Hoofdstuk 25 - De begrafenis
Met mijn armen om me heen geslagen staarde ik naar het wateroppervlak. De rieten mand die erin geduwd werd zorgde ervoor dat rimpels door het water heen trokken om vervolgens opgeslokt te worden door de bulderende watervallen.
De handen van Zela's moeder lieten bevend de rand los en de mand met haar dochter erin schoof langzaam de dalende oever af, tot het helemaal overgelaten was aan de natuur. Vanaf hier zag ik alleen haar hoofd goed; haar donkere huid glom in het sterrenlicht, haar lippen waren felrood gemaakt en in haar haar waren witte bloemen geweven. Onwillekeurig friemelde ik aan de bloemen van mijn armband, en beet op mijn lip.
Duncan had al die tijd mij vastgehouden, mij getroost. Maar er was nu iemand die hem harder nodig had.
Reginald schreeuwende het uit van woede. Van alle emotionele pijn die hij op dit moment voelde. Zijn kreten werden gesmoord doordat Duncan zijn vriend tegen zijn schouder aandrukte, maar het bleef hartverscheurend.
Het was nu twee dagen na... Het ongeluk? Ach, het was helemaal geen ongelukje. Dat weigerde ik te geloven. Want wat zou zo'n Ruiter op dat moment in een verlaten bos doen? Nee, er was absoluut iemand geweest die hem erop uit gestuurd had, en wanneer ik erachter kwam wie dat gedaan had... Die persoon zou wénsen dat hij dood was.
Verbitterd sloeg ik mijn armen om me heen. Mijn vingers trokken krampachtig aan de witte stof van mijn jurkje. Nex vleide zich tegen mijn been aan en stootte een jankend geluid uit dat mijn hart liet stoppen. Ik knielde bij hem neer en trok hem tegen me aan. Ik kon me niet voorstellen hoe hij zich nu voelde. Want wat iedereen ook zei, dieren konden ook pijn voelen. Het afgelopen uur - tijdens de dienst zelf - had hij constant geprobeerd om naar haar toe te rennen.
Zela dreef nu midden op het meer van de Nachtwatervallen. Elven en andere wezens haakten langzaam af en keerden snikkend en huilend terug naar huis.
Ik dacht terug aan die avond - hoe kon ik ook niet? De afgelopen twee dagen was dat afschuwelijke beeld niet één keer aan mijn netvlies ontsnapt. Het herhaalde zich in mijn hoofd, keer op keer.
Ik had haar levenloze lichaam Noran op moeten krijgen en heb toen voor het eerst echt paardgereden, wat verschrikkelijk lastig was - zeker met een extra elf in het zadel die... Niks meer deed.
Hetgeen wat ik me nog het beste herinnerde was hoe haar lichaam tegen het mijne aanvoelde. Zo koud, zo stil... Ik rilde.
Delorah en Ilirea kwamen zwijgend naast me staan. Ze hadden hun vingers om elkaar heen geslagen, verstrengeld. Ilirea keek strak voor zich uit, volgde de rieten mand met Zela erin. Delorah stak haar andere hand naar me uit en kneep in de mijne. 'Ik kan me niet voorstellen wat je hebt meegemaakt, Marylae. Hoe je je nu wel niet moet voelen.' Ze draaide zich naar me om. 'En het is niet jou fout, snap je dat?'
Nee, niet helemaal nee. Het was de Zwarte Ruiter die haar opgejaagd had, haar had neergestoken alsof het níks was. Maar ík had hulp nodig. Door míj waren we naar de feeënbronnen gegaan. Door mij... Als ik eerder in actie gekomen was, eerder had gesprongen, hem meteen met mijn plank geslagen had, had ik dit alles dan kunnen voorkomen?
Ik veegde woest een traan van mijn wang. 'Het is oneerlijk,' fluisterde ik.
'Ik weet het,' antwoordde Delorah daarop, waarna ze zich tegen me aantrok. Ik huilde tegen haar schouder uit tot Duncan zich weer bij ons voegden en het van haar overnam. Ik snotterde zijn nette, witte blouse helemaal onder, maar hij gaf geen kick.
'Hoe is het Reginald?' prevelde ik tegen zijn sterke borst.
Duncan streelde door mijn haar. 'Dat is niet iets waar jij je op dit moment zorgen over hoeft te maken, oké?'
Ik schudde huilend mijn hoofd tegen het katoen en Duncan streelde liefkozend met zijn hand over mijn rug terwijl hij een kus op mijn kruin drukte. Met één oog staarde ik naar het meer. Het oppervlak was zo glad als een spiegel, waar het maanlicht prachtig in terugkaatste. De mand kwam inmiddels steeds dichterbij de brullende watervallen. Ik greep de stoffen blouse steeds steviger vast.
In eerste instantie werd de mand alleen maar weggeduwd door de stroming van de watervallen, maar er was geen ontkomen aan. Al gauw slokte de stroom water Zela's lichaam op en ik slaakte een gil toen de mand onder water verdween, naar beneden werd geduwd door de enorme kracht.
'Ssst, maar,' suste Duncan me terwijl hij door mijn haren kamde. Ik voelde me alsof ik geen lucht kreeg. Mijn borstkast leek te verkrampen, alsof mijn longen niet meer wisten hoe ze moesten werken. Hijgend klampte ik me aan Duncan, mijn rots in de branding, vast. Ik voelde me ook zo, die avond. Toen ze...
Ik schreeuwde. Ik schreeuwde heel hard, en ik wist dat mensen om me heen vreemd naar me keken, vonden dat ik me aanstelde of wát dan ook. Maar het kon me niet schelen. Delorah, Ilirea en Duncan sloegen hun armen alleen maar sterker om me heen en Nex jankte met me mee.
Toen ik uitgefoeterd was en mijn tranen op waren, nam Duncan me mee naar het Sterrenhof. In zijn kamer legde hij me op bed en stopte me in.
'Wil je nog dat ik een liedje voor je zing?' grapte hij, maar toen hij zag dat ik niet moest lachen klapte hij gauw zijn kaken op elkaar.
'Wat een nare begrafenis, eigenlijk.'
'Hoezo dat?' Duncan streek een lok uit mijn ogen.
Ik plukte een zakdoek van zijn nachtkastje vandaan en snoot erg charmant mijn neus. 'Ze is niet eens begraven. Ze is gewoon in het water gegooid.'
'Tja,' mompelde Duncan. 'Het is een eerbetoon aan onze Sterrenwachten. Dit is onze manier om de doden te begraven.'
'Ik vind het maar een naar idee. Al die lijken zinken naar de bodem en blijven daar liggen als vissenvoer.' Ik voelde mijn maag protesterend rommelen. 'Dus... als je in het meer zwemt, zwem je eigenlijk in lijkwater.' Ik drukte mijn hand voor mijn mond. 'Ik heb in dat meer gezwommen. En al die tijd lagen er allemaal dode elven in?' Ik slikte het opgekomen maagzuur protesterend weer in en keek vol walging naar Duncan.
'Je moet het juist zien als iets goeds.' Duncan keek door een van de enorme ramen naar buiten, naar de kraampjes die afgebroken werden. 'Hun kracht, energie en doorzettingsvermogen wordt op deze manier doorgegeven aan degenen van wie ze houden.'
Ik rilde en veegde met mijn handen langs mijn armen. 'Ik vind het maar een smerig idee.'
Duncan glimlachte. 'Dat kan ik me voorstellen.' Hij stond op en en trok aan de touwtjes van zijn blouse op een betere strik te leggen.
'Blijf je bij me?'
Hij keek naar me op. Zijn felgroene ogen hielden de mijne vast. Ik zuchtte. Wat was ik toch gek op die ogen.
'Je weet dat ik dat niet kan. Ik heb nog het een en ander met Zela's ouders bespreken, en daarna heb ik nog een vergadering.' Hij glimlachte spijtig. 'Ik zal ongeveer over twee uurtjes naar bed gaan. Maar als je me nodig hebt kan je me altijd opzoeken.'
Ik schudde mijn hoofd. 'Het lukt wel.' En dat zou ook zo zijn, maar ik wilde hem gewoon bij me hebben. Zijn steun had me de afgelopen dagen overeind gehouden, en ik wist dat hij daar al heel veel belangrijke besprekingen en bijeenkomsten voor had gemist. Maar ik had hem nodig.
Duncan kuste me nog snel op mijn hoofd en wilde weglopen, maar ik pakte zijn pols vast. 'Dit is de laatste avond die we samen doorbrengen als een stel. De volgende keer dat we naast elkaar liggen, zijn we getrouwd.'
Duncans ogen begonnen te stralen en met een lach drukte hij een stevige kus op mijn lippen. 'Ik kan niet wachten.' Hij wilde zich wederom omdraaien, maar stopte nu uit zichzelf. 'Wacht, wat? We hebben morgen nog, hoor. We trouwen pas over twee dagen.'
'Weet ik,' beaamde ik. 'Maar ik slaap die avond niet bij jou. Dat is tegen het geluk in. De bruidegom en bruid mogen elkaar de dag van de bruiloft niet zien, voor het grote moment.'
'Hoe kom je daar nou bij?' lachte Duncan.
Ik trok mijn benen tegen mijn kin op en keek hem aan - wat voor mij als een zwoele, triomfantelijke blik voelde, maar met mijn opgezwollen, rode ogen zag het er vast niet zo uit. 'Dat heb ik geleerd van mijn moeder.'
Mijn moeder en zusje Leyana waren vanochtend aangekomen en mijn vader zou morgen aankomen. Ik had bij mijn moeder mijn hart kunnen uitluchten en haar al mijn zorgen toevertrouwd. Het voelde haast net als vroeger, als je het feit weghaalde dat we ons nu in het Sterrenhof bevonden in plaats van in onze koude, gammele hut in Winter.
Leyana was, zoals Duncan het zei, een mini versie van mij. Ze had net zulke lichte, witte lokken als ik. Doordat ik hier heel wat meer buiten kwam en de Zomerse zon weleens op mijn gezicht had staan, was ik echter inmiddels een tint donkerder geworden dan zij nu was.
'Misschien dat Leyana nog even naar mijn kamer kan komen.'
Duncan glimlachte. 'Ga nou maar gewoon slapen, lieverd. Morgen wordt een drukke dag, met alle voorbereidingen voor de bruiloft en zo. Je hebt je krachten nodig.'
Onwillekeurig gingen mijn gedachten weer naar Zela uit, die hier bij had moeten zijn. Die me had moeten helpen, deze laatste, drukke dag.
Duncan blies de kaarsen uit en trok de deur zachtjes achter zich dicht tot ik achterbleef in de stille duisternis die zich langzaam bij me binnendrong.
Een kort en niet al te spannend hoofdstukje nu, maar die hierna komen.... MWEHEHEH
Got something planned and y'all not gonna like it
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top