Hoofdstuk 75

Carolien

Ietwat nerveus zit ik op de nieuwe stijger. Ik zit wat te tekenen in een klein notitieboekje terwijl ik wacht op Azel. Ik zie boven het notitieboekje al de rookwolken verschijnen. Azel is er al bijna. Ik kan hem bijna weer spreken. Vreemd. Ik verheug me er nu al op. Ik verheug me erop om met hem te praten. Bij hem te zijn. Ik ben niet verliefd op hem. Ik moet me waardig gedragen voor een Hoofdmagiër.

Mijn draak lijkt wakker te worden. Sinds ik de Hoofdmagiër ben heb ik veel meer energie en dat wordt ook gereflecteerd op haar activiteit. Ze slaapt nog wel langer dan Siricade en Sirana, maar wanneer ze niet slaapt is ze wel actiever en bemoeit ze zich ook meer met mij. 'Misschien, Chaliera. Ik moet alleen wel zeggen dat ik niks tegen hem zou hebben. Volgens jouw herinneringen maakt hij een goede gouden draak. Goed genoeg voor mij, tenminste. Je weet dat je nooit alleen kan blijven.'

Ik voel me nog vreemder dankzij mijn draak. Ik scherm mijn gevoelens voor haar af. Dan reageer ik pas op haar. Maar ik ben toch niet alleen? Ik heb jou, Siricade, Sirana en Tharkis. En in niet-draken heb ik Sira, Magister Ron en nog een aantal. Ik ben niet alleen.

Mijn draak lacht zacht in mijn hoofd. 'Dat is waar. Maar je bent nog steeds alleen in jouw kantoor en in jouw kamer. Zeker nu Tharkis besloten heeft om bij Sirana te slapen. Je weet hoe gehecht ze is aan haar drakenvorm.'

Ik zucht. Daar moet ik haar gelijk in geven. Tharkis loopt nog maar zeer weinig rond als halfmens. Ze weet dat ze enorm geliefd is door haar bonden met mij, maar ze loopt alleen nog zo rond als ze even uit de toren wil. Het jagen doen wij wel samen, ook met Sirana en Siricade, maar toch lijkt ze zichzelf te weerhouden van het rondlopen als halfmens.

Ik stop dan mijn notitieboek weg en kijk vooruit. Ik zie het schip van Azel al. Maar er is iets mis met het schip. Ik kan me herinneren dat het schip perfect symmetrisch is. Ik zie nu een asymmetrische vorm deze kant op komen. Het schip ligt scheef in het water alsof het half gezonken is. Ik geloof mijn ogen niet. Ik moet me inhouden om niet de stad in verdedigingsmodus te brengen. Er is iets enorm mis gegaan.

Pas als het schip veilig in de haven is en Azel van de loopplank af loopt ontspan ik weer. Azel groet me hartelijk. 'Ah, Hoofdmagiër. Je bent nog steeds zo beeldschoon als de zonsopkomst boven jouw glorieuze stad.'

Ik verstop mijn blozende wangen snel achter een illusie. Ik wil niet toegeven hieraan. Ik ben niet verliefd.. Waarschijnlijk heeft Azel gezien dat ik aan het blozen was en prikt hij dwars door de illusie heen. Ik reageer snel voor er een onnatuurlijke stilte valt. 'Hoofdingenieur. Je ziet er goed uit. Helaas kan ik niet hetzelfde zeggen over jouw schip.'

Azel kijkt een beetje verdrietig naar zijn schip. 'Ik had gehoopt dat ze het beter zou doen. Al die moderne technieken die erin zitten en dan wordt ze zo ingemaakt bij haar eerste gevecht. Maar ja, in de Techniekorde lappen we haar wel weer op. Dat of we strippen haar, slopen haar en hergebruiken de materialen om een nieuw schip te maken.'

Ik weet al meteen wat ik ga doen. Ik laat het schip repareren door de techneuten hier. Dan hoop ik serieus dat ze de onderdelen ervoor hebben. Met wat geluk kunnen ze alle onderdelen maken en is het schip in perfecte staat wanneer Azel weer naar huis gaat. Maar dat is iets voor later. Nu eerst tijd voor iets anders. Samen lopen we het dok af. Ik kijk opzij. 'Zeg, Azel. Heb je al eens gegeten in Stereno, buiten de Academie?'

Azel kijkt verbaasd opzij. 'Nee, eigenlijk nooit. Ik dacht dat hier niet aan lunchen werd gedaan. Ik dacht dat de mensen in de Academie alleen ontbeten en dineren en de draken maar eten wanneer ze willen.'

Ik lach zacht. 'Dat klopt meestal. Sommige Magisters eten soms ook een lunch. Maar ik heb de regels aan moeten scherpen, waardoor na zonsondergang niemand naar buiten mag. De restaurants en andere eetgelegenheden hebben hierdoor veel minder inkomsten. Ik bedacht me dat je wel trek zou hebben nu, wat ook het restaurant zou helpen.'

Azel loopt met me mee. We lopen over de brug die de twee banken van de rivier met elkaar verbind. Dan, in plaats van rechtdoor te gaan naar de ingang van de Academie, gaan we linksaf. We stoppen voor een restaurant dat aan de rivier ligt. Het restaurant, dat de Gouden Kaba heet, heeft een klein terrasje met enkele tafels. Een paar tafels zijn bezet, maar niet veel. Ik ga er aan een tafel zitten. Verbaast gaat Azel tegenover me zitten. Bijna meteen loopt er een man met een perfect wit schort naar ons toe. 'Hoofdmagiër! Wat een eer dat u ons bezoekt! Wat kan ik voor u betekenen?'

Ik glimlach vriendelijk naar de meneer, waarvan ik weet dat het de eigenaar is. 'Zowel de Hoofdingenieur hier als ik zouden graag een Kaba rib willen, en als je het nog hebt, een glas Feniksbrouw.'

De man maakt een paar aantekeningen met een stuk krijt op een plaatje leisteen voor hij snel wegloopt. Azel heeft nog net niet de vraagtekens boven zijn hoofd hangen. Ik houdt mijn glimlach even vast. Dan leg ik het uit. 'Heel lang geleden waren de Kaba de dieren die overal voor gebruikt werden. Enkele honderden jaren geleden waren ze bijna uitgestorven. Nu is de populatie weer gedeeltelijk terug gekomen en enkele restaurants hebben toestemming gekregen om Kaba te serveren. Dit restaurant zou de beste van de hele stad bereiden. En de Feniksbrouw is een soort Cider. Het is redelijk pittig en brandt aangenaam in de keel als het gedronken wordt. Feniksbrouw wordt alleen gemaakt door een kleinschalige brouwerij in het noorden van de stad.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top