Hoofdstuk 16 - "Ja"
Ik verstarde wanneer de woorden zijn mond verlaten hadden. De warmte die mijn lichaam gevuld had, leek weggezogen te worden, waardoor mijn ledematen zich vulden met de kou.
'Wat?' stamelde ik.
Duncan duwde me zachtjes van zich af en keek me met vurige, groene ogen doordringend aan. 'Je hoorde me wel.' Zijn stem werd het bos in gedragen door de opstekende wind. 'Ik heb me nog zo bij iemand gevoeld, Marylae. Je maakt me... Heel. Voel jij dat niet dan?'
Ik schudde met grote ogen mijn hoofd. 'Nee, jawel.' Ik zuchtte. 'Ik snap precies wat je bedoelt. Maar... We kennen elkaar net twee volle dagen. Gaat het niet een beetje... vlug, allemaal?'
'Ware liefde is niet terug te herleiden op tijd en ruimte.' Hij pakte mijn hand vast en gaf er een kneepje in. 'Je voelt wat je voelt. Daar kan je niks aan doen.'
Warmte kroop in een blos omhoog, en glimlachend keek ik hem vanonder mijn wimpers aan. In de bomen tegenover ons floot een vogel een zacht melodietje. We krabbelden beiden overeind en ik staarde in zijn prachtige, groene ogen.
'Je zou een geweldige koningin zijn!'
'Waarom heb je het toch elke keer over koningin?' lachte ik.
Duncan schudde warrig zijn hoofd. 'Je hebt gelijk. Je zal prinses worden. Maar ooit, wanneer iedereen inziet dat mijn ideeën beter zijn en ík de rechtmatige troonopvolger had moeten zijn, dan heb ik in ieder geval een krachtige, liefhebbende vrouw naast mijn zijde. Een krachtige, liefhebbende koningín.'
Ik bracht mijn hand naar zijn wang en streelde zijn glanzende huid. 'Duncan... Je vestigt je hoop op niets. Ook al zijn jouw overtuigingen nog zo goed, jouw mening doet er op dit moment niet toe. Cameron is volgens de wet én zijn bloed de wettige koning. En ook al zou het volk in opstand komen, hoe groot is de kans dat zij binnen twee weken - voordat Cameron gekroond wordt - tot inzicht komen? Nee, de enige manier dat jij koning zal kunnen worden, is wanneer Cameron omkomt.'
Een grimmige schaduw gleed voor een fractie van een seconde over zijn gezicht heen, en met donkere ogen nam hij mij in zich op. Zijn blik sloeg vrijwel meteen om en met een gepassioneerde, afwachtende uitdrukking keek hij me vervolgens aan. 'Nee, daar heb je gelijk in.' Met zijn duim cirkelde hij over de rug van mijn hand, terwijl hij als gehypnotiseerd toekeek. 'Maar alsnog... Dat verandert mijn gevoelend voor jou niet.'
Ik glimlachte.
'En je hoeft niet nu meteen te antwoorden,' fluisterde hij terwijl hij mijn hand liefkozend streelde. 'Ik snap het als je bedenktijd nodig hebt, of als je nu nog niet weet wat je moet zeggen...'
'Ja,' onderbrak ik hem, waarop hij mij verbaasd aankeek. Mijn stem klonk vast en beraden toen ik zei: 'Dat is mijn antwoord; ja. Ik wil met je trouwen.'
Op Duncans gezicht verscheen de grootste lach die ik ooit bij iemand had gezien. Hij greep mijn middel vast en slingerde me in het rond, terwijl ons gelach bijgevallen werd door de kwetterende vogels.
Toen hij me op de grond zette, bewoog ik glimlachend met mijn vingertoppen rond zijn gelaatstrekken. Tekeningen van zijn gezicht die nu al zo vertrouwd voelde.
Hij had gelijk; liefde hangt niet af van plaats en tijd. Het is een gevoel, en mijn gevoel zei nu dat dit de juiste keuze was. Dat híj de juiste keuze was.
'Ik kan niet wachten om je aan mijn moeder en Cameron voor te stellen,' glimlachte hij tegen mijn kruin. 'Ze zullen je geweldig vinden.'
Dat betwijfelde ik, aangezien ik op mijn eerste dag hier nogal tegen Brelynn uitgevallen was over het feit dat ze jonge Wachters en Vechters als lokaas leek te gebruiken.
Maar ik wilde Duncans goedgehumeurde blik niet verdrijven en knikte dus instemmend.
Zijn handen hingen nog steeds losjes rond mijn heupen en onder zijn aanraking leek mijn huid in vuur en vlam te staan.
Duncan drukte nog een vlugge maar gepassioneerde kus op mijn lippen en deed toen een stap naar achteren. 'Ik moet gaan nu. Rijd je met me mee naar het trainingskamp?'
Ik schudde mijn hoofd. 'Nee, ik blijf nog even hier.' Ik had even de rust en de tijd nodig om dit allemaal te verwerken.
Duncan nam me glimlachend in zich op, schudde zijn hoofd en liep naar het riet toe, waar hij zijn speer uit het water griste.
'Ik zie je straks.'
Ik knikte hem blozend toe en keek toe hoe hij zich weer op zijn paard hees. Zijn spieren lieten de katoenen bloes strak rond zijn lichaam spannen.
Met geklak van zijn tong spoorde hij het dier aan, en de omtrekken van de prins verdwenen het bos in.
Zuchtend liet ik me tegen een boom aan op de grond zakken.
Ik was nog nooit zo verliefd geweest; ik was eigenlijk nog nooit echt verliefd geweest. Maar dit... Het gevoel dat Duncan me bezorgde was onbeschrijfelijk. De cliché "vlinders in mijn buik" leek nu ineens niet zo raar meer, maar juist toepasselijk.
Maar was dit dan de juiste keuze? Was het niet veel te snel?
Elven trouwden sowieso wat sneller dan andere wezens; niet alleen omdat wij over het algemeen niet erg oud worden, maar onze zintuigen zijn vele malen beter dan die van bijvoorbeeld mensen of dwergen. Hierdoor wordt alles wat wij voelen versterkt, wat vaak voor snelle, diepgaande en gepassioneerde relaties zorgde.
Maar na twee dagen? Of nou ja, bijna drie als je het in uren uit zou rekenen. Maar alsnog!
De opgestoken bries streelde mijn gezicht en koelde mijn huid. Ik zuchtte zachtjes terwijl ik naar mijn in elkaar gevouwen handen staarde.
'Als ik je nou ook meeneem op mijn paard,' klonk een stem uit het woud, 'trouw je dan ook met mij?'
Ik krabbelde overeind en deed mijn best om de contouren tegen de duistere achtergrond te onderscheiden.
Toen zijn paard de open plek op stapte en het maanlicht op zijn ravenzwarte haar viel, hapte ik naar adem.
Het grote, zwarte paard brieste en schraapte met zijn hoef over de stijve grassprieten.
'Wat doe jij hier?' snauwde ik naar Dylion. De zoon van een Grijze elf had een zwart tenue aan, waardoor alleen zijn bleke huid afstak tegen de grimmige achtergrond. 'Was je ons aan het afluisteren? Aan het bekijken?' fluisterde ik er achteraan, toen ik terugdacht aan de vurige kussen die Duncan en ik uitgewisseld hadden. Ik voelde hoe het bloed omhoog kroop, van woede en schaamte.
'Niet per se,' antwoordde hij kil. Zijn ogen waren tot spleetjes geknepen en hij sloeg me geruisloos gade. Toen liet hij zich van zijn paard af glijden. Het paard had geen zadel om, waardoor hij onnatuurlijk kaal achterbleef in de schaduwen van de bomen.
Dylion liep mijn kant op, en abrupt deed ik een aantal stappen achteruit. 'Ik was hier gewoon ook toevallig.'
'Erg toevallig hoor!' gromde ik.
Hij stak zijn handen in zijn zakken en keek me met een schuin hoofd aan. 'Maar ik denk dat ik je moet feliciteren?'
Ik keek weg, niet goed wetend hoe ik me moest gedragen. Hoe ik me hóórde te gedragen bij hem in de buurt. De woorden van Duncan galmden door mijn hoofd bij het zien van die roofdierachtige blik op zijn gezicht. Ik denk zelfs dat hij iets te maken heeft met de doden door de Zwarte Ruiters.
Ik slikte en dook ineen. 'Het is tijd om terug te gaan voor mij. Ze zullen me vast missen.'
Dylions blik werd milder en haast beschaamd staarde hij naar zijn voeten. 'Ik wil je iets laten zien.'
Zijn stem was donker en ruw als de nacht, maar zwoel en zacht als de lente terwijl hij dat tegen me fluisterde. Hij zette een paar passen richting mij, maar ik hield defensief mijn handen omhoog. 'Niet doen.'
'Luister, Marylae... Ik weet wat de elven hier op het koninklijke trainingskamp over me zeggen. Maar het is niet waar. Echt niet.'
Ik perste mijn lippen op elkaar en haalde zacht mijn neus op.
Hij stak zijn hand uitnodigend uit en wachtte tot ik hem vast zou pakken. Gepikeerd staarde ik ernaar. Vast pakken? Weglopen? De hand wegslaan? Deze jongen was vanaf het begin af aan niet vriendelijk tegen me geweest - al vanaf het moment dat ik zijn paard liet schrikken gunde hij me amper een blik waardig. Waarom dit? Waarom nu?
Ik woog mijn opties zorgvuldig af, maar zonder het echt door te hebben klemde mijn vingers zich rond de zijne.
Zijn donkere ogen lichtten zachtjes op terwijl hij me meetrok richting zijn paard. In mijn buik verzamelden de zenuwen en ze klonterden samen in mijn maag. Kon ik deze jongen vertrouwen?
Ik hoorde Duncan in mijn hoofd; waarschuwend voor deze vreemde jongen, me zowat verbieden om met hem om te gaan omdat hij de simpelweg de kleinzoon van de Zwarte Elf was.
'Is het de bedoeling dat ik op het paard klim of zo? Want er is geen zadel. En je paard is nogal hoog.'
Dylion keek me met een waterige glimlach aan. 'Ik help je wel.' Hij vouwde zijn handen samen in een kommetje en knikte naar mijn voeten.
Met op elkaar geknepen lippen plantte ik mijn voet in zijn handen. Ik greep richting zijn schouder om mijn evenwicht te bewaren en klom op zijn grote, zwarte paard.
Ik pakte me vast aan zijn lange, glanzende manen en kneep mijn benen onbewust strak rond de flanken.
Dylion zette zich af tegen een boom en sprong behendig op zijn trouwe ros. Hij kwam achter me terecht en greep ook de manen vast.
'Waar moet ik me überhaupt aan vasthouden?' bracht ik piepend uit. Van nooit tot twee keer paardrijden op een dag werd me toch echt wat teveel, en dan zeker wanneer dit paard geen goede uitrusting had.
'Gewoon aan zijn manen en klemmen met je benen.'
'Maar ik kan eigenlijk niet echt paardrijden,' perste ik eruit. 'Ik heb geen idee wat "klemmen met je benen" inhoud en ik...'
Maar Dylion spoorde het dier al aan en met een bijzondere grote kracht versnelde het zijn pas. Met grote, ruime stappen schoot het tussen de bomen door.
Ik had niet eens door dat ik aan het gillen was totdat mijn keel als schuurpapier voelde. De zwarte vacht leek onder me door te glippen en met zwetende handen greep ik richting Dylions armen.
Wat deed ik hier? Wat deed ik met deze jongen op een paard?
We gingen niet via het hoofdpad, maar over een paadje dat langs de rotswand liep. Het was smal en de grond bestond uit brokken steen en korrelige modder. De hoeven van het paard duwde met flinke kracht brokstukken de diepte in. Zwarte vlekken verzamelden zich voor mijn ogen en mijn maag leek zich om te draaien.
'Dylion, stop!' schreeuwde ik, maar mijn stem werd door de wind weggevoerd en Dylion hoorde het niet - of deed alsóf hij het niet hoorde. Het paard denderde in ieder geval met net zo'n hoge snelheid langs de smalle richel.
Boven aangekomen, schoten we de koepel door.
In de gewone buitenwereld was de zon al deels achter de horizon verdwenen, en de zwakke stralen vormden een gesponnen, gouden deken op het vochtige groene gras. Niet dat ik veel tijd had om ernaar te kijken; we vlogen over de vlaktes van Lente, en grotendeels van de tijd zaten mijn ogen dichtgeknepen.
Pas toen het dier zijn pas verlangzaamde, tuurde ik tussen mijn wimpers door. Hij draafde tussen de bomen door en Dylion lachte zachtjes. 'Dat was me het ritje wel. Vind je dat ook niet heerlijk? Om met zo'n hoge snelheid langs het ravijn te racen.'
'Erg relaxend vond ik het niet, nee,' snauwde ik naar achteren.
Het paard ging van draf over naar stap en stopte uiteindelijk midden in het bos waar ik diezelfde dag nog getraind had.
Ik draaide me met moeite naar hem om en keek hem aan.
Deze jongen was één groot raadsel voor mij.
Zijn donkere ogen werden omringd door borstelige, zwarte wenkbrauwen en versierd door lange, krullende wimpers. Door de kou waren zijn wangen rood gekleurd; ze staken fel af tegen zijn witte huid.
'Wat ga je met me doen?' fluisterde ik en probeerde mijn stem niet te laten trillen. Als ik eerlijk moest bekennen, was ik bang. Bang dat hij me hier en nu zou vermoorden, me achter zou laten met een omgekeerd klavertje in mijn borst gesneden. Het was een ideale plek, een ideale tijd... Niemand wist dat ik hier was, nu, met hém.
Maar Dylion reageerde anders als ik verwacht had. Hij glimlachte, stak zijn hand uit waarbij zijn vingers kromden. Vlak voor mijn gezicht bleef hij hangen, alsof hij mijn haar opzij had willen duwen, maar zich bedacht.
Hij haalde zijn neus op en trok zijn hand terug. Soepel liet hij zich van zijn paard glijden, dat zachtjes naar hem brieste zodra hij naast hem op de grond stond.
Met een bonzend hart volgde ik zijn voorbeeld. De klap van mijn voeten op de harde grond was heviger dan verwacht, en mijn gezicht vertrok door de pijnscheuten in mijn enkel. Dylion schonk er echter geen aandacht aan - hij was zelfs al weggelopen.
'De rest doen we wel lopend. Ik heb namelijk het idee dat je dat liever hebt dan te paard.'
Ik snoof. Hoe durfde hij te doen alsof hij wist wat ik dacht, wat ik voelde?
Met mijn handen in mijn zij bleef ik staan. Ging ik echt met hem mee? Riskeerde ik daarmee mijn leven, of overdreef ik? Had Duncan het fout, of was deze jongen inderdaad gevaarlijk?
Dylion draaide zich al lopend om en keek me met opgetrokken wenkbrauwen aan.
Ik slikte.
En toen liep ik achter hem aan.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top