Vier sterren aan de hemel - Tien

De morgen erop maakte je me heel vroeg wakker. Je zat naast mijn bed, te kijken hoe ik sliep. Kreunend draaide ik me nog eens om, om verder te slapen, toen ik gekraak hoorde van de stoel. Ik wist dat het niets anders kon zijn dan dat jij weer in mijn kamer zat. Ik begreep maar niet waarom je dat zou doen; het was doodeng.

Ergens was ik bang dat je gewoon op een dag een mes tegen mijn keel zou zetten en me zou vermoorden. Ik zag je er wel voor aan. Ik vreesde voor mijn leven met elke minuut dat ik bij je was.

Ik haatte het gewoon zo dat ik niks kon zien; het maakte me afhankelijk van jou. Je moest me eten geven, je moest me door het huis leiden, je moest mijn kleding wassen... Ik kon werkelijk niks zelf. Wat als je zat van me zou worden en je mijn keel door zou snijden? Ik zou het niet eens door hebben. Ik zag toch niks.

'Goedemorgen,' zei je. Je stem klonk zacht en vriendelijk; een woord dat ik niet aan je wilde plakken. Je was niet "vriendelijk", je was gevaarlijk, een kinderlokker, een maniak! 'Sorry als ik je liet schrikken. Ik wilde je wekken, ongeveer een uur geleden, maar je lag zo mooi te slapen; ik kon je niet wakker maken.'

Je zat daar al een uur? Wat voor een enge freak zat nou een uur lang te staren naar iemand die slaapt?

Jij dus...

'Het is een mooie ochtend,' ging je verder. 'Wat dacht je van nog een keertje trainen?'

'Ik wil eerst douchen,' zei ik, terwijl ik snel mijn benen over de rand van sloeg en naar de badkamer liep. Ik rende eigenlijk bijna, maar ik probeerde niet te laten zien dat ik wat afstand van je wilde. Ik had niet eens gewacht op je antwoord.

Snel sloeg ik de deur dicht en draaide ik hem op slot. 'Het ontbijt staat op tafel,' zei je door de deur heen. Volgens mij wachtte je op een antwoord dat nooit zou komen. Je voetstappen stierven pas minuten later weg. Had ik je teleurgesteld?

Ik kleedde me uit en zocht een handdoek in het kastje dat naast de douchecabine stond. De douchecabine was maar klein, maar meer ruimte had ik toch niet nodig. Ik draaide de kraan aan en ging onder de nog koude stralen staan. Waar was jouw douche eigenlijk? Had je er ook eentje? Het zou wel moeten... toch? Ook al wilde ik het niet toegeven, je rook altijd wel fris en best lekker. Ik was wel blij dat je niet zo'n vieze smerige man was van over de vijftig. Al kon ik het natuurlijk nooit zeker weten.

Ik waste mijn haren. Hoe zou ik er eigenlijk uitzien? De laatste keer dat ik mezelf zag, was toen ik zes was. Het is een vreemd idee dat je geen idee hebt hoe je eruitziet. Een normaal mens kijkt elke dag in de spiegel, ziet zichzelf en klaagt altijd wel ergens over: een puist, een pluk haar die raar doet, een wenkbrauw die symmetrisch is... maar ik heb werkelijk geen idee meer hoe ik eruit zie. Ik weet dat mijn haar lang en recht is, maar de kleur? Vroeger was het blond, maar het zou nu best verkleurd kunnen zijn. Ik heb geen idee hoe mijn gezicht eruitziet, welke kleur mijn ogen zijn en of ik slank of dik ben. Ik denk dat ik niet dik ben, want ik heb geen onderkin en ik heb niet echt overhangend vet, maar toch... wat zijn mijn verhoudingen?

Make-up draag ik niet, dat kan ik niet zien. Ik heb het weleens geprobeerd, dat was best grappig. Ik deed het met moeite op en vroeg toen aan mam: 'Hoe zie ik eruit?'

'Mooi liefje,' had mam gezegd, maar ik voelde me niet anders. Ik was nog steeds blinde Harper. Het was best veel werk en ik had geen idee hoe eruit zou zien. Het had geen zin en het boeide me ook weinig. Ik zag het toch niet.

Ik liet de heerlijke stralen over mijn huid lopen. Het verbaasde me dat ik heel snel gewend was geraakt aan de lauwe douche. Natuurlijk wilde ik heel graag nog een keer in onder hete stralen staan, maar dit was eigenlijk ook goed. Het deed zijn werk.

Toen ik helemaal gerimpeld was geworden, stapte ik er onderuit en pakte een handdoek uit het kastje. Snel droogde ik me af en trok mijn oude kleding aan. Het schuurde en het rook eigenlijk best wel een beetje vies, maar ik had niet heel erg veel andere keuzes. Ik moest het hier mee doen. Ik was allang blij dat ik kon douchen en dat er een slot op de deur zat.

Met mijn druipende haar, schuifelde ik naar de deur toe. Zou hij open zijn? Ik durfde bijna niet meer te proberen. Gek genoeg stond de deur al open. Ik stapte naar voren, maar vanaf dat punt was het echt een mysterie waar alles was. Jij was er al om me te helpen. Je haakte je arm in de mijne en begeleidde me, alsof we een oud stel waren, naar de tafel. Galant schoof je mijn stoel naar achteren en schoof aan toen ik ging zitten. Het was een simpel ontbijt, maar voor mij lastig, aangezien jij de afgelopen zeventien dagen mijn brood voor me had gemaakt. 'Rechts staat de kaas en de vleeswaren. Links staan de zoete dingen.'

'En de pindakaas?' vroeg ik.

'Recht voor je,' zei je. Met mijn hand tastte ik de tafel af, tot ik de pindakaas gevonden had. Ik draaide de dop eraf, smeerde mijn broodje zo goed als ik kon en at vervolgens het op.

Ik at niet veel die ochtend. Ik had een plan bedacht om hieruit te komen en ik was best nerveus. Binnenkort zou ik het plan uitvoeren, maar ik was wel bang dat het weer zou mislukken. Wat zou er dan met me gebeuren? Zou je boos worden? Zou je me vermoorden? Wat zou er dan gebeuren?

Het was een risico, maar eentje dat ik absoluut wel wilde nemen.

Na het eten moesten we afwassen. Ik wilde je niet helpen en gelukkig hoefde ik dat ook niet. Ik bleef een beetje voor me uit staren, terwijl ik hoorde hoe jij de borden, messen en bekers afwaste.

Het leek wel alsof je niet wilde dat ik het huis kende of leerde. Je hield me op afstand, maar ik kon maar niet begrijpen waarom je dat deed. Vertrouwde je me niet?

'Zo... dat is ook weer gedaan!' zei je tevreden. 'Zullen we maar weer gaan oefenen?' vroeg je.

'Is goed,' zei ik en ik stond op. Ik probeerde een beetje mijn eigen weg te vinden, maar je liet het me niet toe. Je haakte weer je arm in de mijne en begeleidde me naar buiten. We liepen de veranda op. Ik voelde de houten planken onder mijn voeten. Toen stapten we op de bosgrond. De grond was sompig en nat. Ik rook de heerlijke geur van regen op bosgrond. Het was niet zo heel lang geleden dat het had geregend.

'Kun je het ruiken?' vroeg je.

'Regen,' zei ik met een lachje. Meteen trok ik mijn gezicht weer in de plooi. Nee, ik mocht niet lachen; ik was niet blij met je.

'Ruikt het niet heerlijk?'

'Ja, eigenlijk wel.' Regen was sowieso een van mijn meest favoriete geuren.

'Goed, als jij hier blijft staan, dan ga ik ergens anders staan. Niet te ver, anders kan je me niet vinden.' Je lachte, maar zo grappig vond ik het niet. Het liet maar wat goed zien hoe sneu ik eigenlijk was.

Ik hoorde je weglopen, daarna begon je weer te praten. 'Hier ben ik,' zei je. 'Deze kant op! Juist!'

Ik probeerde me te focussen en te luisteren waar je stond. Ik wilde een richting oplopen, toen de wind mijn haar in de war bracht en jouw stem dichterbij bracht. Ik draaide me om en liep voorzichtig naar je toe. 'Je loopt wat voorzichtig,' zei je, toen ik eenmaal bij je was.

'Ik wil niet vallen,' zei ik. Dat leek me toch wel logisch, of niet?

'Je hoeft niet bang te zijn dat je valt. Til gewoon je voeten op en heb vertrouwen, je valt echt niet zomaar. Natuurlijk is dit een lastige ondergrond, maar zelfs dan. Heb een beetje vertrouwen.'

Ik knikte, maar zo makkelijk vond ik het allemaal niet. Je ging ergens anders staan en deed het opnieuw. Ik manoeuvreerde me tussen de bomen door. Ik probeerde niet al te veel mijn handen gebruiken. Ik luisterde naar je stem en al snel vond ik de weg naar jou. Ik merkte dat ik er steeds beter in werd en dat ik mezelf ook kon vertrouwen. Ik viel niet.

Je bleef me maar testen en ik ging steeds beter presteren. Tot ik uiteindelijk zonder problemen je kon vinden. Eigenlijk was het simpel, zolang je maar durfde te luisteren.

Het was zelfs al best laat in de middag, toen je eindelijk vond dat het genoeg was. 'Zal ik een broodje voor je maken?' vroeg je.

Ik knikte. Ik had ondertussen zo veel honger gekregen... Ik kon wel een hele subway op ondertussen. Ondertussen kon ik mijn weg wel naar de keuken vinden. Je liep erg dicht achter me, alsof je me wilde controleren.

Ik schoof een stoel voor me naar achteren. Deed je dat omdat je galant wilde zijn of omdat je graag wilde dat ik daar ging zitten? Waarom deed je wat je deed?

Je pakte een broodje uit de koelkast, die je blijkbaar al had gemaakt. Je deed hem in een oven of magnetron.

'Waar is mijn mobiel?' vroeg ik, toen ik zat te wachten op mijn broodje. De laatste keer dat ik mijn mobiel had, was in jouw auto en dat was best een tijdje terug. Ik had er niet meer aan gedacht, tot nu dan, toen ik het geluid van de magnetron hoorde.

'Weggegooid,' zei je. 'Ik wil je graag beschermen voor de buitenwereld. Je bent nu gewoon zo breekbaar en kwetsbaar...'

Je loog... alweer. Je draaide er gewoon omheen. Wat je eigenlijk bedoelde was dat je niet wilde dat ik gevonden zou worden.

'Waarom hier?' vroeg ik.

'Het is hier prachtig. Je zou het eens moeten zien! Het is hier stil en mooi en perfect om te leren. Maar 's nachts wordt het wel heel koud, je kan best gemakkelijk verdwalen hier en doodvriezen.'

Was dat een waarschuwing? Zo leek het wel. Je keek naar me, ik kon het voelen, je wilde me waarschuwen, maar ik liet me niet tegenhouden. De eerstvolgende keer dat ik een kans zag, zou ik ervandoor gaan. 

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top