Hoofdstuk 30
Alexis
Stan slaat zijn hand nog strakker om mijn keel heen, waardoor zelfs kreunen onmogelijk wordt. Mijn armen trekt hij los van mijn lichaam naar achteren wat een snijdende pijn in mijn schouder veroorzaakt. Het wordt me zwart voor de ogen, maar ik weiger flauw te vallen. Dat maakt het wel erg makkelijk om mij ergens heen te slepen. Bij bewustzijn blijven is het grootste cadeau dat ik mezelf nu kan doen.
Ik kan niet meer achter me kijken, ik weet niet wat mijn schorre woorden los hebben gemaakt in William. 'Pap' is natuurlijk niet echt een woord dat hij op zichzelf betrekt. Zal hij wakker genoeg zijn om de link met zichzelf te leggen? Ik kan me er niet meer druk om maken, ik besef dat hij sowieso te laat zal zijn. Stan trekt me moeiteloos mee, ondanks mijn zwakke gespartel. Hij trekt me de kamer uit. Ik merk vaag dat Armando en John al weg zijn. Ze zullen de hint wel begrepen hebben. De hint naar een spel die ik niet aan zag komen. Wat me vooral een schok bezorgd is dat ik Stan in eerste instantie vertrouwde. Rogier was de slechterik, Stan de goeie van het stel. Good cop, bad cop. Ondanks zijn wreedheid onderweg en het grapje met de boom, had ik nog steeds een soort van vertrouwen in hem. Omdat hij in het begin zo betrouwbaar leek. Wauw, mijn mensenkennis is echt fantastisch.
Ik kan me niet voor de geest halen dat ik ooit zo bang ben geweest voor iemand. Sander zijn gezicht schiet voorbij in mijn herinnering, maar ik weet maar al te goed dat ik er heel wat voor zou geven als híj hier nu zou zijn. Hij was nooit op deze manier in mij geïnteresseerd. Alleen het feit dat ik een halfwolf ben, is voor hem een trigger geweest. Maar ik ben zijn koningin, correctie: was zijn koningin. Dat schept nog steeds verplichtingen toch?
Dromen kan ik een ander moment wel, wijs ik mezelf terecht: Sander is hier niet. Erger; Vince is hier niet. Ik voel een steek van pijn; mijn hart kan de gedachte aan hem niet aan nu hij er niet is. Waarom ben je er niet? Ik heb je nodig! Maar nu gaat het voor mij om overleven. Dat moet ik helemaal zelf doen. Waardoor mijn hart in mijn keel klopt en ik van angst niet weet waar ik moet beginnen.
Stan ondertussen sleept me nog steeds vooruit. Bij een deur dichtbij Isabels kamer blijft hij staan. Hij laat mijn keel los, wat mij weer adem geeft. Rochelend probeer ik genoeg speeksel in mijn keel te krijgen om nog een laatste noodkreet te kunnen slaken. Wat eruit komt is zielig. Een piepje vergelijkbaar met mijn eerdere jammerkreetje. Het komt nauwelijks verder dan mezelf. De hoop dat William voor me opkomt is bij deze definitief de grond in geboord. Na een moeizame blik die ik achter me kan werpen, zie ik geen beweging in de kamer van Isabel. Ik hoor ook niks -mede door het gesuis in mijn oren-. De deur van Stan slaat open en komt met een klap tegen zijn bed tot stilstand. Hij heeft mij voor een kort moment helemaal losgelaten. Een ogenblik waar ik met al mijn resterende krachten gebruik van maak. Omdat hij voor me komt staan om mij waarschijnlijk dramatisch over de drempel te tillen -of wat hij ook in zijn gestoorde hoofd heeft gehaald-, kan ik hem op zijn zwakke plek raken. En ik weet de zwakke plek van een man, weerwolf of niet. Met mijn laatste krachten geef ik Stan een knietje. Een effectief knietje, want hij klapt zwaar op de grond en is heel even tot niks in staat.
Tijd voor mij om te vluchten. Ik kijk even aarzelend achterom naar de kamer waarin William zich bevindt. Zo dichtbij, maar zo ver weg. En voor nu geen optie, hoewel er een verleidelijke schuifpui in die kamer is. Waardoor ik niet langs alle mannen hoef te rennen die ik op de heenweg tegen ben gekomen. Rogier is alleen, maar toch is die uitweg minder aantrekkelijk. Ik kan me zijn brute kracht nog herinneren, gelijksoortig aan die van Stan. Ik weet plotseling dat ik te lang heb geaarzeld als ik opeens voel dat Stan mijn enkel omvat. Ondanks de pijn die hij nog steeds heeft. Zijn ene arm zit strak tussen zijn benen, maar hij leunt alweer op zijn knieën en kijkt me met een van pijn en woede vertrokken gezicht aan. Wat een vrij angstaanjagende aanblik is nu mijn enkel muurvast zit en ik geen kant op kan. De adrenaline maakt plaats voor een allesoverheersende angst die mijn hele lichaam overneemt.
Met de moed der wanhoop probeer ik op zijn pols te gaan staan met mijn andere voet. Maar hoewel dit een déjà vu veroorzaakt met een boom en zijn vingers, is de hoek niet goed en kan ik niet genoeg kracht zetten. De motivatie is ergens ook weg, ik wil het niet, maar mijn lijf geeft het op. Ik struikel weg, val half. Stan is ondertussen alweer bekomen en staat op. Minder wankel op zijn benen dan ikzelf. Ik zie de woede smeulen in zijn ogen. En ik weet dat ik hem nog gevaarlijker jegens mezelf heb gemaakt. Al zal seks er voor hem de eerstkomende tijd niet inzitten. Wat ondanks alles zorgt voor een 1-0 in mijn voordeel. Tenzij hij me doodslaat. Dan heeft hij ontegenzeggelijk gewonnen. Erg gerust ben ik in ieder geval niet als hij me bij een pols pakt (die vastzit aan mijn pijnlijke schouder, dus meelopen doe ik wel) en me zijn kamer insleurt. De deur slaat met een definitief aanvoelende klap achter ons dicht.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top