Hoofdstuk 43
Max
Toen ik de stemmen buiten hoorde, wist ik dat nú het moment was gekomen. Het heeft toen tijd gekost -te veel tijd misschien wel-, maar uiteindelijk heb ik Sander kunnen overtuigen van de urgente situatie.
Ik kijk met een gevoel van diepe opluchting naar de zestien gigantische zwarte wolven die klaar staan. En daarachter sta ik, ook in mijn wolf. Mijn spierwitte wolf. Het voelt onwennig. Ik heb dat al zo lang niet meer gedaan. Alle slaven, die we stuk voor stuk hebben weten te bevrijden van hun wazige gevangenis, hebben zich inmiddels bij ons aangesloten. Achter de zwarte wolven zijn wij een bonte mengelmoes aan kleuren.
Mo is nog mens en kijkt grimmig neer op de vastgebonden bewakers. Eentje heeft geen boeien om. Die werd met één machtige houw van Sander van zijn hoofd ontdaan, dus dan heb je geen touw meer nodig. Ik beken dat ik toch even moest wennen aan dat vele bloed. Dat hoofd dat aan de ene kant tot moes is gemalen door de gigantische klap tegen de onregelmatige rotswand, en aan de andere kant voel ik zijn ogen nog nastaren in de mijne. Brrr, die dode blik is niet mijn ding.
Het voordeel is natuurlijk wel dat de rest zo mak werd als een lammetje. Ze lieten zich zonder protesten vastbinden.
Mo kleedt zich uit en veranderd in zijn donkerbruine wolf. Nu staan we met ruim veertig wolven in de aanslag. De groep van Isabel zal ongeveer met vijftig man zijn, dat aantal is een grote gok: zeker weten doe ik dat niet doordat ik er velen nooit gezien zal hebben. Maar toch: de kansen zijn nog nooit zo eerlijk verdeeld geweest.
Als we boven de grond komen, uit de mijn, zien we nog net dat het meisje van mijn dromen in haar wolf veranderd. De kleren vallen in stukken om haar heen. Maar dat is nog niks bij het geweld dat de Alfa van Sander tentoonspreidt. De brokstukken van zijn kleding dwarrelen alle kanten op en hij staat op het punt om in gevecht te gaan met een klein dozijn wolven die om hem heen cirkelen, koste wat het kost het meisje beschermend.
Hoewel hij eruit ziet alsof hij het alleen wel aankan, hebben wij ons niet voor niets bevrijdt. Tijd om in actie te komen.
Ik zit niet bij een pack -bij geen enkele, als rogue-, maar ik merk heel goed dat de groep voor me als een geoliede machine samenwerkt. Zestien wolven zijn meer dan genoeg voor de tien loslopende exemplaren, en die zullen in geen tijd overmeesterd worden.
Ik wil ook vechten, de adrenaline is torenhoog, en daarom kijk ik wat verder dan het gevecht vlak voor mijn neus. Ik zie verderop een aantal mannen staan. In groepsvorm en heel erg bloot. Omgeven door een stuk of veertig wolven. Voor hun is dat teveel, maar met behulp van mij en mijn bevrijde maten kunnen we ze aan.
Dat besef komt ook bij de gevangenen. Ze zien ons uit de mijn stromen en een luid gejuich weerklinkt. De bewakende wolven kunnen ze niet tegenhouden als ze één voor één in hun wolf veranderen en vechtend uitbreken. Ik zie Isabel en Rogier uit hun kleren barsten en daarna raak ik ze kwijt in het gevecht. Ik merk nog wel dat Rogier hinkt.
Alsof er op dit relatief kleine stuk grond nog niet genoeg wolven zijn, zie ik opeens nog meer wolven verschijnen. Het zullen er een stuk of twintig zijn. Het lijkt alsof ze uit een dichte rotswand verschijnen, maar ik weet natuurlijk dat zich daar een doorgang bevindt. Nu is de vraag, is dit vriend of vijand?
Het feit dat de vachten allemaal erg donker zijn, doet hopen dat ze bij de machtigste groep van allemaal horen; de Blue Water-pack.
Het feit dat ze jankend begroet worden door de reeds aanwezige zwarte wolven bevestigd die hoop.
Nu zijn we écht met een overmacht. En daarom winnen we ook, na een episch gevecht. De vijandelijke wolven leggen één voor één hun kop ter overgave op de grond, hun voorpoten gebogen, waarna ze bijeen worden gedwongen.
Mo en ik rennen terug naar de mijn om de vijf bewakers op te halen. Nummer zes laten we liggen. We nemen de gelegenheid te baat om ons om te kleden. We dwingen onze gevangenen om kleren voor onze maten mee te nemen. Binnen in het hoofdgebouw zullen genoeg kledingstukken zijn voor iedereen. Het is tijd om als mens met elkaar te gaan praten.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top