Hoofdstuk 12
'Zullen we...?' Damien, een ondergeschikte van Alfa Olaf, maakt zijn zin niet af, maar de vinger langs zijn keel spreekt boekdelen. Zowel Marth als Einar brengen hun kortzwaarden dichter bij de delicate halzen van de nimfen, die terugschrikken maar geen kant op kunnen.
De voorste – en ook de dapperste – snuift minachtend en spuugt voor zich op de grond. Helaas heeft het menselijke maniertje niet het effect waar ze voor ging, want er ontspruit een groene loot in het vochtige gras.
Geoffrey, degene die haar vastheeft, kijkt nieuwsgierig over haar schouder naar de kleine oranjerode bloem die razendsnel groter wordt, zich opent en dan hevig om zich heen begint te happen: 'Een vleesetende plant,' zegt hij verbaasd. Zijn stem is gekleurd door een luchtig ongeloof. 'Lachen, zeg!'
Zo grappig is het echter niet en Derrick schudt zijn hoofd waarschuwend tegen zijn partner. Hij neemt het woord: 'Waarom hebben jullie ons aangevallen?' Hij heeft net de slaap uit zijn ogen gewreven en moet, ondanks het gevecht van net, een geeuw onderdrukken. Hij wordt liever iets rustiger wakker.
De dryade perst haar lippen op elkaar en maakt een vreemde sierlijke beweging, waarna Geoffrey opeens met lege handen staat. De grote jongen krijgt alleen de kans om verbluft omlaag te kijken, naar waar zij net stond, en dan naar de groene vrouw als zij hem in zijn gezicht blaast.
Het resultaat is onmiddellijk en Geoffrey valt als een blok op de grond, om niet meer te bewegen. Is hij dood?
Iemand ademt scherp in.
De andere twee nimfen proberen zich nu ook los te worstelen, maar het verrassingseffect is weg en Derrick hoort hoe ze jammeren van de pijn terwijl hun bewakers ze tegenhouden. Daar houdt hij zich echter verder niet mee bezig, want hij springt naar de vrije boomnimf en klemt haar tegen zich aan. Meteen grijpt hij haar handen beet en houdt zijn eigen gezicht zorgvuldig bij het hare vandaan waardoor ze haar magie niet kan uitoefenen.
Ze sist woedend, maar ze heeft net het uiterste van zichzelf gevergd en het was niet genoeg. Ze is te zwak om een tweede poging te ondernemen en hij voelt hoe haar schouders omlaag zakken.
'Nepenthia,' roept een andere dryade haar toe, terwijl Derrick merkt hoe ze weerloos tegen hem aanleunt. Automatisch verminderd hij zijn grip op haar, maar daardoor glijdt ze op de grond. Hij ziet hoe haar ogen groot en angstig staan; haar lange vingers vormen zich tot broze klauwen en als hem opvalt hoe haar lichaam langzaamaan wordt omringt door opkomende bloemetjes, vertrouwt hij erop dat ze haar gebroken houding niet speelt.
Milou knielt naast hem bij haar en ze zegt ernstig: 'Ze vervaagt. Ze gaat dood. Derrick... volgens mij gaan ze allemaal dood.'
De andere twee boswezens jammeren zachtjes op de achtergrond en hun leidster, Nepenthia, kan de twee jongen weerwolven alleen maar aankijken met haar egaal groene ogen. Toch weet ze er een bepaalde strakke blik in te leggen terwijl ze nadrukkelijk knikt.
'Onze bomen zijn omgehakt,' verklaart ze. Haar stem is een zwakke echo van hoe ze net klonk en Derrick schrikt ervan. Hij weet dat ze de vijand is, maar hij ziet nu alleen maar een slachtoffer.
Olaf komt dichterbij en vraagt: 'Is er iets wat wij kunnen doen?'
De sfeer is ineens omgeslagen. Net wilden de meesten nog bloed zien, maar de drie zijn te deerniswekkend en dat heeft een effect op alle omstanders. Dat wordt helemaal duidelijk als blijkt dat de andere twee los zijn gelaten en nu, zonder zich om de weerwolven te bekommeren, bij hun vriendin knielen. Alle strijdlust is verdwenen.
'Hebben weerwolven dat gedaan?' vraagt Milou en ze knikken alle drie. Het maakt hun aanval logischer, maar toch vervolgt Milou voor de zekerheid: 'Wij waren het niet, we zijn nog maar net gearriveerd in dit deel van de Grim.'
Of überhaupt in de Grim, maar daar hoeven ze deze wezens niet mee lastig te vallen.
Nepenthia knikt vermoeid en ze hijst zich met grote moeite een stukje overeind. 'Ik geloof je,' zegt ze kalm en aarzelt, knikkend naar de bewusteloze Geoffrey: 'Hij zal over een dag weer bijkomen, eh... sorry daarvoor.'
Derrick ziet constant beelden van de grote jongen die op allerlei manieren sterft en nu blijkt dat Geoffrey ook deze aanval zal overleven, voelt hij de opluchting door zich heen spoelen.
Dan keert de groene dame zich naar Alfa Olaf en zegt zacht: 'Onze bomen zijn niet volledig afgestorven, anders waren wij met hen doodgegaan. Misschien was dat beter geweest.' Ze zwijgt even en vervolgt, zakelijker nu: 'We hebben loten van de levensboom nodig, willen wij het overleven, maar we zijn zelf te zwak om de berg te beklimmen.'
Ze knikt weer, nu zeker van haar zaak, en Derrick beseft dat ze haar leven in hun handen legt. 'Breng ons een tak van de levensboom en wij zullen jullie voor altijd dienen.'
De eenvoud in haar woorden is bedrieglijk. Derrick weet niet veel van boomnimfen af, eigenlijk dacht hij dat ze een mythe waren, maar heeft net kunnen zien waar dit ene exemplaar in verzwakte toestand al toe in staat was. Hij knikt eerbiedig, vastbesloten om deze dryaden bij te staan in hun strijd.
'De levensboom groeit in de Zwarte Bergen, ten oosten van fort Onyx,' vervolgt Nepenthia. 'Je komt er niet zomaar, er zijn tal van natuurlijke en minder natuurlijke obstakels.'
'Uiteraard,' reageert de Alfa koeltjes en kijkt kort naar Derrick en Milou, als om hun reactie te peilen.
De dryade eindigt haar woorden zonder op de onderbreking te letten: 'Zodra de volgende volle maan aan de hemel staat, zullen wij volledig vervagen en één worden met de wind. Breng ons de tak voor onze tijd om is.'
Derrick werpt net een blik op Milou en ziet hoe zij opschrikt als Nepenthia de volle maan benoemd. Hij weet dat ook zij dan een deadline heeft. Het duurt echter nog weken voordat het zover is en aan haar glinsterende ogen te zien is zij wel in voor een extra avontuur.
Het is ook niet niks om de dienstbaarheid van zulke machtige wezens, wat deze nimfen zijn, te ontvangen.
De Alfa van de Tamarisk-roedel heeft echter andere plannen. Die wil zonder al te veel onderbrekingen naar fort Onyx om daar orde op zaken te stellen.
Derrickt werpt een blik op Geoffrey - die nog een volledige dag bewusteloos zal zijn en er merkwaardig vredig uitziet - en dan naar Winston; wiens wonden er nog net zo diep uitzien als toen ze waren gecreëerd. Zorgt de magie van de dryaden ervoor dat de blonde jongen meer tijd dan normaal nodig heeft om te helen?
Zowel hij als Milou moeten sowieso wachten totdat die twee weer gezond zijn, willen ze het fort bestormen. Zo'n extra onderneming spreekt hem eigenlijk wel aan en hij ziet dat Milou er ook oren naar heeft.
Alfa Olaf kijkt toe en schijnt precies te begrijpen waar Derrick aan denkt. Hij zucht even en zegt dan: 'Prima, ik zorg voor deze twee en wacht tot jullie weer terug zijn. Jullie krijgen een week, dat moet voldoende zijn.'
Milou aarzelt en loopt dan naar Winston om de zaak met hem te bespreken. Ze praten zacht, waardoor Derrick niet alles verstaat, maar aan hun gebaren te zien begrijpt hij dat Milou diens zegen heeft. 'Momenteel heb je niet veel aan mij,' hoort hij Winston schor zeggen. 'Laat mij hier lekker opknappen en als je weer terug bent, helpen we Derrick en Olaf met hun queeste.'
Hij schijnt vergeten te zijn dat Derrick die specifieke queeste zonder een medekandidaat moet doen, maar daar komen ze wel uit. Hoe langer hij in de Grim is, hoe minder hij aan de reden denkt waaróm hij hier is gekomen. Het landschap maakt elke keer opnieuw een positieve indruk op hem, van de grootste hoogtes tot de donkerste dieptes en zelfs met het slechte weer van gisteren nog zo vers in zijn geheugen.
Hij voelt zich hier thuis, met de diversiteit aan monsters zoals ze dat in Mångata niet kennen. De prachtige flora en fauna beneemt hem nog altijd de adem, maar als hij helemaal eerlijk tegen zichzelf is, is er nog iets wat hem zo aantrekt hier. Er bevindt zich een onontdekt geheim in zijn binnenste: een opwindend gevoel dat hem scherp houdt.
Hij weet niet wat er op zijn pad zal komen, maar wel dat zijn hele wezen vol spanning afwacht.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top