Weergaloze voorspellingen

Hoewel de avond nog lang niet was gevallen, stak het meisje, die de zware deur opendeed, een fakkel aan met de lucifers die ze bij zich had. Ze zag er arm uit, haar voeten waren bloot en verkleumd en haar kleding bestond meer uit gat dan uit wol.
De handschoenen die ze aanhad, waren echter van een geheel andere orde. De glimmende donkerblauwe stof viel daardoor ontzettend op.

'Ja?' vroeg ze beleefd. Sita zag dat ze waarschijnlijk in het smalle huisje woonde dat vlak naast de poort tegen de dikke muur aan stond en niet in het kasteel dat enkele tientallen meters voor hen oprees.

'Wij hebben een afspraak met de heer van het kasteel,' nam Antonio het woord. Hij keek nauwelijks naar de vodden van de ongeveer veertienjarige meid, maar Sita had alleen nog maar warmte en een volle buik gekend in haar leven, en een vreemd gevoel bekroop haar.
Later zou ze leren dat dat medelijden was.

Ze vroeg haar zachtjes: 'Heb je het koud?' en keek naar de zon die nog steeds warme stralen op hen schroeide. Ze kon het zich eigenlijk niet voorstellen.

'Ik heb het nog nooit koud gehad,' zei het meisje beslist. Ze blies haar adem vervolgens in een puf uit en Sita zag een zichtbaar wolkje lucht, dat er bevroren uitzag. Daarna viel de wolk echter al uit elkaar en ze dacht dat ze het zich verbeeld had. De prinses schudde even met haar hoofd, als om dat beeld uit haar geheugen te verjagen, en wierp een blik op de kat.
Híj wilde hier zijn, dus hij mocht dit verder oplossen.

Antonio zat ondertussen, al grijnzend, ongeduldig met zijn rechterlaars op de met kinderkopjes geplaveide weg te tikken en schokte zijn hoofd vragend richting het slot. Dat was waar ook; hij had reeds naar de kasteelheer gevraagd.

'Komt u maar verder,' sprak het meisje direct gedienstig en ze leidde hen richting het ongenaakbaar uitziende bouwsel. Sita verwonderde zich over de prachtige bomen die aan weerszijden van de laan groeiden en hoe mooi de tuin daar weer achter bij werd gehouden. Ze hield even verrast haar pas in, want er stak, al waggelend, een vette eend over. Er stuiterden enkele gele donzen balletjes achteraan. Iets verderop zag ze wat glinsteren en ze nam aan dat de moedereend naar een vijver toe aan het waggelen was.  

Sita wilde net weer doorlopen, toen er een laatste kuikentje aan kwam hobbelen. Deze leek uit proportie, doordat hij een stuk groter was dan zijn broertjes en zusjes, maar ook omdat hij grijs was - in plaats van geel - en met een extreem lange nek. 
Na deze laatste eend kon ze haar weg weer voortzetten.

'Prins Louie,' klonk het krakend vanuit de bedstee en de prins wist daardoor direct dat hij was herkend door iemand die hij zelf nog nooit had gezien. Dat was het nadeel van zijn lidmaatschap bij het adeldom. Zijn gezicht op de nieuwste Hekaanse munten, die ook in Sokaris in de omloop waren, maakte het er niet beter op.

'Luni?' was zijn wedervraag en gelijk daarop riep hij haastig: 'Nee, nee. Blijf vooral liggen.'

Zelfs hij zag dat de oude man er erbarmelijk uitzag en dat onnodige bewegingen het alleen maar erger zouden maken.
Bezorgd snelde hij nader en probeerde te bedenken wat hij kon doen om het de zieke naar de zin te maken. Luni kroop zover bij hem vandaan als hem maar mogelijk was en dat was niet ver.

'Geen zorgen, goede man,' sprak de prins. 'Ik zal u niks aandoen.'

'Uw draak heeft het land verwoest,' kraakte de ander, aangezien die informatie algemeen bekend was en hij nu de verschillende gegevens aan elkaar knoopte.

'Mijn draak is dood,' verklaarde Louie bitter. 'Prinses Sita zal daar voor boeten.'

'Prinses Sita is onschuldig!' De arme man sprak vol vuur, maar zijn stem was zwak en hij hoestte veel. Daardoor kwam zijn voorspraak niet helemaal tot zijn recht.

'Haar vader heeft hem gedood,' weersprak de prins.

Tegen wil en dank zette Luni zich overeind, weer dichter naar de prins van Heka toe. Zijn deken gleed weg, waardoor zijn uitgemergelde toestand extra werd benadrukt. 'Haar vader, koning Pascal, is al jaren geleden overleden,' zei hij. 'Een Oblex heeft zijn geheugen en zijn gezicht overgenomen.'
Hij had de afgelopen dagen tijd genoeg gehad om de veranderingen van het recente verleden te construeren, sinds de draak hem aan het eerste aanknopingspunt had geholpen.

'Dat komt wel heel mooi uit,' zei de prins ongelovig. Maar tegen wil en dank raakte hij geïntrigeerd door deze mogelijkheid.
Dat zorgde ervoor dat hij de volgende vraag stelde: 'Waarom denk je dat zij niet de dochter is van de Oblex?'

Nu keek Luni triomfantelijk: 'Omdat Oblexen niet zo reproduceren,' legde hij uit. 'Een Oblex neemt de herinneringen van levende wezens over en kan op die manier in de huid van zijn slachtoffer kruipen. Hij kan zijn bewustzijn splitsen, maar hij kan geen kinderen maken zoals mensen dat kunnen.'

'Je hebt er onderzoek naar verricht,' zei Louie nors.

Nu keek de voormalige wachter verbaasd: 'Nee hoor, uwe hoogheid. In Sokaris is dit algemeen bekend. Oblexen komen vaker voor dan we willen.'

Hij eindigde zijn zin weer in een ontiegelijke hoestbui en de prins klopte onbeholpen op zijn rug, om hem te helpen verlichting te vinden.
Na een vlugge zoektocht zag hij wat geitenmelk staan en hij dwong de ander om er wat van te drinken. Hij had het idee dat het hem niet in dank werd afgenomen.

'Wat ziet u er sterk uit,' zei het kleine meisje verlegen tegen Sita. In reactie op die opmerking keek de kroonprinses naar haar eigen gespierde bovenarmen en overdacht het feit dat ze topfit was.

'Ik liep tot vorige week dagelijks achttien keer een lange trap op en af met volle emmers water,' vertrouwde ze de ander toe. De kat maakte een onbestemd geluidje en de twee jonge vrouwen negeerden hem maar.
Bovendien waren ze bij de gigantische voordeur aangekomen en was er geen tijd meer voor koetjes en kalfjes.

Hun begeleidster klopte op de deur en weer moesten ze in angstige spanning afwachten wie - of wát - de deur zou openen.

'Melisandre?' hoorden ze al snel aan de andere kant en het jonge meisje wees op zichzelf. De mannelijke stem klonk prettig en vreemd gorgelend, en Sita voelde hoe ze ontspande.

'Ja, Kraken,' antwoordde Melisandre luid. 'Ik heb bezoek voor de heer bij me.'

Met hard geknars werd er een grendel weggeschoven en daarna ging de deur al piepend, moeizaam open. Het zag er niet uit alsof dat vaak gebeurde.
Sita had het gevoel alsof haar ogen uit hun kassen plopten toen ze zag wat voor creatuur de deur opende. De grote bovenkant was nog te behappen: zij zag een stevige, grote man die van zijn haren tot en met zijn onbedekte romp zeewiergroen was. Toen ze beter keek, zag ze dat zijn haar daadwerkelijk uit de groene plantachtige organismen bestond. Het wuifde heen en weer alsof hij zich diep in de zee bevond. Zijn armen pasten, qua stevigheid, goed bij de romp en zagen er menselijk uit. 
Ze gluurde opnieuw naar zijn benen, aangezien die het waren die haar zo van haar à propos bracht. Er kronkelden zes volumineuze tentakels bij de twee-en-een-halve meter lange inktvisman vandaan en hun onderkant was bezaaid met noppen die een vreemd kletsend geluid ten gehore brachten, elke keer als Kraken bewoog.
Kraken stond geen moment stil.

Vanuit haar ooghoeken zag Sita dat Melisandre naar achteren deinsde en ze dacht te weten dat dat kwam door de vochtige warmte die vanuit het grote gebouw naar buiten walmde.
Het verklaarde in ieder geval Melisandres woning buiten het slot; een dergelijke atmosfeer leek haar alleen prettig voor de bewoners van een aquarium.

'Kom snel binnen,' nodigde het gigantische wezen hen uit. Hij sloeg zijn machtige armen om elkaar heen en huiverde: 'Ik krijg het hier koud, zo op de tocht.'

De kat en de prinses volgden Kraken het pand in, zijn bewegingen waren glibberig maar trefzeker. Kat knikte naar Melisandre en Sita zag hoe zij buiten bleef, terwijl de zware deur tussen hen met een doffe bons in het slot werd gedrukt.
Een onbestemde rilling gleed over haar rug.

'Ik ben op zoek naar een voorspelling,' gaf Antonio wat van zijn plannen prijs.

'Daar hebben we er voldoende van,' gorgelde de reuzeninktvis vriendelijk.

Sita volgde de twee en keek haar ogen uit toen ze de riante entreehal beter kon bekijken. Aan één kant van de ruimte stond een aquarium die de volledige wand bedekte. De bodem was bedekt met fijn zand en ze zag er veel waterplanten en allerlei gekleurde stenen in rusten. Centraal in het midden stond een streng uitziend ornament. Het leek op een hoofd wiens mond wijd opengesperd stond en als deur dienst zou kunnen doen. Rechts ervan stond een ananas en links een simpele ronde steen die eruit zag alsof hij dwars doormidden was gekliefd.
Overal waar de prinses keek in die grote glazen bak, zag ze Anemoonvissen vrolijk door elkaar heen zwemmen en ze was blij te merken dat zij elkaar hadden.

Dat verdrietige lot was helaas wel beschoren aan het ene visje, die eenzaam in een kale glazen tank - die tegen de andere wand van de hal stond - aan het zwemmen was.

Intussen, elders in het koninkrijk Sokaris, waren enkele obscure personages samengeschoold. Gedrieën zaten zij om een smerige tafel in een verlopen achterkamertje. Niemand die bij zijn volle verstand was, zou hen een strobreed in de weg leggen.

'De voorspelling komt dit jaar uit,' gromde de vrouw. Zij leek ontzettend op de man rechtst naast haar en hun compagnon, die in de volksmond "De Snijder" werd genoemd, wist dat zij een tweeling vormden. Beiden waren ze groot en luidruchtig, en allebei stonken ze een uur in de wind. De Snijder zag uit naar het einde van deze vergadering, zodat hij weer frisse lucht in kon ademen.
Hij knikte geduldig, want het uitkomen van de voorspelling was de reden waarom zij samen kwamen.

'Een gedaanteverwisselaar neemt plaats op de troon,' bromde haar broer. 'Dat is geen goede zaak.'

De Snijder schudde zijn hoofd.

'Kom op, Snijder. Zeg ook eens wat,' viel de vrouw daarop uit. Haar vuist kwam met een angstaanjagende bons op de verder lege tafel terecht en de Snijder kromp ongezien in elkaar.

Haastig zei hij: 'Mijn kleine vliegen hebben eindelijk bruikbare informatie voor me verzameld. De prinses was in Arrosa, maar daar is ze uit vertrokken.'

'Wat?!' riep de vrouw. De Snijder wist best dat zij de gevaarlijkste was van de twee. Ze kwam dreigend overeind en hij wist dat ze hem wilde wurgen. Eigenlijk heette ze Griet, maar ze luisterde alleen nog maar naar "De Wurger".
Zij waren werkelijk een mooi stelletje met zijn allen.

'Pas erop,' zei hij fijntjes en wees op de vieze band die om zijn middel geknoopt zat. Nauwelijks leesbaar stond daar "Zeven in één klap": zijn handelsmerk.

'Griet, laat hem,' zei haar broer - en de enige die haar ongestraft zo mocht noemen - waarschuwend. De faam van de Snijder was wijd en zijd bekend.

De Snijder vond het nu een goed moment om verder te praten: 'Ze komt weer terug,' vervolgde hij haastig zijn verhaal. 'Ze is op een queeste. De Witte Dame vroeg naar de bottels van de rotsroos en als ze die heeft, keert ze weer terug.'

'Waarom zou ze dat doen?' De Wurger kon er niet bij met haar hoofd. Zij zou zich, als het niet in haar straatje paste, nooit aan haar gegeven woord houden.

'Haar begeleider heeft de thee nodig,' zei de goedgeïnformeerde zevenklapper.

Griet zag eruit alsof ze weer naar het waarom wilde vragen, maar haar broer onderbrak haar snel: 'Mooi zo. En de prins?'

'Toevallig is die nu bij haar begeleider,' zei de Snijder triomfantelijk.
Hij vond dat hij dat maar prima voor elkaar had - alsof hij het zelf zo had bedacht.

'Ik heb honger,' onderbrak de Wurger zijn uiteenzetting. Luidruchtig vervolgde ze: 'Tafeltje dekje,' waarna de tafel zich vulde met de smakelijkste heerlijkheden.

De drie staken hun hoofden bij elkaar, en hun vorken in het dichtstbijzijnde eten, en beraamden hun plannen.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top