Hoofdstuk 15 - De rit met Duncan
Nezha stapte vlug voort, en binnen de kortste keren waren we uit het bos. De lucht was helder, met maar enkele wolken aan de horizon. De zon zelf was inmiddels al aan het zakken, waardoor de hemel goud kleurde.
'Vredig, vind je ook niet?' Ik voelde hoe Duncan zijn spieren aanspande, alsof ik een gevoelige snaar raakte.
'Ik wilde dat het altijd zo kon zijn,' zei hij.
Ik draaide mijn hoofd om om hem aan te kijken. 'Hoe bedoel je?'
'Hier in het Koninkrijk der Seizoenen... Het is echt, tja, een zooitje. De criminaliteit is hoog, het is gevaarlijk om in het donker alleen te lopen... Ik bedoel, we hebben niet voor niks Wachters bij de Seizoenspoorten staan om ongedierte buiten te houden. En toch krijgen ze het altijd voor elkaar om dingen naar de andere Seizoenen te smokkelen.'
Hij rechtte zijn schouders. 'Cameron, mijn moeder en de andere regenten doen er niks aan. Níks, Marylae. Terwijl heel het rijk in gevaar loopt. Maar zij zien dat niet. Wíllen dat niet zien. En nu hebben we ook nog te maken met die Zwarte Ruiters... Toch hebben zij ons anderzijds geholpen; ze hebben de regenten wakker geschud en laten zien dat er verandering moet komen.'
Ik knikte waardoor mijn hoofd langs zijn witte blouse schuurde. Brelynn, de moeder van Duncan en momenteel de regentes van de elven, had me eergisteren haarfijn het probleem van de Zwarte Ruiters uitgelegd. Hoe ze de Wachters bij de Muren en Poorten vermoordden, hoe de Vechters die door de Seizoenen door de burgers onder de duim hielden, hen beschermden en hielpen, vermoord werden. Hoe de doden teruggevonden werden met het zwarte klavertje, ondersteboven in hun borst gekerfd.
Een rilling trok langs mijn ruggengraat en ik huiverde.
We gingen de Koepel door en de omgeving werd wederom gehuld in de duisternis van de nacht en het licht van de sterren.
Zelfs vanaf hier konden we de stemmen van de kooplieden beneden in het Nachtravijn horen; de markt liep tegen zijn einde aan en verkopers waren bezig met het afbreken van hun kraampjes.
Duncan stuurde Nezha richting de rand van de kloof, daar waar de hoofdgang was om bij het Sterrenhof te komen.
Het gras ging over in kinderkopjes, de stilte werd gevuld met stemmen van bezoekers en kooplieden en de duisternis werd verjaagd door lampionnen die geregen waren aan een touw dat langs de weg gespannen was.
Ik voelde me trots om bij de prins op het paard te zitten, en ik was er trots op dat ook hij zich niks aantrok van de starende ogen.
De mensen die langsliepen, maakten tijdens hun loopje vluchtige buigingen en reverences richting de prins en mompelden beleefde begroetingen. Het waren niet alleen elven of gewone mensen, maar ook tovenaars, verhuld in diepe gewaden, feeën die hun gebogen vleugels verstopten in hun mantels en dwergen die opgingen in de stampende menigte.
'Hoe staat het ervoor? Met de Zwarte Ruiters?'
Ik voelde Duncans ogen in mijn hoofdhuid branden. 'Er vallen elke dag meer doden, Marylae. En nu zijn het de Wachters en Vechters. Maar ik vrees dat ze gauw over zullen gaan op de "gewone" burgers.'
Ik streelde over zijn hand, waar de teugels in geklemd zaten. 'Het komt vast goed. Jullie verzinnen hier wel wat op.'
Zijn hand spande zich aan onder mijn aanraking. 'Ik weet het niet. Zwarte Ruiters zijn vaak trouw aan één persoon. Zolang wij diegene niet zijn, kunnen we ze niet controleren.'
'In het gevecht tegen de Zwarte Elf is het ook gelukt om hen te stoppen. Dit zal ons nu ook lukken.'
Ik voelde hem tegen mijn haar aan glimlachen, wat bij mij voor een twee keer zo grote glimlach zorgde.
We liepen het hoofdpad af, het ravijn in. Het pad was zo uitgehouwen dat het niet erg steil door de rotsen door liep, maar daardoor was het wel een erg lange rit. Het duurde dus wel een tijdje voordat we beneden waren. Veel praten deden we niet, zeker niet over politieke onderwerpen nu we omgeven waren door zoveel onwetende burgers. Alhoewel de regenten dit echt niet langer stil kon houden. Zeker wanneer de Zwarte Ruiters over zouden gaan op de gewone burgers; het nieuws zou zich gaan verspreiden als een pandemie.
We waren inmiddels al beneden, waar we tegen de grote muur opkeken die rond het Sterrenhof gebouwd was. Tientallen wezens stroomden uit de grote poorten, richting huis.
Duncan stuurde zijn paard het pad af, het bos in dat tussen het Sterrenhof en het Trainingskamp van de koninklijke Orde lag. Het was hier minder goed verlicht, maar de maan scheen vol en de lucht was helder, wat in combinatie met de verloren lampionnen genoeg licht bezorgde om toch nog wat te kunnen zien.
'Dit is de kortere route,' legde Duncan uit. 'Het snijdt een heel stuk van het hoofdpad af.'
'Wil je zo graag van me af zijn dan?' grapte ik.
Zijn tanden blonken in het licht toen hij grijnsde. 'Ik kan niet wachten.'
Ik snoof, waarna hij een hand op mijn schouder legde en er een kneepje in gaf. 'Ik wil je wat laten zien.'
Nezha hield halt en Duncan liet zichzelf van haar rug glijden. Daarna hielp hij mij om uit het zadel te klimmen, wat echt nog een lastige opgave was omdat Nezha best hoog was.
We stonden op een klein open plekje. Het was verder niet erg bijzonder; het gras was vol en bloeide gelijkmatig over de ondergrond, riet groeide langs een kabbelend beekje en de takken van de bomen hingen licht gebogen boven onze hoofden.
Duncan pakte zijn speer vanachter zijn rug en hield het gouden metaal in het licht, waar de punt blonk en de saffieren in het handvat schitterende.
'Cameron en ik kwamen hier vaak samen. We speelden hier altijd, en hebben hier leren omgaan met onze speren. Na de trainingen gingen we altijd hierheen om samen nog even te oefenen.'
Hij gooide de speer omhoog, ving het soepel bij het handvat op en gaf er een krachtige zwaai aan. De speer kwam zo'n 15 meter verderop in een boom terecht. Licht trillend door de kracht bleef het in de schors steken.
Met grote ogen keek ik naar hem op.
'Nu heeft hij er geen tijd meer voor.'
Ik legde een hand op zijn schouder. 'Hij is bijna regent van het Koninkrijk der Seizoenen en koning van de elven. Ik denk dat het onrealistisch is om van hem te verwachten dat hij nog tijd heeft om met zijn broertje te "spelen" en te trainen,' zei ik zachtjes.
Duncan knikte en liep naar de boom, waar hij de speer vastpakte en met veel kracht uit de boomstam wrong. Hij liep terug en bleef naast me staan, waar hij het metaal tussen zijn vingers liet rollen. 'Kan je speerwerpen?'
Ik snoof. 'Ik "kan" het, als in; ik heb in mijn vorige trainingskamp in Winter geleerd hoe je een speer moet werpen, maar ik kan er niks van.'
Duncan grijnsde en drukte zijn wapen in mijn handen. 'Probeer het eens.'
Ik liet de speer op mijn handpalm balanceren. Doordat het voorwerp van goud gemaakt was, was het evenwicht een stuk lastiger te vinden dan bij de houten speren die we in het trainingskamp in Winter gebruikten.
Toen ik hem goed beet had, boog ik mijn arm zodat de achterkant van het gouden wapen achter mijn schouder balanceerde.
Duncan snoof met een glimlachje op zijn gezicht.
'Wat?' snauwde ik hem met opgetrokken wenkbrauwen toe. 'Doe ik het weer niet goed, prinsje?'
Zijn lippen vormde een strakke streep, maar zijn ogen fonkelden van plezier. 'Niet ineens vervelend gaan doen, hè.'
Ik grijnsde naar hem, waarna ik met volle kracht de speer wegwierp. Jammer genoeg mikte ik niet goed en vloog het stuk metaal met een suizend geluid door de nachtlucht heen.
Het kwam met een plof in het riet terecht en ik keek met onschuldige ogen naar Duncan.
Die haalde zijn schouders op en straalde daarbij volledig uit: "ik wist wel dat het niet zou lukken".
'Ik ga 'em wel halen. Dan zal ik even voordoen hoe de échte pro dat doet!'
Ik rolde met mijn ogen en zette een stap naar voren. Ik plantte mijn hand op zijn borstkast zodat hij niet verder kon lopen en keek hem uitdagend aan. 'Niet zo snel jij. Dat ging per ongeluk. Ik moet er gewoon weer even inkomen,' legde ik uit. 'Ik probeer het wel nog een keer.'
'Niets daarvan!' schudde Duncan zijn hoofd terwijl hij mijn pols zachtjes pakte en die van zijn borst afschoof. 'Dat ding was een geschenk van de regent van de dwergen. Wanneer debielen zoals jij ermee gaan smijten, verliest hij straks nog zijn saffieren.'
Met open mond staarde ik hem verontwaardigd aan. 'Je maakt een grapje, toch?'
Duncan lachte en liep weer verder richting het riet. Een tikje geïrriteerd greep ik zijn hand vast en gaf er een ruk aan waardoor hij tot stilstand kwam. Vervolgens liep ik verder. 'Ik ga nu die speer pakken en het opnieuw proberen én die boom ráken!'
Duncan lachte nu nog harder terwijl ik flink doorstapte. Hij rende zachtjes om me weer in te halen en keerde zich vervolgens om, waardoor hij achteruit draafde en mij aankeek. 'Als je hem eerst te pakken krijg, ja.'
Toen draaide hij zich weer om en begon weer verder te rennen. Ik grauwde en rende achter hem aan. Ik griste richting zijn nette, witte blouse en kreeg de zoom te pakken. Ik trok eraan en ik hoorde Duncan een verbaasde kreet uitstoten. Hij keek om om te zien wat ik aan het doen was, waardoor hij niet meer op zijn voeten lette en struikelde.
Hij viel voorover en kwam met een klap op de grond terecht. Ik - die achter hem had gerend - was daar niet op voorbereid en klapte vervolgens bovenop hem.
Duncan hapte naar adem toen ik op zijn rug terecht kwam en ik slaakte een gilletje.
Geschrokken krabbelde ik van hem af en bleef op handen en knieën zitten, afwachtend op zijn reactie. Ik had verwacht dat hij boos zou worden omdat ik zo roekeloos gehandeld had en niet goed had nagedacht, maar hij rolde zich op zijn rug en begon vervolgens hard te lachen.
'Jemig, Marylae. Wat ben jij fanatiek!' Hij wreef met zijn hand over zijn ribben en trok een grimas. Zijn witte overhemd was helemaal vies geworden en zijn blonde krullen zaten wild door de war.
Toen ik merkte dat hij niet boos was en dat hij niet heel erg veel pijn had, zuchtte ik opgelucht en liet me naast hem in het zachte gras zakken. Ik lag net als hem op mijn rug, waardoor we samen naar de sterren keken.
Zijn hand vond de mijne, en ik voelde hoe zijn vingers zich met de mijne verstrengelden. Een warm, tintelend gevoel schoot naar elke vezel, elke cel in mijn lichaam.
'Je zou een geweldige koningin zijn, weet je dat?'
Ik voelde hoe ik bloosde. 'Hoe bedoel je?'
Duncan draaide zich op zijn zij zodat hij naar me kon kijken, en veegde een pluk haar uit mijn gezicht.
Ik zat nog steeds in mijn tuniek, met mijn haar nat en rommelig van het zwemmen en vol modder door de blinddoekentest. Kortom; ik zag er verschrikkelijk uit. Maar door de manier waarop Duncan naar me keek, voelde ik me het mooiste meisje ooit.
'Je bent vurig, strijdt voor de mensen van wie je houdt, bent fanatiek en hebt een grote wilskracht, maar je bent ook hartstikke lief en zorgzaam. Wat zoek je nog meer in een koningin?'
Ik glimlachte, en boog naar voren.
Ik voelde zijn lippen tegen de mijne drukken en de wereld leek te draaien. De sterren dansten om ons heen terwijl het gras ons strelend aanmoedigde.
Mijn vingers gleden door zijn krullen terwijl zijn handen mijn armen streelden.
De kus werd inniger en gepassioneerder, onze lippen verstrengelden in elkaar en onze lichamen vlijden tegen elkaar aan. Mijn bloed leek vloeibaar staal en stroomde hard en heet door mijn aderen.
Duncan trok zich terug uit de kus en plaatste zijn lippen op mijn wang, mijn slaap, mijn nek en sleutelbeen. Een spoor van kusjes liet een weg van vuur achter, en ik huiverde ik de koele nacht.
Mijn maag leek gevuld met fladderende vlinders en mijn hart klopte zo hard tegen mijn borstkast dat mijn ribben er warm van werden. Een kreun verliet mijn lippen toen hij zich weer omhoog werkte.
Hij plaatste een kusje achter mijn oor en ik voelde hoe hij tegen mijn huid aan grijnsde.
'Marylae,' zei hij schoor, waarop ik beamend bromde.
'Trouw met me.'
Mmmmhh jaa wat zal Marylae zeggen?? Want ja, ze kent deze jongen nog maar twee dagen. Maar kom op zeg, hij is zoooo leuk!
Jullie zullen het te weten komen in het volgende hoofdstuk mweheheheh
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top