Hoofdstuk 40

Alexis

Door mijn optreden weet ik goed de aandacht te trekken, zowel door vriend als door vijand. Gerard onderneemt gelijk actie. Hij zet zijn wolven in een kring met hun gevaarlijke koppen eruit. Zo komt er niemand met zijn rug naar de vijand te staan, waar die ook vandaan komt. Van een aanvallende positie is hij in de verdediging gedwongen, maar ik kan de groep als een geoliede machine zien bewegen.
De vijand is betrapt en kan niet meer ongemerkt slachtoffers maken. Ik, als aanstichter, sta echter compleet weerloos voor de rotswand. Terug de tunnel in gaat niet, daarvoor ben ik te ver in de richting van Gerard gerend. De vijand splitst zich in tweeën en ik zie met een wee gevoel in mijn maag dat er drie grote grijze wolven mijn kant op komen. Ik kan er niet eens één aan, waarom gelijk overdreven doen met dríe?

Ik ben ervan overtuigd dat mijn laatste uur geslagen heeft, maar ik ben van plan om mijn huid duur te verkopen. Ik zet mijn wolf in een aanvallende pose, ontbloot mijn blikkerende tanden en ik voel dat de haren in mijn pels zich oprichten. Als ik nu wat groter was geweest, zou het er misschien wel indrukwekkend uit hebben gezien.
Dat besef komt ook bij de drie grote wolven waartoe mijn blikveld zich heeft verkleind. Ik hoor een jank bij de grootste wolf vandaan komen, waarna ze mij van drie verschillende kanten insluiten. Ondanks mijn poging stoer over te komen merk ik dat ik langzaam maar zeker tegen de rotswand gedwongen word. Helaas een heel stuk bij de ingang van de weg naar de vrijheid vandaan. Ik probeer mijn angst niet te laten blijken, maar dat is moeilijk. Het beheerst mijn hele lichaam en ik voel dat ik tril.

Ik zie de blik van de grote wolf die recht voor me staat naar mijn rugtas schieten. Relatief laat bedenk ik me dat zoiets er misschien belachelijk uitziet. Ach ja, liever belachelijk en gekleed, dan stoer en wel erg bloot als mens. En geloof me; dan voel ik me uiteindelijk alles behalve stoer.
Hij grijpt me bij de keel met zijn bek. De tanden op standje vlijmscherp, en ik wacht op een pijnlijke dood. Ik beloof mezelf waardig te sterven en probeer een trotse houding aan te nemen. Maar de pijn komt niet, hoewel ik merk dat de wolf zich erg ongeduldig gedraagt. Ik open mijn ogen die ik van de weeromstuit gesloten heb en zie hem indringend terugkijken. Alsof hij me iets duidelijk probeert te maken.

Dat kan maar één ding betekenen en met een diepe zucht verander ik mezelf naar mijn meest kwetsbare vorm. Ik wil niet dood, dat besef is maar al te duidelijk. En daarom schik ik me.
Ik hoef niet door de wolven aangespoord te worden; ik grijp bijna in één vloeiende beweging mijn tas van mijn rug en vis er kleren uit. Het shirt en de broek zijn in no time aangetrokken. Als ik dan ook mijn schoenen wil pakken, trekt de wolf de tas bij me weg. Geen schoenen dus.
Met een laatste blik op mij, post een andere wolf zich bij mij, mij dwingend plaats te nemen. Het enige wat ik nu voor elkaar heb gekregen is dat mijn vrienden een vijand minder tegen zich krijgen. De andere twee mengen zich in het strijdgewoel.

Het is alsof er een bubbel uit elkaar barst. Het geluid dat ik eerst alleen op de achtergrond hoorde, komt plotsklaps op standje tien bij me binnen. Ik zie allemaal wolven met elkaar in gevecht en zie ook dat mijn kant het onderspit delft; de overmacht is gewoonweg te groot. Waar is Alfa Gerard? Ik merk dat ik niemand van zijn groep zie terwijl de vijand op volle sterkte is. Vreemd genoeg zie ik geen doden. Wel gewonden, maar vooral veel wolven die in hun mensengedaante worden gedwongen. Waardoor er op een gegeven moment allemaal blote mannen bij elkaar staan, omgeven door wolven.

Wil Isabel hun ook slaaf maken? Ze begrijpt toch wel dat haar geheim nu geopenbaard is? Haar handeltje is klaar. Als ze slim is vlucht ze met de staart tussen de benen. Dat zou ze letterlijk kunnen doen.

Ik zie een aantal naakte mannen aan komen lopen. In bedwang gehouden door maar een paar wolven. Ik herken de oude Gerard en alle mannen die hij bij zich had. Dit ziet eruit alsof die groep in een hinderlaag is gelopen. Mijn hart huilt, dit was niet hoe het had moeten gaan.
De mannen zijn allemaal bijeengedreven en ingesloten door de vijand. Ik zet me af tegen de rotswand, want; wat gaat er gebeuren? Mijn bewaker gromt. Ik laat me weer zakken. Maar dan, alsof mijn lichaam niet meer van mij is, spring ik op. De wolf hapt naar me en daar zou ik bang van moeten worden. Maar ik ben al verstijfd door de aanblik voor me. Isabel komt naar buiten. Geflankeerd door twee mannen. De ene is Rogier, de andere herken ik uit duizenden.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top