Vier sterren aan de hemel - Negen
Eindelijk, eindelijk liet je me uit mijn kamer. 'Ik geloof dat je je kamer nu wel kent,' zei je, toen je de deur opende van mijn "cel". Ik had daar zestien dagen in gezeten. Zestien dagen had je me opgesloten in die slaapkamer en ik begon wanhopig te worden. Al was ik dat al.
Toch had ik de rust wel even nodig. Ik was helemaal hersteld van mijn ontsnappingspoging. In ieder geval lichamelijk. Mentaal was ik nog niet hersteld, maar ik wist niet zeker of dat ook ooit zou komen. Ik had het nog niet opgegeven. Dat ik nu deed alsof ik je vertrouwde en met je meedacht, wilde niet zeggen dat ik ook me echt zo voelde.
Je nam me mee naar buiten, echt buiten. De natuur, buiten. 'We staan buiten,' zei je. En of ik dat merkte. Ik voelde wind. Ik voelde de warmte en ik voelde me zowaar weer vrij. 'Goed, luister eens. Wat hoor je?'
Ik wilde niet doen wat je van me vroeg. Ik wilde gewoon hier blijven staan, voor altijd. Ik wilde niet meer met je mee naar binnen, ik wilde niks meer, maar ik deed toch wat je zei. Ik luisterde. 'Ik hoor... vogels,' zei ik. Ik hoorde wel meer, maar daar hield ik het bij.
'Ik zou je willen vragen welke vogels je hoort, maar ik vraag me af of je ze herkent.' Je lachte, maar zo grappig vond ik het niet.
'Een kraai, hoor ik, geloof ik,' zei ik. 'En een ekster. Verder hoor ik de wind.' Ik luisterde nog meer. 'Dat is het.' Ik probeerde nog beter te luisteren, om te horen of ik een autoweg hoorde, maar het was stil. Doodstil. We zaten in the middle of nowhere en dat beangstigde me best wel. Als ik hieruit wilde komen, waar moest ik dan heen? Welke kant moest ik op? Ineens voelde het alsof het jij en ik was, op deze eenzame wereld. Alsof ik nooit bij mijn ouders had gewoond, alsof de wereld niet meer bestond, buiten dit oneindige bos.
'Goed,' zei je. 'Hoor je meer?'
Ik wilde niet zeggen dat ik een weg hoorde, want voor hetzelfde geld was hij er niet, maar ergens wilde ik weten of hij er wel was. Er moest ergens toch een weg zijn? Hoe had je me hier anders gekregen?
Ik luisterde nog beter en hoorde toen. 'Water?' vroeg ik.
'Er stroomt een rivier,' zei je. 'Hoor je nog meer?'
'Nee,' zei ik toen. Ik hoorde echt niks meer, anders dan wind.
'Je doet het goed,' prees je me. 'Wil je nog een keer proberen te lokaliseren op geluid?' vroeg je.
Ik knikte. Eigenlijk wilde ik het niet en wilde ik zo ver mogelijk van je weg blijven, maar het hielp me wel. Het leerde me dat ik vertrouwen kon hebben in mezelf en deze vaardigheden gingen me nog een keer redden. Eigenlijk was je nu je eigen graf aan het graven, maar dat zag je waarschijnlijk niet.
Ik hoorde je ergens heen lopen en toen begon je me te roepen. 'Deze kant op, Harper. Zo ja, je gaat goed.' Ik luisterde waar het geluid vandaan kwam en liep heel langzaam die richting op, niet-wetend dat ik totaal de verkeerde kant op ging. Jij bleef me aanmoedigen, maar nadat ik een tijdje had rondgelopen en toen hard tegen een boom aanliep, gaf ik op.
Mijn neus was aan het bloeden, omdat ik zo hard tegen die boom aan was gelopen. Jij had gezegd dat ik gewoon moest lopen, zonder te twijfelen en dat had ik gedaan. Het was jouw schuld dat mijn neus bloedde. Je rende naar me toe. 'Gaat het?' vroeg je.
Ik schudde mijn hoofd, God dat deed pijn. 'Blijf staan,' zei je en je rende weg. Je pakte een doekje en rende weer terug. Heel voorzichtig depte je het bloed weg. Ik wilde niet dat je me aanraakte, maar ik wilde ook je niet het gevoel geven dat ik je niet vertrouwde. Je moest me vertrouwen, zodat ik kon ontsnappen.
'We gaan wel weer naar binnen,' zei je. 'Ik maak wel wat thee voor je. Sorry, het was niet mijn bedoeling om je te bezeren.
'Het is jouw schuld niet,' zei ik zachtjes. Ook al was dat het dus wel.
'Jawel, ik vroeg het van je.'
Ik besloot om er maar niet op in te gaan. Ik had de energie niet meer voor; ik wenste gewoon lekker thuis te zijn, maar die optie was er niet.
Ik zat bij de haard, zoals ik dat eerder ook al had gedaan. Je maakte een kop thee voor me, zover ik dat kon ik horen. 'Wil je een broodje?' vroeg je.
'Nee, dank je,' zei ik. De waterkoker stopte en je goot het in een mok voor me. 'Voorzichtig,' zei je toen je het me gaf. 'Het is heel heet.'
'Weet ik,' mompelde ik. Ik rook eraan; jasmijnthee, mijn favoriet. Hoe wist je dat dat mijn favoriete thee was, of was het een gok?
Ik nipte aan de thee, terwijl ik probeerde te luisteren naar wat ik hoorde, maar het was verrassend weinig.
De thee was precies goed. Het was lekker, heet en rustgevend. Ik had geen idee dat ik het zo hard nodig had.
Je ging zitten in een stoel. Waarschijnlijk keek je me aan. Zat er een slot op de deur? Ik dacht na, maar ik had niks gehoord. Volgens mij alleen een gewoon slot, die je er 's nachts op zou doen. Als we klaar waren met onze "training" zou ik nog een poging wagen.
'Ik moet even naar de wc,' zei ik. Ik zette de nu lege kop op de tafel. Ik stond op. 'Zal ik met je meelopen?' vroeg je.
Het liefste had ik van niet, maar ik wist niet precies waar mijn kamer was. Met woorden leidde je me door het huisje. 'Rechtdoor,' zei je. 'Ongeveer vier stappen.' Ik liep vier stappen naar voren. 'Naar rechts.'
Ik draaide naar rechts en liep toen vooruit weer. Toen stond ik weer in mijn kamer. Ik ging naar mijn wc, die in mijn badkamer hing.
Toen ik weer terugkwam en weer door de deur wilde, was hij op slot. Voor de zekerheid, probeerde ik nog een keer de deur, maar ik kreeg hem niet open. 'Tyler?' schreeuwde ik. 'Tyler? Wat is dit?' Ik legde mijn oor tegen de koude, houten deur en luisterde. Ik hoorde het doffe bonzen van jouw schoenen op het hout.
'Sorry Harper,' zei je. 'Ik moet even boodschappen doen, maar ik wil je niet in gevaar brengen. Het is gevaarlijk buiten.'
'Laat me dan meegaan!' riep ik, maar ik wist dat je me niet genoeg vertrouwde daarvoor.
'Sorry, dat kan ik nog niet doen. Dat komt nog wel.' Daarna vertrok je. Ik bonsde nog op de deur, harder en harder, maar jij reageerde niet.
Ik ging bij het raam staan. Het raam dat ik nog niet gebroken had en luisterde, zoals je me geleerd had. Ik was hier nog maar net en je had me al meer geleerd dan ik in twaalf jaar ooit had kunnen oppikken. Ja, ik had een cursus gehad over blindzijn. Ik kreeg een boekje waarin ik kon leren lezen, maar ik was er niet aan toe. Ik was er nooit aan toe geweest, maar jij dwong me om eraan toe te zijn. Je had geen genade en dat was misschien precies wat ik nodig had. Ik leerde snel, omdat ik dacht dat dat mijn redding zou zijn.
Ik had niet echt een andere keus dan weer gaan lezen en nadenken. Nog even en ik zou me goed kunnen voortbewegen buiten. Als ik dat eenmaal kon, dan kon ik makkelijker ontsnappen. Niet dat ik wist waar ik heen zou gaan, want buiten was geen snelweg in de buurt. Buiten bewegen was niet hetzelfde als binnen bewegen.
Even dacht ik na en las wat door in mijn boek, tot het met een schok tot me doordrong dat jij zojuist had gezegd dat je naar de winkel ging om boodschappen te doen. Je kon niet honderden kilometers weg zijn van de bewoonde wereld, anders kon je geen boodschappen doen. Ergens in de buurt was dus een stad. Ik moest de stad zien te bereiken. Ik zou vast wel iemand kunnen vertellen dat ik ben ontvoerd en dan zou de politie erbij komen. Voor ik het wist zou ik dan thuis komen. Perfect plan toch? Dat moest wel lukken!
Eerst moest je me nog vertrouwen en ik moest leren lopen en vertrouwen op mijn zintuigen, wat al moeilijk genoeg voor me was. Ik was ontzettend hulpeloos, maar jij leerde me heel snel onafhankelijk te zijn.
Je mocht dat wel een slecht mens zijn, dit had ik toch wel aan jou te danken.
***
Je kwam erg laat pas terug. Ik hoorde je binnenkomen en de deur met een knal dichtdoen. Ik kon niet horen of je boos was of dat je iets zwaars in je handen had. Ik probeerde te horen waar je was, maar ik had geen idee. Ik ging zitten in de stoel en probeerde nog wat te oefenen op gehoor. Ik luisterde en probeerde erachter te komen hoe laat het ongeveer was.
Vroeger had ik nooit een gevoel voor tijd gehad. Het enige waar ik me aan vasthield, was het ritme dat ik had opgebouwd. Ik wist hoe laat ik naar school moest, hoe laat ik terug zou komen, hoe laat we zouden eten en ik zette een wekker als het half elf was, zodat ik naar bed kon. In het weekend had ik altijd mijn mobiel bij me, die me de tijd oplas. Gevoel voor tijd had ik niet, want het werd me wel verteld.
Nu moest ik het doen met geluid en gevoel. Mijn ramen konden niet open, dus ik kon het niet echt aanvoelen en daarbij wist ik ook niet hoe het zou voelen als het overdag was. Misschien zou ik af en toe de zon kunnen voelen, maar er waren hier behoorlijk veel bomen. Ik luisterde naar de vogels, misschien dat ik een uil kon horen?
Ik schatte dat het een uur of vijf was, omdat we ook nog moesten avondeten.
Je klopte op mijn deur. Ik kon wel "binnen" zeggen, maar het was niet alsof ik daar veel invloed op kon uitoefenen.
'Zou je mee willen eten?' vroeg je.
'Ja, is goed,' zei ik. Je liet me uit mijn kamer. Je leidde me naar de keuken, waar ik nog niet eerder was geweest. Je schoof een stoel voor me achteruit en hielp me zitten, zodat ik niet heel hard op de grond belandde.
'Ik heb een salade gemaakt.'
Ik hield echt van salades. Zeker als hij goed gemaakt was en tot nog toe had je je wel bewezen. Je kon heel goed koken, voor een vent dan. 'Wat zit er in?' vroeg ik. Eigenlijk wilde ik niet met je praten, maar ik kon je ook niet negeren. Het moest natuurlijk overkomen. Niet dat ik wist hoe dat moest... maar toch. 'Raad maar.'
Soms was ik zat van je trainingen. Altijd mij maar dingen laten uitzoeken. Waarom kon je het niet gewoon zeggen? Waarom moest ik het uitzoeken?
Ik pakte de vork op en zocht met mijn handen naar het bord. Toen ik het bord had gevonden besloot ik om de vork weer neer te leggen en gewoon te gaan eten met mijn handen. Jij zag het, maar ik niet en ik moest van jou uitzoeken wat het was. Ik voelde en het eerst wat ik merkte was natuurlijk de sla. Toen pakte ik iets ronds en hards vast. 'Wortel?' vroeg ik.
'Ja,' zei je. 'Dat klopt.'
Ik stopte het in mijn mond en proefde de lekkere smaak van de wortel. Ik pakte een blokje vast en kneep erin. Het was zacht en vochtig. 'Feta?' vroeg ik.
'Ook al goed!'
Toen pakte ik nog iets, wat een druif was. Ik herkende het meteen. Er zaten ook wat dingen in dat ik niet kende. Iets kleins en rafeligs. 'Dat is bleekselderij.'
Ik herkende het niet, maar ik geloofde je wel. 'Komkommer zit er ook in en volgens mij ook paprika en dat is alles.'
'Juist! Je doet het goed met gevoel en je neus. Nu alleen nog je oren vertrouwen.' Ik hoorde je lachen, terwijl je een hap nam. Ik probeerde ook te lachen. Wat je niet wist, was dat ik eigenlijk probeerde te zorgen dat je me vertrouwde en het lukte me volgens mij aardig.
Aan tafel hadden we het eigenlijk nergens over. Je wist dat alles nog best gevoelig lag. Ik zou nooit zomaar ergens over beginnen en jij was ook nog huiverig, zo leek het.
Na het eten ruimde je af en bracht je me weer terug naar mijn kamer. 'Slaap lekker,' zei je.
Ik knikte; niet in staat om echt wat te zeggen. Straks zou je denken dat dit een gewoonte zou worden.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top