, verwachtend dat hij zijn naam zegt. Maar het tegenovergestelde effect gebeurt. Bang struikelt hij wat naar achteren. "Je weet niet meer hoe ik heet?", een gekwetste uitdrukking maakt plaats op zijn gezicht. Alsof ik alleen zijn naam ben vergeten.

Maar ik ben alles vergeten. Ik weet niks meer.

Ik kijk bang naar mijn eigen armen en benen. Van wie is dit lichaam? Hoe ben ik mijn geheugen kwijtgeraakt? Want dat weet ik zeker, ik had een leven. Herinneringen.

"Ik weet niks meer..." ik laat weer een stilte vallen en deze keer vult hij het einde van mijn zin wel in.

"Mitch. Mijn naam is Mitch."

Mitch.

Ik probeer een herinnering naar boven te brengen, iets over hem. Maar niks.

Langzaam komt hij weer naar me toegelopen. "Je weet helemaal niks meer? Je eigen naam? Hoe je hier bent beland?"

Ik schud mijn hoofd.

Hij schuift de stoel, waar hij een paar minuten geleden nog op lag te slapen, naar mij toe. En kijkt me aan.

"Je naam is Leila. We komen van de planeet Flanus en zijn door de Academy hier voor een jaar naartoe gestuurd om de maand verslag over deze planeet - ook wel Dupto, maar de mensen hier noemen het aarde, uit te brengen. Zodat we meer te weten komen over de andere planeten."

Een boordevol nieuwe informatie komt op me af, maar op de een of andere manier kan ik het makkelijk onthouden. Alsof ik het allemaal al ken. Wat waarschijnlijk ook zo is.

"Leila," ik proef mijn naam op mijn tong. Het klinkt vertrouwd.

"Hoe ben ik hier gekomen?"

"Je bent wezen surfen met Leonas. En een grote golf kwam op je af, maar je had geen tijd om te reageren. Dus verdronk je," woede is in zijn stem te horen, wanneer hij de naam Leonas zegt.

Hij kijkt me aan, op zoek naar een blik van herkenning. Maar vind niets.

"Pax blijkt je hebben gered," vervolgt hij emotieloos. Een blik van jaloezie, maar ook opluchting is in zijn ogen te zien.

Maar ook deze naam zegt me niks.

Ik neem mezelf wel voor dat als ik hem weer zie, als Mitch hem aanwijst, ik hem moet bedanken. Dat is wel het minste wat ik kan doen, hij had zelf ook door zijn stunt om mij te redden dood kunnen gaan.

"En toen?"

"Leonas kon je nergens meer zien, dus belde hij meteen de ambulance nadat hij op land stond en haalde de kustwacht erbij. Volgens hem kwam hij, op zijn weg naar de kustwacht, Pax tegen en vertelde hem snel het verhaal dat hij jou niet meer kon vinden. Pax die blijkbaar ook kan surfen rende snel met zijn board - natpak had hij al aan - naar de aangewezen plek en heeft je naar de oppervlakte gehaald."

Ik zie aan de blik op Mitch zijn gezicht dat naarmate hij zijn verhaal vervolgt, hij er zelf steeds minder van gelooft.

"Herinner je je al iets, Leila?"

Alweer probeer ik me te concentreren op mijn verleden, mijn jeugd. Eén zwart gat. Ik herinner me niks meer.

Mitch ziet mij beteuterde blik en legt een geruststellende hand op mijn arm. Tintelingen verspreiden zich op de plek waar zijn hand mijn arm raakt.

Een flits.

Ik zie mezelf staan voor een huis en Mitch in de deuropening staan, zijn hand precies op dezelfde plek. Heel even heb ik de hoop dat dat een herinnering was, maar zo snel als het kwam verdween het ook.

"Zag je wat?", vraagt hij hoopvol.

Maar het enige wat ik kan doen is teleurgesteld schudden. Je maakt jezelf dingen wijs.

En dat is het waarschijnlijk ook, ik wil te graag mijn herinneringen terug dat ik me dingen ga wijsmaken wat helemaal nooit heeft plaatsgevonden.

Op dat moment hoor ik de deur opengaan en een dokter, in een perfect wit pak zonder kreukels of viezigheid, komt op ons aflopen.

"Mevrouw Dawson, wat fijn dat u weer wakker bent. Hoe voelt u zich?", de man vraagt het allemaal met neppe sympathie. Een normaal deuntje dat hij elke keer weer moet opzeggen.

"Goed dankuwel," besluit ik maar aardig te zeggen, je wilt immers geen dokters aan de verkeerde kant hebben.

Hij steekt zijn hand vooruit, waar een zwart verfrommeld ding ligt. Onzeker pak ik het van hem aan en meteen voel ik een golf van dominantie en zelfverzekerdheid door me heen gaan.

Ik kijk even geschokt naar het zwarte ding en dan naar de anderen of zij het ook hebben gevoeld, maar niks aan hun wijst op een teken dat ze de kracht hebben gevoeld.

Waarschijnlijk ook iets wat je jezelf wijsmaakt.

Ik leg snel naast me neer, met de rede dat ze het anders van me zouden afnemen. En iets in mij zei dat ik dat nooit moest doen. Ik moest het koesteren, alleen mijn bezit maken.

"-3 dagen in coma gelegen. U moet alleen vanavond nog hier slapen en dan mag u weer terug naar huis." Waarna hij mij scherp aankijkt, wetend dat ik er niet bij was met mijn hoofd. Maar het niks interesserend.

Ik knik, als teken dat ik het heb begrepen heb, maar ik heb niks van zijn vorige 'speech' gehoord. Mijn aandacht wordt weer terug naar het hoopje kleren getrokken en ik kijk er aandachtig naar.

"Dat was je natpak die je aanhad tijdens het surfen. We hebben er niet aangezeten, als je je dat afvraagt." Mitch werpt me een kleine medelevende glimlach toe.

Automatisch werp ik hem ook een glimlachje en richt mijn aandacht weer op mijn natpak. Opeens moet ik een gaap onderdrukken, wat niet geheel ongemerkt gaat. "Ga maar slapen. Ik ga wel weg, want dan heb je wat meer privacy."

Ik hoor Mitch mijn kamer uitlopen en wanneer ik hem niet meer kan horen verschijnt er een flits voor mijn ogen.

Een meisje staat op de bodem van de zee, ze heeft een pak aan door tot over haar schouders en boven haar knieën komt. Ze bukt opeens naar beneden.

Wat pakt ze?

Dan zie ik dat ze een driehoekige steen opraapt. Met haar andere hand veegt ze de zandkorrels er voorzichtig vanaf, alsof het zo kan verbrijzelen in haar handen. Een glanzende rode steen verschijnt er in beeld.

Ze kijkt omhoog en lijkt nu pas te merken dat ze adem te kort is. Ze probeert zich af te zetten tegen de bodem, maar dat mislukt grandioos. Ik zie hoe haar gezicht wat roder wordt, dan opeens stopt ze met tegenstribbelen. Het laatste wat ze doet is die steen in haar natpak doen.

Ik ontwaak met een schok uit mijn herinnering. Dan plots valt alles op elkaar. Dat ben ik. Ik zag mezelf verdrinken.

"Leila."

Ik kijk snel om me heen. Wie riep me? Dan werp ik een blik op hetgeen wat de dokter me gaf. Een natpak, degene waarmee ik verdronk. Mitch zei dat ze er niks mee hebben gedaan en nu kijken of dat echt zo is. En of mijn 'herinnering' echt is.

Voorzichtig vouw ik het pak uit. Ik open de rits waarin ik mezelf de steen in zag doen en zie daar in der daad ook een kleine bobbel zitten. Als je het niet weet het ongetwijfeld missend. Ik open de rits met uiterste voorzichtig en nieuwsgierigheid.

Mijn hand gaat in het vak, een driehoekig ding raken mijn vingertoppen aan.

Het is koel, maar ook weer warm. Vertrouwd, maar ook weer niet. Het laat me meer dingen voelen dan de tijd dat ik wakker ben. Ik haal het er helemaal uit en daar is precies zoals in mijn herinnering dezelfde steen.

Een glanzende driehoekige rode steen rust in mijn handpalmen.

En vanaf dat moment weet ik dat deze steen me kan helpen. Deze steen kan mijn herinneringen terugkrijgen.

Ik richt mijn volledige aandacht op het rode ding. Hetgeen dat ik als enige nog herinner.

De rode gloed sluit me helemaal in, het laat me voelen hoe sterk ik ben. Wat ik allemaal kan.

En het voelt goed.

Deze kracht die door mijn lichaam vloeit als ik het rode voorwerp vasthoud.

Het laat me zien dat je mij niet zomaar kan missen. Dat ik opval.

Een heel klein beetje in mij zegt dat deze steen slecht is, maar dat schuif ik snel weer weg.

Deze steen is alles. Het gaat me helpen.

Ik ga het voor altijd bij me houden. Ik laat het nooit meer gaan. Ik vertel niemand hier iets over, want dan willen ze ook wat van zijn kracht.

Zelfs niet Mitch.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top