Vier sterren aan de hemel - Twee

Tijd verstreek. We zaten daar nu al best wel lang en we hadden al best wel veel gepraat. Je had je al voorgesteld en je had verteld dat je net klaar was met school, nadat je een tijdje in het leger had gezeten. Je was een ambulancemedewerker. Je was in je midtwintig. Ik zat net in mijn eindexamen jaar. Ik wist nu waar je woonde en jij wist waar ik vandaan kwam.

We hadden heel veel gepraat, maar mijn ouders kwamen niet opdagen. Ze hadden waarschijnlijk geen idee dat ik hier was. Het werd ook al laat. Je had nog een mok chocolademelk voor me gekocht en een stuk taart, omdat ik toch wel honger begon te krijgen.

Ik kende je niet zo goed, maar je leek erg aardig. Je had me geholpen en je wist veel te vertellen over jezelf en je werk. Ook al hadden we veel over andere dingen gesproken, toch bleef die ene gedachte maar spoken. Die woorden die je tegen me had gezegd; je kon me helpen. Eigenlijk was ik nooit gestopt met zoeken naar hulp.

'Hoelang zitten we hier al?' vroeg ik, toen we weer een stilte hadden.

'Vier uur,' zei je.

Weer viel een stilte. We zaten hier al vier uur! Het voelde niet als vier uur, maar lang was het wel. Mijn ouders zouden dus niet komen; ze hadden geen idee waar ik was en mijn mobiel was dood. Jij had er geen bij je. Ik kon niet zomaar in een hotel inchecken; ik had geen geld om een telefoon te kopen of te zoeken. Ik was wanhopig en jij had me wel aan het denken gezet. De woorden die je tegen me had gezegd; dat je me kon helpen... ik kreeg ze niet meer uit mijn hoofd.

'Je zei dat je me kon genezen,' zei ik toen langzaam. 'Hoe?'

Je kon uitzonderlijk goed liegen en je had een goed gevoel voor overtuigen. Het leek bijna alsof je dit eerder had gedaan. 'Ik kan je leren zien. Ik kan je de wereld tonen, zoals niemand anders die ziet. Ik kan je leren zien, zonder daadwerkelijk te hoeven zien. Je zal onafhankelijk worden, je kan dan je eigen dingen doen. Je zal niet meer afhankelijk hoeven zijn van een stok, een hond of je ouders, alleen maar van jezelf. Je wordt volwassen. Ik kan je daarbij helpen en ik zal dat ook doen.'

Even liet ik de woorden tot me doordringen. Je kon me leren zien. Ik had werkelijk geen idee hoe dat zou werken, maar ergens klonk het wel heel goed. Je zou me leren zien. Ik had al zo lang in de duisternis geleefd, dat zicht me wel heel erg aansprak. Niet alleen dat, ik wilde niet alleen zijn en ik had werkelijk geen idee hoe ik nog thuis zou komen.

'Je had toch nog nooit Canada gezien?' vroeg je. Ik schudde mijn hoofd. Ik had geen enkel land gezien, behalve daar waar ik geboren was en zelfs dat was ik vergeten. 'Laat mij het je zien. Ik neem je daarmee naar toe.'

Ik voelde er niks voor om weg te gaan. Hoe vaak had mijn moeder wel niet gezegd dat ik niet met vreemden mee moest? Ze had het in mijn hoofd gestampt, zeker nadat ik mijn zicht verloor. Ik vertrouwde je eigenlijk nog niet helemaal en ik vond het ook niet heel prettig om met je mee te gaan, maar ik wist niet wat ik anders moest. Je was wel heel aardig naar me geweest en je leek te weten waar je het over had. Je had zelfs gezegd dat jij blind was geweest.

'Ik kan niet zomaar weggaan,' zei ik toen. 'Wat moeten mijn ouders wel niet denken?'

Je had er blijkbaar goed over nagedacht, want je had overal een antwoord op klaarstaan. 'We bellen ze, als we in mijn auto zijn, daar heb ik een telefoon. Weet je het nummer?'

Ik knikte. Tuurlijk wist ik het nummer, dat was wel het eerste wat mijn ouders me in mijn hoofd hadden geprent, naast het "ga nooit met vreemden mee". Al was jij ondertussen niet echt meer een vreemde.

Nog steeds twijfelde ik. Ergens voelde het niet goed, maar ik zag geen andere hoop en je leek het beste met me voor te hebben. Je had me uit de metro gehaald en me drankjes gegeven. Je had me geholpen en je was een ambulancemedewerker; het was je baan om mensen te helpen. In ieder geval had ik iemand die me snapte en ik had een plek om te slapen.

We stonden op. Jij betaalde en hielp me naar buiten. Je hield de deur voor me open en liet mij als eerste op de straat. Meteen werd ik overweldigd door het geluid en de drukte. Ik kon me niet oriënteren en voelde me meteen helemaal blind. Ik was compleet afhankelijk van jou en jij leek dat heel fijn te vinden.

We liepen over straat, nou ja... jij liep en ik struikelde. Ik struikelde veel te vaak over stoeptegels en boomperkjes. Je probeerde me zo goed mogelijk te leiden, maar ik was zo onhandig. Ik durfde niet gewoon te lopen, waardoor ik wat slofte en dus vaak viel, omdat mijn voet over zelfs het kleinste zandkorreltje bleef haken.

We liepen langzaam, door mij. Ik hield je op, maar je had alle geduld van de wereld met mij. 'Nog het hoekje om en dan zijn we er,' zei je. We liepen het hoekje om. Ik voelde dat het kouder was en dat de herrie minder werd. Het echode meer; we waren in de parkeergarage. Je leidde me naar je auto. Het was een huurauto, omdat je hier niet woonde. Ik stapte voorin en direct groette een rookwalm me, maar jij rookte niet. Toen jij instapte, zette je muziek aan, waar ik dankbaar naar luisterde.

'Shit,' zei je, toen je je mobiel uit de armsteun had gevist. 'Mijn mobiel is ook leeg. Ik heb wel een oplader bij me, maar dat gaat niet in de auto. Ik laat hem wel op als we er zijn.'

Ik geloofde je ook nog. Ik kon niet iets anders weten, ik kon het niet zien. Ik geloofde je. 'Waar gaan we heen?' vroeg ik.

'Naar het vliegveld. Ik heb al tickets.' De auto zouden we daar laten staan, aangezien je hem daar had geleend.

'Voor twee personen?' vroeg ik verbaasd.

'Nee,' lachte je. 'Alleen voor mij, die van jou moet ik nog kopen.'

'Dat is veel te duur,' zei ik. Ik kreeg twijfels en ik hoopte dat het geld een probleem voor je zou worden. 'Dat kan ik niet betalen.'

Maar dat was het niet. 'Dat geeft niet,' zei je. 'Ik doe het graag voor je. Ik weet hoe vervelend het is als je niks ziet. Echt, dit is het minste.' Je startte de auto en reed ons de garage uit. Ik knikte en wachtte maar af. Ik had geen idee wat er zou komen.

We reden over de weg. Ik deed alsof ik uit het raam keek, omdat dat "normaal" voelde, maar ik zag natuurlijk niks. Autoreisjes waren voor mij altijd verschrikkelijk. Normaal gesproken zou je uit het raam kijken, maar dat zat er niet in voor mij. Vroeger luisterden we naar audioboeken, maar die had jij niet mee, Gelukkig had je wel muziek mee, die ik ook nog kende. Ik neuriede wat mee en luisterde naar de tekst.

Tijdens de reis waren we stil. Je zei niks en ook ik had eigenlijk niks meer te zeggen. Mijn hart klopte luid, ik zweette en ik was doodsbenauwd. Ik had geen idee waar we heen gingen.

De reis was lang, maar na een uur rijden waren we bij het vliegveld. Je gaf de auto terug aan het verhuurbedrijf, dat dichtbij het vliegveld zat. Ik twijfelde en wilde niet uit de auto stappen. Het probleem was dat ik echt nergens meer heen kon. 'Eh...' zei ik, maar er kwam niks anders meer uit, dus zette ik mijn gevoel aan de kant en ging maar met je mee.

Samen liepen we naar de terminal. 'Wacht hier maar, dan regel ik het ticket voor je. Heb je je paspoort?' Ik knikte, maar net op dat moment bedacht ik me dat ik beter "nee" had kunnen zeggen. Ik was zo bang en zo alleen dat ik banger was voor de eenzaamheid en het gevaar dat je me hier achter liet, dan dat ik met jou mee zou gaan en dus gaf ik je mijn paspoort.

Ik ging op een bankje zitten en wachtte. Pas toen jij weg was, overviel de angst me. Je had me hier gebracht. Ik kon horen dat het wel het vliegveld was, maar verder had ik geen idee waar ik was. Misschien was je nu wel weggelopen en liet je me hier maar gewoon zitten. Ik had geen idee.

Steeds meer besefte ik hoe zielig ik eigenlijk was. Ik kon niks. Ik probeerde te luisteren, maar ik hoorde eigenlijk alleen maar het gebonk van mijn hart in mijn hoofd en mensen, maar daar had ik niks aan. Paniek overviel me. Verstijfd van angst zat ik daar te wachten, terwijl ik de seconden probeerde te tellen.

Na wat ik dacht dat een half uur was, stond ik op en ik probeerde je te vinden, maar ik had geen idee waar je heen was gegaan. 'Tyler?' vroeg ik. 'Tyler? Waar ben je?'

Iemand anders kwam naar me toe. 'Gaat het wel, meisje?' vroeg een vrouw. Haar stem klonk oud.

Nee. Nee, het ging niet. Ik was voor de tweede keer vandaag in de steek gelaten. Net op het moment dat ik de vrouw wilde vertellen wat er aan de hand was, hoorde ik je stem. 'Harper?' vroeg je. 'Gaat-ie?'

Ergens had ik zo sterk de neiging om in je armen te vallen en je vast te houden, maar ik deed het maar niet. Dat leek me niet verstandig.

'Ja, nu wel,' zei ik. 'Ik dacht dat je weg was gegaan.'

'Was ik ook,' zei je. 'Maar ik moest dat ticket voor je regelen. Hier,' zei je en gaf me een stuk papier.

'Dank je,' zei ik, niet-wetend wat er nou precies op stond.

'Haal even rustig adem, ik laat je heus niet in de steek. Echt niet.' Ik deed wat je zei en probeerde mezelf weer kalm te krijgen. Je hand lag op mijn schouder, maar het voelde vertrouwd aan. Ik had je besloten te vertrouwen, je was goed voor me. Dacht ik. 'Gaat het weer?' vroeg je, toen ik een paar keer diep in en uit geademd had. Ik knikte, het ging weer. 'Laten we gaan.' Ik liet me over het vliegveld leiden. Het scheelde dat ik nu minder bang was om te vallen, omdat de vloer vlak en gelijk was. Het ging wat sneller dan toen we naar de auto moesten.

We liepen over het vliegveld naar de juiste terminal. 'Hoe laat gaat het vliegtuig eigenlijk?' vroeg ik. Ik hoopte dat het niet heel lang zou duren, ik was wachten wel zat.

'Ongeveer een half uurtje,' zei je. 'We hebben geluk.'

'Gelukkig,' zei ik opgelucht, terwijl we ergens anders gingen zitten. Het was bij de gate, waar we zo meteen doorheen moesten om op het vliegtuig te stappen.

'Zal ik nog wat water voor je halen?' vroeg hij.

'Ja, maar ik moet ook even naar de wc. Kan je me die wijzen?' vroeg ik.

'Tuurlijk.' Je stond met me op en leidde me naar de juiste wc. 'De rechter,' zei je, 'anders kom je bij de mannen-wc uit. Als je zo klaar bent, wacht hier maar, dan haal ik je wel op.'

'Dank je,' zei ik met een glimlach en bewoog me een weg naar de toiletten. Ik had geen idee welke bezet waren. Ik haatte het dat ik het steeds moest vragen, maar ik wilde er ook niet als een hulpeloos kuikentje uitzien.

'Excuseer me,' vroeg ik aan twee vrouwen die stonden te praten. Ik probeerde volwassen te klinken, ook al lukte dat niet echt. 'Zou u me kunnen vertellen welke toiletten vrij zijn? Ik ben namelijk blind.' Ik haalde mijn schouders een beetje op in de hoop me voor te kunnen doen als zorgeloos, wat ik niet was.

De vrouwen waren duidelijk ongemakkelijk. Ze vielen stil en keken me waarschijnlijk aan.

'Ja, tuurlijk,' zei toen een van de twee, met een heel zwaar accent. 'De laatste is nu vrij.'

'Bedankt,' zei ik, terwijl ik met een beetje een gestrekte hand naar voren liep. Toen tikte ik tegen de muur, draaide me om naar de deuren van de toiletten, zocht de deurklink en stapte naar binnen. Ik plaste, waste mijn handen en ging weer naar buiten, waar ik wachtte op jou.

Het duurde even tot je was. 'Harper?' vroeg je, toen je er weer was.

'Ty?' vroeg ik.

'Ja,' zei je. 'Hier heb je een flesje water.' Je pakte mijn hand en gaf me het flesje. Je leidde me weer terug naar de bankjes waar we gingen zitten. Ik draaide het dopje van het flesje eraf en nipte eraan. Ik was zenuwachtig, nooit eerder had ik gevlogen, zeker niet zo lang naar Canada.

'Gaat het wel?' vroeg je.

'Jawel,' zei ik. 'Ik ben gewoon een beetje nerveus. Ik heb nog nooit eerder gevlogen.'

'Het komt wel goed,' zei je. 'We mogen. Pak je paspoort en je ticket.' Uit mijn jaszak pakte ik mijn paspoort. Het ticket had ik nog in mijn hand. Ik liet je me naar de gate begeleiden. Ik gaf mijn paspoort aan de vrouw die daar werkte en ook het ticket ging mee. 'Fijne vlucht,' zei ze, toen ze alles had gecontroleerd. Ik wist niks te zeggen door de zenuwen.

Jij volgde. Je hielp me om bij de juiste stoel te komen. 'Hier, schuif nog maar een stukje door,' zei je tegen me. We zaten op rij 30, stoel 1. Jij zat naast me op stoel 2. Ik nam nog een slok uit mijn flesje, zodra ik zat. Ik had geen idee wat me te wachten stond; ik had nog nooit gevlogen.

'Rustig maar, alles komt goed,' zei je zacht. De woorden deden me goed. Ik begon te wennen aan je stem, aan je houding, aan jou.

Ik deed mijn riem vast en luisterde naar alles om me heen. Ik hoorde wel mensen, maar ik voelde me toch een beetje ongemakkelijk. De instructie volgde. Alle woorden nam ik in me op. Een doemdenker was ik altijd al geweest, dus de veiligheidsregels waren voor mij heel belangrijk. Ik probeerde me te visualiseren wat ze deed en deed in gedachten de handelingen na. Ik hoopte dat het goed zou komen, mochten we crashen.

Toen we dat hadden gehad, werd het tijd voor opstijgen. Alles werd dichtgedaan en nog een keer gecontroleerd. Toen begon het toestel te rijden. Mijn ademhaling ging omhoog, mijn hart begon sneller te slaan, mijn bloed begon sneller te stromen. Ik was doodsbenauwd.

'Tyler?' piepte ik.

'Ja, Harper?' vroeg je.

'Ik vind het doodeng.' Het vliegtuig maakte ontzettend veel lawaai, zo veel dat ik bang was dat het ging ontploffen.

Je pakte mijn hand vast en kneep er zachtjes in. Ik greep hem stevig vast en liet je niet meer los. Het vliegtuig ging harder en harder. Het maakte een extra boost en toen voelde ik dat we van de grond kwamen. We vielen een beetje en ik merkte dat we kantelde naar achteren. Ik vond het helemaal niks. Mijn oren deden pijn. Ik slikte een paar keer om de druk te verlichten. Pas toen we echt in de lucht hingen, ging het beter. Ik liet je los.

'Gaat het weer?' vroeg je.

Ik knikte. 'Ja, dank je.' Ik nam nog een paar teugen van het water dat je me gegeven had. Steeds meer merkte ik dat ik ontspande. 'Wil je mijn jas?' vroeg je. 'Als kussen?'

'Niet nodig, 'zei ik. 'Lief dat je het aanbiedt.' Ik deed mijn jas uit en gebruikte die als kussen. Ik werd dommelig en moe. Het was nog niet zo laat, maar de spanning had me waarschijnlijk heel erg vermoeid. Mijn ogen kon ik niet meer openhouden en ik zakte weg in een droomloze slaap.



Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top