~Hoofdstuk 1: Proloog~
Ik hoor buiten de tent mijn manschappen vechten. Ik hoor ze schreeuwen, overwinningskreten slagen als ze weer iemand hebben vermoord en hun laatste adem uitblazen.
Ik kan het niet meer aan. Ik zit hier samen met mijn generaals te wachten totdat de boodschapper terugkomt. Wij zitten op onze stoelen naar elkaar te kijken en te bespreken wat we vanavond gaan eten, terwijl mijn mannen aan het vechten zijn.
Dood aan het gaan zijn.
We zijn aan het winnen, dat weet iedereen. Maar toch blijft onze vijand vechten, elke seconde vallen er doden. Ze willen zich niet overgeven, hoewel ze zelf ook zien dat ze aan de verliezende hand zitten.
Ik geef mijn manschappen kracht, indirect. Het Horloge geeft ze kracht. Ik kijk naar het voorwerp om mijn pols, het ziet er als elk ander horloge uit. Het ziet er gewoontjes uit. Maar dat is het niet, het is verreweg van gewoon.
Het Horloge is gevaarlijk in de verkeerde handen. Het kan hele landen verwoesten, mannen en vrouwen vermoorden. Zelfs kinderen, die niks fout hebben gedaan en nog zo weinig van de wereld afweten, worden zonder genade vermoord.
Ik vecht niet mee, sommigen noemen mij hierdoor een slappeling. Niet waardig om het Horloge te dragen, maar daar trek ik me niks van aan.
Daar moet ik me niks van aantrekken.
Ik ben nooit bloeddorstig type geweest. Ik vergaf en vergat snel. Ik koester geen wraak en ik krijg geen kik als ik iemand in elkaar heb geslagen, of erger nog: iemand vermoord.
Ik verbaas me erover hoe alles zo snel is gegaan. Een half jaar geleden was ik nog een doodnormale burger, een horlogemaker die in een klein huisje woonde. Ik deelde met niemand een huis. Het was alleen ik en mijn gereedschap.
Maar dat alles veranderde drastisch totdat ik het vond.
Het Horloge.
Ik liep die ochtend naar buiten om naar het park te gaan, ik had immers geen klanten vandaag die hun horloge kwamen ophalen en zaterdags was ik gesloten, dus kon je geen kapotte horloges naar binnen brengen.
Voor mijn stoep lag een oud versleten horloge, helemaal in stukken. Het glas was verbrijzeld en het bandje was zo dun dat het nog kwetsbaarder dan een veertje leek.
Snel nam ik de stukjes horloge in mijn hand en ging weer terug mijn huis in. Ik nam het mee naar mijn werkplaats en haalde de horlogeplaat eraf.
Wat ik zag shockte me zeer.
Ik zag vier kleuren stenen die met elkaar waren versmolten. Ik pakte het plaatje voorzichtig vast. Het was zo hard als staal, maar licht als aluminium. "Wat is het?" vroeg ik mezelf af.
Die avond werd er aan de deur geklopt. Ik keek op de klok, 23:28. "Wie zou er nu nog buiten zijn?" Ik liep naar de deur en deed de deur op een kiertje open. Ik stak mijn hoofd ertussen.
Ik zag drie breed gespierde mannen voor de deur staan helemaal in het zwart gekleed. Snel deed ik de deur dicht, bang voor die angstaanjagende mannen.
Maar één van hen was me sneller af en deed zijn voet tussen de deur. "Mogen wij binnenkomen, meneer?" vroeg de man met een zware stem.
Ik durfde geen nee te zeggen, dus knikte ik maar en deed de deur verder open. De drie mannen liepen naar binnen, deden hun jas en schoenen uit en hingen hun jas aan de kapstok.
"Uhm...volgt u mij maar heren," trilde mijn stem. Ik probeerde normaal te klinken, maar mijn stem verraadde dat ik doodsbang was. Was mijn laatste uur geslagen? Ben ik echt zo slecht voor deze wereld?
De mannen die mij ondertussen hadden gevolgd naar de woonkamer, gingen zitten op de bank. Ik schoof mijn bureaustoel erbij. Zodat ik tegenover hun zat en keek hun afwachtend aan waarom zij zo laat voor mijn deur stonden.
De middelste die ook zijn voet tussen de deur had gedaan, schraapte zijn keel en zei toen: "Wij hebben vernomen dat u het Horloge heeft, meneer." Nu ik goed keek zag ik dat hij een litteken net boven zijn rechterwenkbrauw zag zitten. Het maakte mij alleen maar meer bang.
De mannen die tegenover mij zaten leken het te merken, want zij begonnen een stuk minder stijf voor zich uit te kijken en keken me niet meer aan alsof ze me wilden vermoorden.
Ik keek hun niet begrijpend aan. Bedoelen ze het horloge dat ik vanochtend heb gevonden? Wat is daar zo speciaal aan? Ooit had ik wel van het Horloge gehoord, maar dat is meer een mythe in mijn ogen.
Iedereen die dat ding aanraakt wordt zowat bezeten door macht. Dat kan niet bestaan, zoiets is onnatuurlijk en niet logisch te verklaren. Dus in mijn opzicht is het een verhaal, om de kinderen naar bed te krijgen. Of een smoes om oorlog te kunnen voeren.
Ze legden me alles uit. Dat het horloge, die nog steeds op mijn werktafel lag, het Horloge is. Ze vertelden me dat het geen mythe was en legden de betekenis van de stenen uit. Zoals ik al zag bestaat het uit vier stenen die zijn samengesmolten.
Blijkbaar hebben ze allemaal een kracht. Rood staat voor verwoesting, blauw voor bescherming, wit voor licht en zwart voor duisternis. Elke steen heeft een tegenovergestelde steen om het in evenwicht te houden.
Voor balans.
Nadat ze me alles over het Horloge en de stenen hadden verteld vroegen ze me of ik met hen meewilde gaan.
Ik zei ja.
Ik weet nu nog steeds niet waarom dat ene woordje mijn mond verliet. Het was een domme beslissing, wat ertoe leidde dat honderden dappere mannen hun leven verloren.
Nu ik hier in de tent met mijn generaals sta, realiseer ik me dat het mijn slechtste beslissing ooit is.
Iedereen kwam te weten dat wij het Horloge in onze macht hebben. Binnen een maand verklaarde onze aartsrivaal ons de oorlog: de orken.
Het is allemaal mijn schuld, door mij gaan mijn manschappen dood. Ik moest iets doen en snel, voordat het te laat is.
Maar één oplossing blijft zich meerdere malen door mijn hoofd herhalen: ik moest het Horloge en de stenen vernietigen. Alleen dan zou het stoppen, want de orken zijn immers uit op het Horloge met de stenen.
Ik kan me nog vaag herinneren dat we dat ooit een keer hadden gehad in de geschiedenisles, nu heb ik er spijt van dat ik zo lui was. Dan herinner ik het me weer.
Het Vuur der Hemelen.
Het Vuur der Hemelen, werd niet voor niets zo genoemd. Het vuur was het lava van de vulkaan de Ellipa. Niemand durfde daar te komen. Bang voor zijn eigen leven. Vroeger kwamen daar mensen, om de vulkaan te bewonderen, maar dat was ook het laatste wat ze zagen.
Niemand kwam levend uit de Ellipa.
En ik ga er naartoe. Ik kijk op mijn horloge, ook al weet ik dat hij om mijn pols zat. Hij lijkt aan mij vast gelijmd te zitten. Alsof het met me verbonden is, me blijft achtervolgen.
De anderen durfden het Horloge niet af te pakken, hoe graag ze de macht ook willen, zijn ze nog banger om bezeten te worden.
Bang dat iemand - of in dit geval iets - de macht over je heeft. Er wordt gezegd dat iedereen voor mij die het Horloge in zijn macht had, werd bezeten. Ze dachten allemaal dat zij het Horloge in hun macht hadden, maar in werkelijkheid had het Horloge hen in hun macht.
Ik zeg tegen de anderen dat ik naar het toilet ga. Daar aangekomen doe ik de deur op slot en open het Horloge.
Ik heb de kracht snel onder de knie gekregen, hoewel ik het niet vaak durf te gebruiken. Bang dat de verhalen kloppen en dat ik ook bezeten kan worden. Ik weet niet waarom ik niet gek word, ik weet niet wat me anders dan de rest maakt. Maar momenteel kan me dat niets schelen. Ik moet mijn mannen redden en snel.
Ik tik het zwarte deel aan en denk aan de vulkaan de Ellipa. Ik voelde hoe ik één word met de schaduwen en opeens sta ik in de Elippa.
Boven het pruttelende magma.
Ik voel mezelf duizelig worden, wanneer ik naar beneden kijk. Ik heb nooit goed tegen hoogtes gekund en om nu midden in een borrelende eindeloze diepte van magma onder me te zien helpt ook niet heel erg om mijn angst te laten verdwijnen.
Ik duw mezelf een stapje verder met trillende benen, zodat ik over de rand kijk en kijk snel weer weg als ik de angst om te vallen te groot voel worden.
"Kom op Glorian, je kan dit. Het is voor iedereen beter. Hierna komen geen oorlogen meer door dit stomme ding," spreek ik mezelf toe. Ik haal met bibberende handen het Horloge van mijn pols en houd het met twee handen voor me uit.
Boven het Vuur der Hemelen.
Ik raap al mijn moed bij elkaar en laat het los. In het Vuur der Hemelen.
Ik hoor een aantal seconden later een plons en realiseer me dat niemand nu meer het Horloge en de stenen kan gebruiken. Het ligt op de bodem van de Elippa.
Een vlaag van opluchting overspoelt me.
Plots schiet er iets uit de diepte voor me neer. Wolkjes van rook stijgen op van de voorwerpen voor mijn neus.
Ik kniel neer, om een betere blik op ze te kunnen werpen. Maar als ik doorheb wat het is, ben ik te geschokt.
Ik kijk in pure verbazing naar hetgeen dat voor me ligt. Het lijkt alsof ze naar mij terugkwamen. Dat het Vuur der Hemelen het niet wilde hebben. Maar dat is toch onmogelijk?
Ik kijk naar Het Horloge en de stenen.
Eerst lijkt het alsof er niets was veranderd, maar nu ik beter kijk zie ik dat de stenen niet meer bestaat uit een rond schijfje. Ze zijn alle vier opgesplitst. Ik raak ze voorzichtig aan, bang om mijn vingers te verbranden.
Wat mij het meest verbaast is dat elk van hen een andere vorm heeft en anders aanvoelt. Alsof ze niet drie minuten geleden nog één geheel waren geweest.
De rode steen is veranderd in een driehoek en was ruw, het voelt aan als schuurpapier. Een steen die nog niet is gepolijst en zo puur is dat het lijkt alsof het alles aankan. Alles verwoest in zijn weg.
De blauwe steen is het omgekeerde: hij had de vorm van een cirkel en was glad. Het heeft een zachte uitstraling.
De witte steen is ovaalvormig en heeft kleine zwarte puntjes erin. Het laat weer zien dat de witte steen dat voor licht staat ook duisternis in zich houdt. Dat licht niet zonder duisternis gepaard gaat.
De zwarte steen is het tegenovergestelde van de witte steen. Het is een vierkant en heeft op zijn beurt kleine witte puntjes erin. De witte -en zwarte steen voelen hetzelfde aan.
Ik weet niet wat ik nu moet doen. Het staat vast dat mijn plan is mislukt, maar nu heb ik het Horloge en de stenen nog steeds. Het enige verschil is dat de stenen nu van elkaar zijn gescheiden.
"Denk Glorian...denk!" roep ik mezelf gefrustreerd toe. "Arch!" schreeuw ik door de Elippa, wanneer ik niks goeds kan verzinnen.
Elke seconde dat ik hier tijd sta te verdoen, sterven mijn mannen voor dit voorwerp. Ze vechten voor hun leven en ik zit hier in een vulkaan na te denken.
Mensen en wezens mogen het Horloge en de stenen nooit vinden, dat staat vast. Maar hoe ga ik dat doen? Ik moet ze verstoppen en goed, ik moet ze op plekken leggen waar niemand ook zal zoeken.
En dan heb ik het...ik moet naar Dupto. Daar leven...hoe noemen ze zichzelf ook alweer? Aardelingen of zoiets. In ieder geval, ik moet naar de aarde. Zo noemen ze hun planeet volgens mij.
Zogezegd zo gedaan. Ik doe alle vier de stenen en het Horloge in mijn uniform, die ik nog steeds aanheb. Behalve de witte steen. Die houd ik in mijn handen voor mijn gezicht.
Ik heb de vorige keer namelijk de zwarte steen gebruikt, daarom moet ik nu de witte gebruiken. Want dat kan ook je fataal worden als je één van de vier stenen te vaak gebruikt.
Ik kijk diep in de witte steen en ik zat de planeet Dupto voor me.
Ik heb veel over die planeet gelezen, ze gedragen zich heel anders dan wij. Ze zijn barbaren, mensen die door bossen struinen op zoek naar eten en niet op voor minstens één jaar op dezelfde plek blijven.
Ik voel mezelf warm worden en versmelten in het licht. Wanneer ik mijn ogen open, zie ik dat ik midden in een woestijn sta...
Dit lijkt mij een geschikte plek om één van de stenen hier te begraven. Ik kies voor de witte, omdat er hier heel veel zon schijnt.
En zo koos ik voor elke steen een perfecte verstopplek uit en iets wat logisch was, maar niet te. Het moet immers niet te simpel zijn.
Nadat ik alle stenen heb verstopt, heb ik nog steeds het Horloge in mijn hand. Ik besluit het bij me te houden, niet te verstoppen.
Ik ben eraan gehecht geraakt, misschien is het egoïstisch. Misschien is het zodat iedereen nog denkt dat ik de stenen bij me zou hebben. Of verzin ik dat alleen maar, zodat er geen schuldgevoel in me op begint te bouwen.
Uiteindelijk zet ik me over mezelf en mijn eigen belangen heen en keer terug naar mijn eigen planeet Flanus, door mijn laatste energie die ik nog van de stenen had te gebruiken.
Ik kom terug bij de vulkaan de Elippa en het laatste wat ik kan doen was het Horloge afdoen en in het Vuur der Hemelen gooien. Zodat ook dat verlaten gaat.
Maar nooit in mijn herinneringen.
Wanneer ik de zachte vertrouwde plons hoor, weet ik op de een of andere manier dat het Horloge deze keer wel naar de bodem was gezakt. En op dat moment lijkt er een last van me af te vallen, waarvan ik niet wist dat ik die droeg.
Plotseling zie ik het licht, het mooie warme licht. Van de donkere tunnel, zelfs hier lijken licht en duisternis bij elkaar te horen. Het lijkt me te wenken en ik...ik ga er naartoe.
Het laatste wat door mijn hoofd gaat is dat iedereen sterft in de Elippa. Bezitter van het Horloge of niet.
Je sterft.
Niemand komt er levend uit, maar ik weet dat ik iets goeds heb gedaan. Het Horloge is nu veilig, de mensen van alle dimensies zijn nu veilig.
Of toch niet?
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top