De brandende bibliotheek
Uiterst voorzichtig slopen de Snijder, de Wurger en de Breker achter Melisandre aan, die net de burcht in verdween. Het was niet de bedoeling om Kraken te storen, want die zou hun acties niet goedkeuren.
Gelukkig was de kolossale inktvis elders.
Vragend keken de drie elkaar aan en toen naar het veertienjarige meisje, die hen wenkte: zij was reeds halverwege het grote aquarium. De Breker bleef stomverbaasd staan kijken toen hij een vierkante, aangeklede spons uit de ananas zag lopen en als hij goed luisterde kon hij het gele schepsel zeer irritant horen mekkeren.
Zijn zus trok hem echter alweer mee en hij zag nog net hoe ze met haar ogen rolde. Dat was waar ook, ze hadden andere plannen.
De Snijder veegde zijn klamme handen af aan zijn sjerp. De woorden die erop stonden vervaagden zienderogen en eens in de zoveel tijd moest hij de woorden er opnieuw op stikken.
De drie nieuwste bezoekers waren groot en lomp. Gelukkig was de vloer van de gigantische hal bedekt met een dik tapijt, die hun voetstappen dempten. Dit zorgde ervoor dat ze de bibliotheek onhoorbaar naderden.
Melisandre wenkte hen en drukte tegelijkertijd haar oor tegen de dubbele deur. Vanuit haar ooghoeken keek ze toe hoe haar gezelschap haar naderde en haar hand kroop naar de klink.
✿
'Ik moet weer verder,' zei Sita plotseling. Ze had geen idee van de tijd, maar ze voelde per ongeluk aan de zak van haar kleding - op de plek waar nog steeds de rozenbottels, de lamp en het mes rustten - en dacht dientengevolge ineens weer aan Luni.
Haastig vervolgde ze: 'De rest van de voorspelling loopt vast niet weg, morgen is er weer een dag.'
De knappe prinses maakte aanstalten om zich naar de dubbele deuren te begeven, aangezien daar de enige in- en uitgang was die ze zag. Om het zich makkelijker te maken, zwiepte ze haar loshangende gouden haren op haar rug.
Haar exit werd echter abrupt tot een stop gedwongen, omdat de deur al open ging. Eén voor één tuimelden Melisandre en drie grote vreemdelingen het boekenheiligdom binnen.
Sita verstijfde en bleef aarzelend stilstaan.
'Dag dames en heren,' nam Blauwbaard kalmpjes het woord. Hij zette zijn kandelaar - die hij al die tijd trouw vast had gehouden - voorzichtig op een hoog tafeltje neer, liep om Sita heen en spreidde zijn handen verwelkomend naar het nieuwe bezoek.
'Kan ik u ergens mee helpen?'
'Nee,' sprak de Wurger grof en ze bekeek de burchtheer neerbuigend van top tot teen. Haar blik viel echter al snel op Sita, die schuin achter Blauwbaard stond, en haar ogen lichtten op. 'We hebben haar al gevonden', zei ze en wees verklarend naar de prinses.
Sita week automatisch ietsjes achteruit en zette grote ogen op. Ze was niet bekend met slechteriken, maar had voldoende boeken gelezen om te beseffen dat dit groepje er wel precies zo uitzag. Zij was wel sterk, maar betwijfelde of ze tegen dit gespuis op kon.
Gelukkig leken zowel de kat als de kasteelheer aan haar kant te staan, al vreesde ze dat ze niet veel had aan de blauwbebaarde man. De kat had tenminste nog een degen, maar hij was wel erg klein.
'Wa-wat moeten jullie van me?' vroeg ze stotterend. Ze was boos op zichzelf, want ze wilde geen angst laten blijken. Bewust ontspande ze daarom ook haar handen, die ze tot vuisten had gebald.
'We hebben iets gehoord over een voorspelling en daar komen wij een graantje van meepikken,' antwoordde de grove vrouw haar. Ondanks haar ruwe voorkomen, zag zij er niet uit alsof ze Sita pijn wilde doen en die werd daardoor onwillekeurig iets rustiger.
Tot haar verrassing was dit niet naar de zin van haar gastheer. De eerst zo zachtmoedige man richtte zich in zijn volle lengte op en zette zijn borst uit. Van zijn eerdere onzekere, gebogen houding was opeens niks meer te zien en hoewel Sita slechts schuin tegen diens achterkant aankeek, leek hij haar ineens typisch iemand die al zijn echtgenotes had vermoord.
De sfeer veranderde van gemoedelijk, naar gespannen, naar gevaarlijk.
De prinses slikte onhoorbaar en balde haar handen weer samen.
De stem van de kasteelheer was een tint dieper toen hij zei: 'Dat zal helaas niet gaan.'
Sita voelde zich verward. Wat gebeurde hier?
Blauwbaard vervolgde koud: 'Zij is cruciaal voor de voorspelling.'
Hij keerde zich naar de prinses en vervolgde rechtstreeks tegen haar: 'Bovendien staat er een prijs op uw hoofd.'
Met een grijnslach haalde hij een opgerold pamflet uit zijn fluwelen wambuis en liet de afbeelding, die prominent op de voorkant stond, aan zijn toeschouwers zien.
Sita zag zichzelf, maar dat was niet alles. Het bedrag van duizend goudstukken liet haar adem stokken.
Uit wat Marie haar verteld had, wist ze dat dat een fenomenaal bedrag was.
'Ik kan u helaas niet laten gaan,' besloot de heer zijn betoog.
Dat was Sita al duidelijk.
Ze keek hulpbehoevend om zich heen: naar de grijnzende kat en zijn degen, naar boeken die ze als wapen zou kunnen gebruiken - hoezeer ze ook de rillingen van die laatste oplossing kreeg: boeken waren om te lezen.
En de kat was zo klein, van hem kon ze geen echte hulp verwachten, als hij al op haar hand was.
'Mijn mentor wacht op genezing,' bracht ze zwakjes uit. Maar ze wist dat dit de heer met zijn blauwe baard niet zou vermurwen. Van diens verwelkomende lach was niks meer over, nu zag ze nog slechts zijn kille zwarte ogen.
Ze kon zich niet meer voorstellen dat ze hem ooit gemiddeld had gevonden.
✿
Wanhopig keek de prinses naar de vier figuren bij de deur: bij haar vluchtweg. Ze zag een band met daarop de woorden: "zeven in één klap" en die andere twee smerige wezens waren duidelijk broer en zus - te zien aan hun gelijke knobbelneuzen en nare geur.
Op Melisandre na, hadden ze allemaal een immens wapen in hun hand. Een knuppel, een dubbelzijdige bijl, en de Zevenklapper had in elke hand een vlijmscherp mes vast. Het viel Sita op dat het jonge meisje zorgvuldig bezig was haar handschoenen af te pellen.
Langzaam maar zeker besefte ze dat ze vastzat in de bibliotheek van de burcht en dat ze nooit meer op tijd in Arrosa aan zou komen
Smekend draaide ze zich iets om, in de richting van de kat die nog steeds bij de vitrine stond en hen waakzaam aankeek. Antonio leek zijn opties te overwegen en hij was degene die een redelijke stem opzette: 'Nou, kijk eens aan,' begon hij. 'We zijn hier allemaal verzameld voor de profetie.'
Hij zweeg dramatisch en diverse personen knikten. 'Vertel eens... Wat denken jullie daar persoonlijk mee te bereiken?'
Melisandre snoof minachtend, het klonk surrealistisch bij het relatief kleine meisje. 'Wat denk je zelf,' sneerde ze. 'Roem en rijkdom. Macht.'
Het duurde haar allemaal te lang. Ze wachtte geen moment meer, maar stak haar handen - met de handpalmen recht naar voren - aanvallend richting de prinses. Die zag slechts een witte waas op zich afkomen en direct werd ze van top tot teen bedekt met een ijzige substantie die ze niet los kon schudden. De pijn beet in hakkende bewegingen om zich heen.
Ze begon te schreeuwen en wild om zich heen te slaan. Op het moment was alleen dat nog belangrijk, de rest van haar omgeving kon haar gestolen worden. Een paniek maakte zich van haar meester terwijl ze zichzelf steeds kouder voelde worden. Haar bewegingen werden traag en zwaar, en tot haar grote afschuw zag ze hoe haar lelieblanke ledematen een blauwig schijnsel over zich kregen. Sita wist dat ze zou breken als iemand haar nu zou slaan en er was niks wat ze kon doen om dat te voorkomen.
Haar gedachten gingen steeds trager. Haar zicht werd korrelig aan de randen tot ze alleen nog maar wit zag.
De vlammende pijn ebde weg.
✿
De Wurger zag dit met grote ogen gebeuren. 'Wat doe je?' schreeuwde ze, terwijl haar blikveld zich met een verbijsterde woede vulde. 'Je vermoordt de prinses!'
Melisandre zag er arrogant uit, terwijl ze zich half naar de lomp uitziende vrouw toedraaide. Ze wilde antwoorden, maar kreeg die gelegenheid niet. Vol onbegrip deed Griet namelijk haar aangenomen naam eer aan en legde haar kolossale vingers om het smalle halsje van het ijzige meisje.
Melisandre had eerder aangegeven dat ze het nooit koud had, maar dit keer liep ze toch echt blauw aan. De aderen in haar ogen stroomden vol en knapten door de druk. Ze huilde rode tranen terwijl ze haar laatste adem uitblies.
✿
Heel even was iedere aanwezige gelijkwaardig ontsteld door dit staaltje krachtsvertoon en keek iedereen, tot het uiterste geschrokken, van het dode jonge meisje naar hun spreekwoordelijke gans met de gouden eieren, die daar als een standbeeld op haar plek stond. Prinses Sita was in zijn geheel bedekt met een laagje rijp, maar haar perfectie kwam daardoor nog beter tot zijn recht. Haar geschokte en gepijnigde gezichtsuitdrukking was goed te zien, net zoals haar verkrampte handen.
Enkele plukjes haren leken achter haar aan te zweven. Ze waren precies in een heftige hoofdbeweging bevroren geraakt.
De stilte duurde maar kort. Blauwbaard brulde het uit en greep het eerste het beste wapen beet wat hij kon vinden. Het was een lantaarn die los op zijn paal bleek te staan.
Hij zwaaide het zware geval dreigend heen en weer. Een glazen raampje brak, waardoor er glassplinters en klodders kaarsvet alle kanten opvlogen. De vlam doofde sissend.
Hij wierp zijn wapen naar de drie binnendringers, die nog steeds op een kluitje bij de deur stonden. De Wurger schudde net het ontzielde lichaam van Melisandre van zich af en greep haar bijl met twee handen beet. Ze weerde de lantaarn ermee af, die recht op haar afkwam, maar kon niet voorkomen dat er meer glas en gloeiendheet vet over hen drieën werd gesproeid. Ze brulden het allemaal uit, maar lieten zich verder niet door de pijn tegenhouden. Ze stormden gedrieën - vergezeld door harde strijdkreten - op de kasteelheer af.
De kat trok zijn degen en mengde zich in het grootse gevecht. Er werden brede boekenkasten omgetrokken en dikke boeken verpulverden onder zware hakken en lichamen.
Blauwbaard gooide met alles wat hij voor handen kreeg en dat kon niet goed blijven gaan.
Vreemd genoeg werd Sita geen enkele keer geraakt. Niet door langsvliegende items en ook niet door vechtende personen. Ze stond daar maar in alle rust, in al haar pracht, te midden van het razende geweld.
✿
Het begon met een klein vlammetje, zoals die dingen plegen te gaan.
Door de kurkdroge lucht, het brandbare materiaal en uiteraard door de onoplettendheid van de vechtenden - zij hadden immers wel wat anders aan hun hoofd - werd dat ene vlammetje ineens een kolkende vuurzee.
'Brand!' riep iemand vanuit de deuropening en daar stond de grote Kraken. Hij keek woest en zo klonk zijn stem ook. Hij bezat het juiste gezag om iedereen op te laten houden en na te laten denken.
In volledige paniek lieten de Wurger, de Snijder en de Breker hun wapens vallen en vochten nu voor een geheel ander doel: om als eerste bij de deur te zijn. Hun eigen hachje was het allerbelangrijkst.
De kat volgde. Sierlijk sprong hij met alle vier zijn poten op het hoofd van de burchtheer en ging vanaf daar over op een grote stapel boeken. Hij rolde zich tot een balletje en vloog als een kanonskogel door het gat van de deur. De Kraken was zo slim geweest om beide deuren wagenwijd open te zetten en al snel was iedereen buiten de bibliotheek.
Kraken sloot de deuren en beval: 'Iedereen... Red de vissen!'
Of het door zijn armen kwamen - een aantal waarmee hij iedereen overtrof - of door zijn ontzagwekkende uiterlijk, feit was dat iedereen naar hem luisterde en in een lange rij tot de openstaande voordeur ging staan.
De brede inktvis had ergens wel twintig emmers opgeduikeld en was als een razende bezig de clownvisjes en alle andere zeebewoners uit het water te scheppen.
Terwijl de bibliotheekdeuren kreunden van het geweld waar de intense brand voor zorgde, werkten de indringers, de kasteelheer, de kat en de inktvis eendrachtig samen.
Toen de vlammen uit de torens van de burcht sloegen, stonden ze er, naast elkaar, zwijgend naar te kijken. De emmers vol vissen waren tegen die tijd al in de vijver, die op een veilige afstand van het slot lag, leeggegoten.
Er klapwiekte een vuurvogel uit de brokstukken van de burcht. Haar vleugels straalden als de zon, haar schreeuw was melodieus en klonk na in de harten van de voormalige vechters.
Het majestueuze dier maakte een abrupte duikvlucht en landde vlak voor het beroete zooitje.
'Sita,' zei de kat en de Snijder humde verdrietig nu hij de tijd had om aan haar te denken. Ze zou nu wel verbrand zijn, net zoals Melisandre.
Daar ging zijn hoop op een rijk en machtig leven.
'Nee,' zei Antonio hardnekkig en hij wees met zijn kleine oranje pootje naar de vogel. 'Síta.'
Hij had gelijk. De vuurvogel schudde haar kop en groeide ineens uit tot een mens. Een prinses. Sita stond daar in al haar pracht. Ze was in gouden veren getooid en haar haren glansden als nooit tevoren.
'De gedaanteverwisselaar,' mompelde de Breker verwonderd.
De voorspelling kwam uit.
De avond, van wat zo'n lange dag was geweest, begon op dat moment te vallen. De burcht stond volledig in vuur en vlam.
✿
Er reden twee paarden richting de vuurzee, hun berijders hadden daar een duidelijk baken aan om zich op te richten.
De ene man was oud. Hij was een grote, grofgebouwde man. In zijn jonge jaren was hij ongetwijfeld een tegenstander van formaat geweest.
Nu zag hij er echter uit alsof hij van zijn ziekbed was gelicht, al scheen er een jeugdig lichtje in zijn vriendelijke, bruine ogen. Zijn haardos en baard waren meer grijs dan zwart.
De andere man was in de bloei van zijn leven. Hij had donkere ogen, die eruit zagen alsof ze toornig op konden vlammen. Zijn baardje was pas begonnen en hij had de gewoonte ontwikkeld om er overheen te strijken met zijn hand.
Er was een tijd, nog niet zo lang geleden, dat hij wraak had gezworen aan een prinses, want op dat moment was hij er vast van overtuigd dat haar familie verantwoordelijk was voor de dood van zijn draak.
Maar hij begeleidde inmiddels al een paar uur een man die het tegendeel beweerde. Die fantastische verhalen had verteld over Oblexen en andere wezens die eigenlijk in het land der fabelen behoorden.
Net zoals zijn draak.
En dus neeg de man, prins Louie, zijn hoofd en bleef aandachtig luisteren.
✿
In Arrosa keek De Witte Dame steeds geagiteerder op de grote staande klok die zich tegenover haar schommelstoel bevond. Haar schommelingen werden ook heftiger en langzaam maar zeker begon er stoom uit haar oren te slaan.
Waar bleven haar witte rozenbottels toch?
Ze spitste haar oren, want ineens meende ze buiten iets op te vangen. Het geluid werd steeds duidelijker en dan kon ze het ontwaren: het getrappel van vele, vele dieren. Gehinnik. Mannenstemmen. En dat alles kwam recht op haar kleine lapje grond af.
Haar raampjes verduisterden door het grote aantal bezoekers die daar dicht opeen dromden.
De Witte Dame stopte met schommelen en zat net doodstil toen ze iemand op de deur hoorde bonzen.
'Hallo daar, laat ons erin!' werd er geroepen.
Daar had zij niet zo'n behoefte aan, zelfs niet als het had gepast.
'Nee,' was daarom haar reactie.
De man morrelde aan de klink, maar die kreeg hij niet zomaar open: zij was geen simpel oud vrouwtje. Hij schraapte gewichtig zijn keel en zij lachte zachtjes in zichzelf, want er was niks wat hij kon doen. Niks!
Tenzij...
'Sesam open u,' bastte de toekomstige indringer, en ja hoor: dat waren exact de woorden die het hem deden.
De deur zwaaide open en een voor een voor een voor een kwamen er veertig rovers binnengemarcheerd. Eigenlijk paste dat niet en daarom barstte het kleine huisje uit zijn voegen.
Eén grote balk kwam op het tere hoofd van De Witte Dame terecht en zij kwam tragisch om.
✿
Sita keek naar het rijtje beroete wezens, die zich allemaal ter aarde hadden geworpen. Wat hun plannen ook waren en hoe erg hun geschillen ook waren, alles was op dat moment vergeten in dit gezamenlijke eerbewijs jegens haar: hun vorstin.
Haar blik verschoof, want ze hoorde de kattaklop van de arriverende paarden en zag daar Luni, de man die ze als een vader beschouwde. Haar ogen gleden kort en nieuwsgierig over het schone gelaat van de jongeling naast hem, maar haar stappen richtten zich op haar mentor.
Ze snelde verheugd naar hem toe om hem te begroeten.
'Luni, je bent weer beter,' jubelde ze. Daar was ze ontzettend blij mee, want de rozenbottels lagen in de brandende bibliotheek en waren om die reden nutteloos geworden.
'Dat heb ik te danken aan Louie en zijn genezende steensoep,' lachte Luni verheugd. Hij steeg moeizaam af met haar hulp en wilde voor haar buigen, iets waar Sita hem gedecideerd van weerhield.
De Wurger en de Breker waren lang niet zo slecht als ze eruit zagen en snelden toe om hem te ondersteunen.
Dat gaf Sita en Louie alle tijd om elkaar grondig te bekijken. De prins stond inmiddels al op de grond.
Zij leerde zijn gezicht kennen, terwijl hij haar schoonheid - duizendmaal beter dan vanaf een pamflet - indronk.
De liefde sloeg in als een bom en het leek hem alleen maar logisch om op een knie neer te vleien en haar ten huwelijk te vragen.
De voorspelling kwam daardoor volledig uit: de twee - de verbannen prinses en de veroveraar - hadden in elkaar hun gelijke gevonden. Het duurde daarom ook niet lang toen de twee landen samen werden gevoegd en dat ze allebei tot koningin en koning werden gekroond.
Ze leefden nog lang en gelukkig.
E I N D E
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top