Hoofdstuk 1.

18 december 2021

Het was een nacht zoals alle andere nachten voor Wilter. Voordat hij de bouwkeet van de RZO binnen stapte, begon hij met stap één van het protocol: het controleren van de vereiste verlichting. Hij tuurde de verte in. Ook deze nacht verlichtte de drie felle bouwlampen het vier meter hoge metalen rasterhekwerk van de Rode Zone. De borden met doodskoppen waren goed zichtbaar. Hij glimlachte tevreden en snoof wat frisse avondlucht op. De geur van vers gemaaid gras kwam hem tegemoet. Toen zijn horloge hem vertelde dat het precies drie uur was, stapte hij de kleedkamer van de bouwkeet binnen. 

Hij screende de ruimte op onregelmatigheden. Er hingen vier witte beschermingspakken met haken aan de muur. En op de schappen stonden ook vier gasmaskers en kaplaarzen in maat zevenenveertig. Er was dus afgelopen nacht, wederom, niemand aan het werk geweest. Hij haalde zijn schouders op, liep naar de metalen tafel met daarboven het prikbord en dienstrooster. Hopelijk hadden ze niet weer een uitzendkracht aan hem gekoppeld. Tot zijn opluchting hoefde hij ook deze nacht geen rekening te houden met ongemakkelijke smaltalk. Jeronimo was niet meer.

Wilter schudde zijn hoofd. De arme stakker had zijn handschoenen afgedaan, terwijl dat vanwege veiligheidsvoorschriften absoluut verboden was. Dit keer was het de RZO niet gelukt om het sneuvelen van een medewerker uit de media te houden.

Hij bewoog zijn hoofd heen en weer waardoor zijn nek kraakte, liep toen naar de schappen en pakten er handschoenen, laarzen en een gasmasker af. De meeste collega's bleven  niet langer dan een week. Het werken in geheim, in het donker, was voor hen tot daaraan toe. De meeste waren afgehaakt toen ze erachter kwamen wat het verontreinigd bodemmateriaal daadwerkelijk was. Anderen waren gewoonweg gesneuveld en net als Jeronimo onderdeel geworden van de hopen kadavers en menselijke resten.

Hij wist dat het niet normaal was maar hij werd er niet koud of warm van. Het liefst werkte hij toch alleen. Zijn werk gaf hem een rustig, zelfs sereen gevoel, de voorspelbaarheid, de herhaling. Iedere nacht opnieuw in volledige stilte, alleen in het donker. Zelfs de zwaarte van het pak en het benauwde gevoel van het gasmasker zorgden ervoor dat hij zich volledig in control voelde. 

Exact om tien over drie hees hij zich in zijn witte beschermingspak, deed zijn gasmasker op en zijn handschoenen en laarzen aan. Daarna voerde hij op volledig automatische piloot alle andere protocollaire handelingen uit die van hem werden verwacht. 

Hij liep de smalle gang door naar de glazen deur. Vluchtig wierp hij een blik door de glazen deur de desinfecteertunnel in en drukte op de rode knop naast de deur. Als hij straks terug kwam van de Rode Zone door de desinfecteertunnel, moest hij zeker weten dat het ontsmettingsstation voldoende dienst zou doen.

Het geluid van spuitend water en desinfecteermiddel werd hoorbaar. Op de afvink lijst zette hij tevreden een vinkje achter het activeren en laten doorlopen van het ontsmettingsstation. Stap drie van het protocol voltooid. De desinfecteertunnel liep volledig van de keet tot aan het rasterhekwerk van de Rode Zone. Onder geen beding mocht er besmet materiaal in de bouwkeet komen of erger nog de bewoonde wereld in. 

 Zoals altijd keek Wilter om precies half vier uit het raam van de bouwkeet om nogmaals de verlichting te controleren. Geen licht betekende geen elektriciteit en geen elektriciteit betekende geen stroom op het hek en daarmee gedonder. 

Wilter wist niet precies wat voor elektrische optater je zou krijgen als je het hek zou aanraken. Wat hij wel wist was dat Javier, een tijdelijke kracht die geen woord Nederlands of Frans sprak, vergeten was de spanning eraf te halen, moest worden afgevoerd en daarna nooit meer terug kwam. 

Hij liep naar buiten. De garagedeur gaf een harde knal toen Wilter hem omhoog duwde. Verdomme. Vlug griste hij een verrekijker van een schap en hield zijn adem in. Hij liet zijn adem ontsnappen. Goddank registreerde hij geen bewegingen bij het hekwerk. Zo stil mogelijk haalde hij een grote kruiwagen achter uit de garage. In vaste volgorde laadde hij alle benodigdheden van de schappen in: een aantal bodemmonstersets, twee spatschermen, een schop, zaklamp, een bomdetectiesysteem en een warmte- en bewegingsdetectiesysteem. Daarna liet hij zijn blik gaan over de wapenvoorraad. Jeronimo had genoten van de meest geavanceerde wapens; automatische milieuvriendelijke handwapens en machinegeweren. Wilter gebruikte liever, zoals hij al jaren deed, een gewone kruisboog. Met een zwaar gevoel in zijn maag laadde hij het wapen en een stuk of vijftig pijlen in zijn kruiwagen. Deze avond had hij geen zin in gedonder.

Daarna liep hij, de kruiwagen voortduwend, met grote passen naar het hek. Voerde de viercijferige code in op het elektriciteitskastje en drukte de hendel omlaag om de stroom van het hek af te halen.

Zevenhonderd jaar was er voor nodig om deze teringzooi op te ruimen. Hij grinnikte. Hij zou levenslang werk hebben. De metalen ketting haalde hij van het hek en met zijn schouder duwde hij vol kracht het metalen hek open. De scharnieren van het hek piepten.
Wilter greep zijn warmte- en bewegingsdetectiesysteem en keek om zich heen. Het apparaat bleef stil en detecteerde niets. Ook hij kon niets ontdekken. Vlug reed hij de kruiwagen naar binnen, sloot het hek en zette er aan de andere kant weer stroom op. Meest belangrijke stap in het protocol: zorg dat de stroom te allen tijde op het hek staat. 

Hij wierp een blik op de gigantische gele scheepscontainer die vlak achter het hek stond. Het serienummer was nog steeds hetzelfde als twee maanden geleden. Het gevaarte was nog steeds niet vol. Wilter had zich al vaker afgevraagd waar alle shit die hij er de afgelopen tien jaar in had verzameld naar toe werd gebracht maar hij stelde liever geen vragen. 

Ook vannacht kon hij geen enkele verandering detecteren. De grond was nog steeds droog, dor, kaal en bezaaid met troep. Het gebied zag er nog het meeste uit als een gigantisch vervuild bmx terrein. Te verontreinigd om een normaal levend organisme te laten groeien. Hij knielde naar de grond en deed in de verschillenden reageerbuizen van de bodemmonstersets wat aarde. De vloeistof in de buizen kleurden allemaal felrood. Als hij het niet dacht, nog steeds teveel lood, zink, kwik en arsenicum. 

   Plotseling begon zijn warmte- bewegingsdetectiesysteem te piepen. Klotezooi, ze hadden hem toch gehoord. Hij schoot overeind en scheen met zijn zaklamp om zich heen.  In de verte zag hij een groep slonden aankomen. Zo had hij ze in ieder geval genoemd. Ongevaarlijke beestjes, maar ze gaven veel troep en daarmee extra werk. Gemuteerde honden, huidskleurig en slijmerig als een naaktslak, snel als een hond. Met rode geniepige oogjes en tong uit de mond renden ze enthousiast op hem af. Simpele zielen, nog even trouw aan de mens als in de Eerste Wereldoorlog. Snel pakte hij zijn spatscherm en pijl en boog. De eerste de beste slond, schoot hij dwars door zijn kop. Bullseye! Slijm en bloed schoten alle kanten op. De andere slonden renden gewoon verder, druk kwispelend met hun slijmerige staart, een spoor van slakkenslijm achter latend. Eén van de slonden kauwde op een groot bot. Een dijbeen van een mens zo te zien. Elimineren en afvoeren. Hij pakte snel nog meer pijlen uit de kruiwagen en schoot de andere vier slonden ook dwars door hun kop. 'Gotcha motherfuckers!' siste hij. Overal slijm en bloed. Zoals altijd was het ze niet gelukt om dichterbij dan drie meter in de buurt te komen. 

Hij zuchtte, liep eerst terug naar de container en begon met tellen. De slondensmurrie bevond zich precies nog in een veilige zone. Hij liep weer naar de kruiwagen en reed de kruiwagen naar de slijmerige smurrie toe en begon deze vol te scheppen. In ieder geval weer vijf slonden en een dijbeen minder. Zijn ademhaling versnelde en zweet stond op zijn rug. Hij had het benauwder dan anders in het pak. Op het moment dat de kruiwagen vol was reed hij deze snel met een boog om de plek met cilinders met blauwe knop heen. Vermijden zei het protocol. Blauw is gas en gas is niet je vriend. 

Hij reed de kruiwagen de scheepscontainer binnen en wierp vluchtig een blik op de hoop nog bijna volledig intacte lijken. Meer dan driehonderd waren het er inmiddels. Ze waren nog steeds niet aan het ontbinden na meer dan honderd jaar. Vanwege het lood in hun lijf, niet meer biologisch afbreekbaar. Hij liep omhoog de hoop van dierlijke kadavers en ander restafval op. Bij iedere stap die hij deed klonk een krakend geluid van brekende botten. Zijn voet bleef hangen. Hij keek omlaag en zag dat een menselijke ruggengraat de boosdoener was. Geërgerd trapte hij het bot opzij. Bovenop de hoopte kiepte hij de kruiwagen om. Diverse aarsmaderatten vlogen rakelings lang zijn benen en stortten zich hongerig op de slondensmurrie. Hun witte glanzende lijven leken licht te geven in het donker. Hij kon het niet laten om er één met zijn voet te verstampen. Een hoog gillend geluid, het krakende geluid van een brekende nek en uit elkaar spattend madenvlees. Weer een gore aarsmaderat minder. Hij schudde zijn schouders los. Een voldaan gevoel borrelde op in zijn binnenste. 

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top