Hoofdstuk 28
William
Soezend denk ik na over mijn laatste momenten met Isabel. Tijd is een vaag begrip, volgens mij is ze al een paar dagen weg, maar dat kan ook zo een paar weken zijn. Altijd is ze weer op zoek naar loslopende weerwolven. Naar rogues. Iedere sterke man in haar omgeving die zonder roedel is, heeft zij al te pakken genomen. En Richard maar denken dat hij het rogue-probleem zonder meer heeft opgelost.
Ik besef geleidelijk aan dat ik een helder moment heb. De afwezigheid van Isabel zorgt daarvoor. Het helpt mij herinneren. Reden voor haar om mij niet te lang alleen te laten.
Veel weet ik niet meer van mijn leven vóór haar. Ik weet dat Richard mijn Alfa was. Maar die link heb ik lang geleden verbroken. Ik weet nog vaag iets van een ruzie met mijn vader. Ik mis mijn kleine zusje. Hoe oud zal ze nu zijn? Ik denk al wel tien. Als ik de moed vind, kan ik Isabel vragen om eens langs te gaan bij ze. Maar alles wordt zo wollig als zij bij me is.
Ik pijnig mijn hersenen. Er is nog iets in mijn leven, maar ik kan er niet de vinger op leggen. Isabel beheerst mijn leven compleet.
Uitgeput kijk ik door de luxueuze ingerichte slaapkamer. Hoe lang ben ik hier al? Is het misschien etenstijd? Aan het licht door de grote schuifpui te zien is het in ieder geval nog geen bedtijd. Jammer hoor.
Er kriebelt wat in mijn lendenen als ik aan afgelopen nacht denk. Of is dat langer geleden? Isabel kan geen genoeg van me krijgen, en komt altijd bij me terug. Soms heb ik geen zin, maar dan kijkt ze me diep in de ogen en doe ik alles wat ze me vraagt. De tijd na zo'n moment is altijd extra wazig. Maar dat duurt niet al te lang. Denk ik.
Zij is mijn Alfa heeft ze gezegd. De Red Sky is van haar. Grappig. Vroeger vertelde Zarah me altijd verhalen over de Red Sky-roedel. Als waarschuwing, om niet weg te lopen. We dachten allemaal dat het vlak bij Blue Haven lag, terwijl het veel dichter bij Blue Water is. Tegen de bergen aan. In de bergen eigenlijk. De uitgang weet ik niet. Isabel zegt dat dat voor mijn eigen veiligheid is, maar nu twijfel ik aan haar woorden.
Lui kijk ik de kamer rond. Naar het queensize bed. De dure inrichting. Ach ja, als je een complete kopermijn tot je beschikking hebt, kan dat wel uit. Maar hoe zit dat met de mijnwerkers? Krijgen zij wel betaald? Zijn hun omstandigheden wel goed? Vaag herinner ik me dat ik hier eerder naar gevraagd heb. Maar ik weet niet meer wat Isabel heeft gezegd om me gerust te stellen. Heeft ze wel wat gezegd?
Ik hoor gerommel aan de deur. Ik frons mijn wenkbrauwen. En herinner me dat ik hier opgesloten zit. Dat ik het schuifje aan mijn kant ook dicht heb gemaakt. Dat zal ze leren.
Of niet. Want ik hoor ze ruw tegen de deur aan bonzen. Geroep. Van Rogier. Het zal ook eens niet. Rogier mag mij niet. Als tweede man van de pack wantrouwt hij mij. Ik ben niet de eerste man, de Alfa, maar mijn positie is praktisch onschendbaar. Dat krijg je als partner van de Alfa. Alleen Isabel heeft gezag over mij. Al twijfel ik daar nu aan. Omdat ik niet reageer, gebruikt Rogier nu grof geweld. Hij stoot de deur uit zijn voegen.
Voor zover de privacy.
Geïrriteerd kijk ik dan ook op van mijn positie bij het raam. Laat me met rust, wil ik zeggen. Maar ik heb al zo lang niet gesproken. Kan ik dat nog wel?
Ik zie Rogier naar binnen stappen. Door de brokken van wat eerst een deur was. Dat zal Isabel niet leuk vinden. Stan staat in de opening en versperd de hele ingang. Blokkeert het licht uit de gang. Ik heb het raamlicht in de rug en zie vooral silhouetten. Maar dat is voldoende voor mij om de broers te herkennen. Ik zucht diep en kijk ze vragend aan. Wat moeten jullie nú weer van me? Straal ik uit. Zie ik Rogier nou grijnzen? Dat voorspelt nooit veel goeds.
Hij zegt: "Ah, hier ben je!" Waar zou ik anders zijn, de deur zat op slot. Oetlul!
"Wij hebben een verrassing voor je."
Ik probeer langs Stan te kijken. Zie ik nou een vrouwelijk figuur? Als dat Isabel is, waarom staat ze dan zo op de achtergrond? Ik voel ook wat teleurstelling bij de gedachte aan Isabel. Volgens mij wordt het tijd om de relatie te beëindigen. Ik heb eigenlijk helemaal geen gevoelens voor haar. Het voelt alsof ik mijn hart al aan een ander gegeven heb. Ik wil diep na gaan denken, maar krijg de kans niet. Ook Stan stapt de kamer binnen en trekt de vrouw achter zich aan. Oke, ik ben geïntrigeerd; dit is Isabel niet, die laat zich zoiets niet welgevallen door ondergeschikten. De vrouw, correctie: het meisje, staat voor me. Langzaam focus ik op haar lichaam. Dan op haar gezicht. De donkere krullen zie ik niet. De ogen lichten groen op, maar horen blauw. En voor het eerst in jaren praat ik hardop. Krakend klinkt er: "Anita?!"
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top