Hoofdstuk 13
Het gebladerte van de bomen is vol en daardoor, blijkt nu, bedrieglijk. Zodra Derrick, Milou en hun twee reisgenoten het open veld betreden, reiken - zo ver ze kunnen kijken - de spitse punten van de bergen dreigend naar de lucht. De eerste uitlopers van het gebergte zijn ze zelfs al ongemerkt gepasseerd. Dat laatste is te wijten aan de abrupte hoogte- en laagteverschillen waar ze al enige tijd mee kampen.
De wolven veranderen één voor één in hun alter ego. Milou heeft haar jurkje aan, zoals haar gewoonte is geworden, maar de mannen blijven naakt staan. Omdat ze tot verschillende roedels behoren kunnen ze elkaar alleen in hun menselijke gedaante spreken: de reden dat ze eens in de zoveel tijd de vormverandering ondergaan. In hun wolf komen ze natuurlijk sneller vooruit, waardoor ze na een kort onderhoud weer op vier poten verdergaan.
Dicht bij hen, tegen de grens van bomen aan, is de volledige bodem bezaaid met trosjes zwavelgele bloemetjes in een groen bed en Milou mompelt: 'Aconitum lycoctonum.' Het is de specifieke monnikskap waar de godin het weken geleden over had. De opluchting spoelt in grote golven door haar heen en ze voelt hoe haar schouders, die ze al die tijd blijkbaar had opgetrokken, omlaag zakken.
De anderen hebben het minder gemerkt dan zij, maar Winston heeft abrupte - soms zelfs angstaanjagende - trekjes vertoont sinds hij een weerwolf werd.
De blik in zijn ogen is soms wild, alsof zijn primitieve kant het volledig overneemt. Dat zijn de momenten dat haar hart in haar keel klopt en dat ze dichter naar hem toe buigt om hem te kalmeren met haar nabijheid. Het werkt keer op keer, maar wat als ze niet bij hem is zodra hij dierlijke trekjes begint te vertonen - zoals nu?
Olaf is capabel genoeg om hem aan te kunnen, de man is per slot van rekening een Alfa. Op Einar en Ron na heeft hij ook voldoende hulp.
Einar is met haar en Derrick mee omdat hij, naar eigen zeggen, veel verstand heeft van de Zwarte Bergen en de rossige Ron heeft zich op verzoek van zijn Alfa aangesloten zodat ook zij voldoende ondersteuning hebben op deze zoektocht.
Het zonlicht zorgt voor een speels patroon op de glimmende schedel van Einar terwijl hij naar een bepaald punt wijst: 'Dat lijkt mij de hoogste piek van de Zwarte Bergen, zien jullie de boom misschien?'
Automatisch knijpt Milou haar ogen tot spleetjes, maar de stralende zon schijnt ongefilterd over hun gezichten waardoor ze haar hoofd al snel spijtig schudt. 'Laten we er maar op af gaan,' antwoordt ze vastbesloten. Ze zullen er snel genoeg achter komen.
Op de terugweg zal ze wat van de monnikskap meenemen. Als ze het plantje met wortel en al uittrekt kan ze het lang genoeg goed houden.
'Heb je misschien wat meer informatie voor ons?' vraagt Derrick aan Einar. 'Wat staat ons precies te wachten, behalve een berg en een boom?'
'Het wordt de 'berg der echo's' genoemd,' geeft Einar bereidwillig antwoord. 'De levensboom is natuurlijk een algemeen bekend gegeven onder ons, maar eigenlijk ken ik niemand die hem heeft beklommen.'
'Je bedoelt: 'Niemand die hem heeft beklommen en levend is teruggekeerd,' vult Ron aan en legt de nadruk op zijn laatste woorden.
Zowel Milou als Derrick kijken hem strak aan.
'Hoezo?' Milous vraag hangt maar kort in de lucht.
Einar zucht en neemt het gesprek weer van Ron over: 'De levensboom is een fantastisch iets. Volgens de verhalen doet het zijn naam eer aan: het brengt leven. De dryaden hebben het nodig, maar zij zijn niet de enigen die willen gebruikmaken van zo'n wonder.'
'De boom heeft een verdediging ingebouwd zodat hij niet volledig wordt kaalgeplukt,' zegt Ron. 'Het zal een uitdaging worden om er te komen.'
Derrick vouwt zijn handen in elkaar en naar voren, wat een knakkend geluid veroorzaakt. Als hij ook nog met zijn schouders rolt, is hij helemaal de macho die hij af en toe kan zijn - vindt Milou. Zijn stem is zonder twijfel een tikje dieper als hij zegt: 'Kom maar op!'
De mannen veranderen in hun wolf en Milou werpt een laatste blik op de gele bloemen, waarna ze hun voorbeeld volgt. Hun tred is anders nu ze het bos achter zich laten en de weide oversteken waar zijzelf al die tijd naar onderweg was.
Maar het duurt nog even voordat de volgende volle maan op hen zal neerschijnen; het moment dat Winston de monnikskap daadwerkelijk nodig heeft. Ook zonder haar kan hij het ritueel uitvoeren, al heeft ze er het volste vertrouwen in dat ze de berg volkomen ongedeerd zal afhalen.
Maar eerst zullen ze de berg moeten beklimmen.
***
De wezentjes zijn maar half zo groot als hij, terwijl ze net zo rechtop lopen als hij normaal gesproken doet, maar Chiel zit gevangen en zij zijn vrij. Hoewel hun snavels weggeven dat ze ook veren zouden kunnen hebben, was hij de eerste keer hoogst verbaasd toen hij het onder hun donkerrode gewaad vandaan zag piepen. De kap, die ze stuk voor stuk ophebben, bedekt een groot deel van hun hoofd, maar laten hun gemene kraalogen vrij.
Met hun klauwen zijn ze handig en trefzeker, dat heeft hij al meerdere malen aan den lijve ondervonden. Als hij maar wat geld of goud had; dan zou hij ze aan zich kunnen binden. Maar hij heeft niks kostbaars meegenomen vanuit Mångata en wat hij verder aan spullen bij zich had, hebben ze afgepakt. Het ergste is dat zijn enkelband hem is afgenomen en voor zijn neus vernietigd, waardoor hij het worden van een Alfa op zijn buik kan schrijven.
De zware kettingen die in plaats daarvan aan zijn enkels zijn bevestigd, rinkelen als hij even beweegt. Zijn rug doet pijn en zijn maag rommelt. Gelukkig ruikt hij zichzelf niet meer, zo erg is hij gewend geraakt aan zijn huidige omgeving, maar zijn kleren worden steeds stijver van het vuil en bloed dat zich eraan blijft vasthechten.
Zulke gevangenissen kennen ze niet in Mångata en hij beseft dat hij de laatste tijd wel erg vaak met heimwee aan zijn thuisland terugdenkt. Het uitzicht in dit vreemde land is wonderschoon, maar hij begint de naam 'de Grim' steeds beter te begrijpen.
De wezens worden Venku genoemd en doen dienst als bewaker en kok - of voor welk beroep ze ook nodig zijn - van deze roedel. Dat ze betaald worden met goud, sieraden en ander kostbaars is een vast gegeven aangezien ze geen moment onbenut laten om met hun buit te pronken. Gevechten zijn eerder regel dan uitzondering, want ze begeren wat hun soortgenoot heeft.
Chiel gaat ervan uit dat hun werkgevers ze makkelijk tevreden kunnen houden, simpelweg door ze meer van dat kostbare goed te beloven.
'Hier, hond,' snauwt één van hen net en kwakt een roestige bak water - wat inderdaad iets wegheeft van een armzalige voerbak voor een huisdier - voor zijn neus neer. Een homp brood volgt. Ervaring leert hem dat hij niet meer krijgt, dat hij dankbaar mag zijn met het schimmelige stuk aan zijn voeten.
Eerst haalde hij er zijn neus voor op, maar de pijn die honger veroorzaakt is scherp en nu pakt hij simpelweg wat hij krijgt.
Hij wordt mager, maar de gloed in zijn donkere ogen is hij niet verloren. Dat merkt hij elke dag opnieuw als zíj binnenkomt.
Ze is geen volbloed weerwolf, daarvoor is haar schoonheid te delicaat. Misschien is haar uitheemse status wel de reden dat ze in de kerkers van Taruataru mag komen. Ze lijkt van zijn eigen leeftijd te zijn, een jaar of zestien, en voor Chiel is haar constante dagelijkse bezoekje de hoofdreden dat hij nog niet is weggekwijnd - hoe kort hij hier eigenlijk nog maar is.
Eigenlijk heeft ze geen enkele reden om zich in deze smerige plaats te begeven. Ze brengt hem geen halfvergaan eten, verhoort hem niet en helpt - godinzijdank - niet bij de martelingen die hij onderging.
Als zij komt, wordt het duistere hol voor even gevuld met de frisse, verslavende geur van naaldbomen. Haar blonde haren lichten de ruimte op en haar ogen stralen hem tegemoet. Ze hebben elkaar nog nooit aangeraakt, maar Chiel weet dat zíj de reden is dat hij nog niet is vermoord.
Hij eet namelijk hun eten en drinkt hun drinken zonder dat hij er iets voor terug doet, met als kers op de taart de ruimte die hij zo onbeleefd inneemt. Dat zijn althans de woorden die de Venku hem meerdere malen voor de voeten wierpen.
Intussen betreurt hij het tot het diepst van zijn ziel dat hij de Alfa van deze stam zo ondoordacht heeft aangevallen. Wat bezielde hem? Hij raakte in paniek toen hij werd omsingeld, maar hij is hier gekomen om een diplomatengesprek te voeren - niet om als een wilde om zich heen te klauwen.
De verrassingsaanval was goed geslaagd. Iets té goed. Uit flarden van gesprekken, die hij door de tralies hoog boven zijn hoofd heeft opgevangen, heeft hij gehoord dat de man op sterven ligt. Als een weerwolf er zo lang over doet om te genezen, zeker als het om een machtig iemand gaat als een Alfa, is het wel duidelijk dat er iets niet goed zit.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top