Hoofdstuk 8

Terwijl het misselijke gevoel in haar buik maar niet wil verdwijnen volgt Milou het bevel van haar aanvoerder op. De vlag knoopt ze op een hoog punt in een boom en tegelijk probeert ze met enkele dichtbebladerde takken de felblauwe kleur zo goed ze kan te verdoezelen. Zes bommen verbergen zich op strategische plekken om de vlag heen. Ze worden bijgestaan door enkele sergeants, die in rang net boven de mineur komen. Een mineur kan als enige bommen onschadelijk maken, dus dat is geen overbodige luxe.
Ze hebben Milous advies opgevolgd.

Milou hoort het gemopper van hen die moeten verdedigen. Ze willen naar de actie toe, iets dat zij wel snapt.

"Kunnen we háár niet een bom laten zijn? Of een sergeant?"
De suggestie bereikt haar oren en ze weet meteen dat het tijd is om de vlag met rust te laten en te vertrekken. De makkelijkste weg zou zeker zijn om mee te gaan in dat idee - zeker gezien ze dan gediskwalificeerd zou worden voor valsspelen - maar Milou voelt hoe een verontwaardigd gevoel eindelijk haar misselijkheid begint te overstijgen. Zij is net zoveel waard als de anderen, zelfs al heeft zij geen wolf tot haar beschikking. Zij is verdorie een dochter van een Alfa! Normaal gezien zou ze respect ontvangen op basis van die status. Maar iedereen is het er wel over eens dat dit geen normale situatie is.

Met een schattende blik kijkt ze naar de boom direct naast haar, ze ziet dat ook dat een kastanjeboom is. De takken zijn dik en stevig - precies zoals het exemplaar waar zij zich in bevindt. Ze voelt zorgvuldig tot hoever de boom haar kan houden, terwijl ze een goed punt opzoekt voor haar komende actie. Met een harde zet drukt ze zichzelf van haar houvast af en weet - de bladeren ontwijkend - de andere boom moeiteloos te bereiken. Ze kijkt niet naar beneden of anderen hier opmerkingen over kunnen hebben, maar cirkelt lenig om de stam heen, om een nieuw afzetpunt op te zoeken.
Haar opdracht is om naar de rode vlag te gaan? Dan is dat precies wat ze nu gaat doen. Zij is een majoor. De tegenpartij heeft momenteel één maarschalk, één generaal en twee kolonels: net zoals haar eigen groep. Op de bommen na - spelers die zelf niet mogen tikken - zijn dat de enige rangen die haar aankunnen. Ze schat de kansen in haar voordeel en met een grimmige blik op haar gezicht 'vliegt' ze schijnbaar moeiteloos langs de stammen en vormt een eenzame voorhoede van haar groep.

Minuten later wordt ze uiteindelijk ingehaald door zwarte schimmen die over de bosbodem schieten. Ze telt telkens groepjes van vijf of zes weerwolven en beseft dat ze naar het plan van aanpak van Chiel kijkt.
De afstand tot beide basislocaties is vijf kilometer, dus ze weet maar al te goed dat er voldoende ruimte is voor afzonderlijke aanvaringen, zonder dat anderen daar veel van zullen merken. Ze heeft geen idee of er gebruik zal worden gemaakt van de gedachtelink, maar ze hoopt van niet: de roden hebben ook een open link naar datzelfde kanaal.

Het overspringen in de bomen kost ontzettend veel van haar energie en uiteindelijk besluit ze om op de grond verder te gaan. In de verte - meer dan tweehonderd meter van haar af - hoort ze de geluiden van enkele schermutselingen, maar in de buurt is het rustig. Hoewel ze er zich van bewust is dat haar zintuigen niet zo sterk ontwikkelt zijn als die van de anderen - met als grootste negatieve verschil haar gehoor, door de alsmaar doorgaande melodie - weet ze ook dat ze, als ze werkelijk wat wil betekenen voor haar groep, haar bange gevoelens opzij moet zetten en wat rode kaartjes moet gaan verzamelen.
De wolven hebben allemaal speciaal ontwikkelde riemen om hun lichaam gebonden. Zowel in mens- als hun wolfvorm blijft dat perfect zitten. Het zorgt ervoor dat de mannen hun kleding makkelijk mee kunnen nemen en er is ook ruimte voor kleine zaken, zoals bijvoorbeeld de rangkaarten - het eigen exemplaar en die van de tegenpartij.

Haar hart klopt in haar keel, deels veroorzaakt door inspanning, deels door de spanning waar ze in verkeerd. Ze voelt zich op de grond een stuk kwetsbaarder en verrekt bijna haar nek doordat ze alle richtingen tegelijk in de gaten probeert te houden. Al sluipend tracht ze zo min mogelijk geluid te maken, terwijl ze zich van boom naar boom beweegt - om iets van een rugdekking te creëren.

De groep roden die ze uiteindelijk tegenkomt ziet er verwaand genoeg uit om een belletje bij haar te laten rinkelen. De melodie in haar hoofd heeft klaarblijkelijk juist op dat moment besloten om haar gehoor af te sluiten voor bosgeluiden en alles wat verder in dat bos beweegt, en daardoor heeft ze veel te laat door dat ze is omsingeld door tien vijandelijke weerwolven. Ze vindt het absoluut geen goed teken dat ze zich stuk voor stuk omvormen naar hun menselijke gedaante. De mannen kleden zich op hun gemakje aan, de vrouwen trekken hun elastieken jurk recht. De tien staan aan alle kanten om haar heen, dus zelfs naar achteren stappen, of - beter nog - richting een goed beklimbare boom rennen, wordt haar onmogelijk gemaakt. Ook het feit dat ze zich op een kleine open plek bevinden werkt in haar nadeel.

Ze beseft direct dat zij actie moet ondernemen voordat de tegenpartij hun sterkste persoon naar voren zal schuiven. Met een zekere beweging tikt ze de laatstejaars vrouw recht naast haar aan die verrast is en daardoor net te laat reageert. Hoewel Milou niet iedereen bij naam kent, weet ze dat dit Resa is. Een flink uitziende negentienjarige, maar wat ze op het moment belangrijker vindt: Resa heeft haar nog nooit gepest. 
Milous stem klinkt krachtig, er is geen spoor te bekennen van haar innerlijke spanning, terwijl ze gebiedend vraagt: "Wat is jouw rang, Resa?"

Resa aarzelt, terwijl bij de anderen de genoegzame grijns van hun gezicht verdwijnt. Met een triomfantelijk gevoel ziet Milou dat de jonge vrouw hulpbehoevend om zich heen kijkt.
Maar de regels zijn duidelijk: dit gevecht zal slechts tussen hun tweeën gaan. Milou probeert te vergeten dat er - zelfs als ze dit wint - nog negen anderen om haar heen staan. Ze acht de kans klein dat ze hier ongeschonden uit zal komen. Aan de andere kant: zij is een majoor. Ze mag best hoop koesteren.

Ze haalt haar kaartje tevoorschijn en wacht af wat Resa heeft. "Een majoor, zij is een majoor!" wordt er door de kring heen gesist.
Milou kan dat niet langer geheimhouden en blijft tandenknarsend afwachten. Resa neemt haar tijd.
Maar dan wordt haar uiteindelijk een kaartje aangereikt, met een diepe zucht en al. De ander doet niet eens de moeite om haar rang te tonen, maar drukt het gelijk in Milous handen. Terwijl Milou het geplastificeerde rechthoekje omdraait en ziet dat ze een kapitein heeft verschalkt - echt niet slecht, aangezien die in rang nét onder haar eigen staat - voelt ze hoe zij dit keer wordt aangetikt. Ze sluit haar ogen en voelt haar hartslag een standje harder racen.

Zorgvuldig bergt ze het vijandelijke kaartje op. Of ze nu wint of verliest, dát is in ieder geval een winst voor haar.
Dan kan ze het moment niet langer uitstellen en ze draait zich om.

Er staan er twee vlak naast elkaar. Maike, een achttienjarige scholier en een verschrikkelijke bitch, heeft haar armen over elkaar geslagen en kijkt triomfantelijk naar haar teamgenoot. Rik is degene die Milou heeft aangetikt.
"Weet je," begint Maike lijzig. "Ik zal je een geheimpje verklappen. Ik ben een generaal en zou jou dus makkelijk aankunnen. Probleem opgelost. Maar het toeval wil, dat we ook een majoor in ons midden hebben en het lijkt ons wel leuk om te zien hoe jij je verdedigd tegen het echte werk."

De moed zakt Milou onmiddellijk in de schoenen. Hoe kon ze die mogelijkheid vergeten? Ze kijkt naar haar blonde klasgenoot. Zijn spieren golven aantrekkelijk over zijn armen, zijn borstkas is breed, zijn lengte is immens - zeker gezien vanuit haar perspectief. Puur objectief gezien is Rik een vangst van jewelste. Was zijn karakter maar niet zo rot.
Ze weet wanneer ze moet capituleren en zegt zacht: "Dat is niet nodig, hier heb je mijn kaartje."

Terwijl ze naar het blauwe kaartje kijkt, voelt ze een steek in haar binnenste. Ze is maar zo kort een majoor geweest - en ze beseft dat een ander die rang een stuk langer vast had kunnen houden. En hoe kort ook: het beviel haar. Als de omstandigheden anders waren geweest, had ze best iets goeds kunnen doen voor haar groep.

Rik zegt inmiddels: "Wat denk je zelf? Dat ik je zomaar laat gaan?" Het zorgt voor een nieuwe steek, eentje van angst, terwijl ze naar hem opkijkt.
Opeens bedenkt ze dat hij een neef is van Derrick, hun vaders zijn broers van elkaar. Het is overduidelijk dat Rik het zonnige, positieve karakter van zijn familie niet heeft overgenomen.
Ze dacht altijd een soortement band met hem te hebben, ook hij heeft een tweelinghelft die in de andere klas zit: Lucinde heeft hetzelfde niveau als Felix. Maar gelijk schudt ze haar hoofd tegen zichzelf. Want, heeft Rik haar ooit die kant van zijn karakter laten zien?

"Ik geef me over," zegt ze met de moed der wanhoop, maar Rik loopt al op haar af. De anderen maken ruimte. Haar woorden worden genegeerd.

"Als je haar bij de keel grijpt, is het over," waarschuwt Maike.

Rik grijnslacht en zegt, haar intussen almaar indringend aankijkend en met een dansend duivels lichtje in zijn ogen: "Dan doe ik dat de eerste tijd maar niet."

Milou kijkt hem angstig aan en doet onwillekeurig een stap achteruit. Alle mededingers naar de titel zijn stuk voor stuk sterker dan zij. Hun bouw is krachtiger en ze hebben, in tegenstelling tot zijzelf, heel veel gevechtstraining achter de rug, zowel in wolf- als in hun menselijke vorm. Rik is, zelfs voor een weerwolf, buitengewoon goed geproportioneerd. Zijn lichaamskracht is moeiteloos en hij zou haar met een enkele goedgemikte tik makkelijk buiten westen kunnen meppen. Het feit dat hij eerst even met haar wil spelen is allesbehalve een goede zaak.

Er ontstaat een brok in haar keel, die ze maar met moeite weggeslikt krijgt. Nu is niet de tijd voor trots en met de moed der wanhoop draait ze zich om en rent weg. Haar blauwe kaartje dwarrelt, omgeven door mistflarden, langzaam naar de grond.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top