Vier sterren aan de hemel - Achttien

Ik had niet veel om me klaar voor te maken. Ik droeg geen make-up, want als blind meisje zie je niet veel en is make-up lastig. Ik heb wel gehoord van meiden die dat wel willen en dat ook gewoon doen, maar ik voelde er nooit veel voor. Ik kan het toch niet zien.

Ik trok toen maar snel mijn jas aan en ging toen ook naar buiten. Je had de auto al voorgereden en de voordeur voor me open gelaten, zodat ik ook nog naar buiten kwam. Ik deed de deur achter me dicht en liep naar je toe. Het werd makkelijker voor me om me normaal te gedragen, te doen alsof ik niet blind was, maar toen ik eenmaal weer bij je auto was, moest ik toch wat extra steun zoeken om mezelf in de auto te kunnen werken. Jij deed snel de deur dicht, stapte toen weer in de truck en startte de auto. Zodra we de weg afreden, voelde ik het weer, dat gevoel, die angst. Meteen werd ik teruggetrokken naar dag een, hoe je me had verleid zoals de serpent in de tuin van Eden.

De weg was hobbelig, hobbeliger dan ik me herinnerde, maar ja... dat was al weer ruim vijftig dagen terug.

Terwijl we reden, was het stil. We hadden geen radio op en jij had niks te zeggen. Ik had geen idee waar we heen gingen, maar jij reed stug door.

Ik wist niet hoelang het duurde, maar na een behoorlijke tijd rijden, stopte jij de auto en zei: 'We zijn er.' Ik durfde niet te vraag waar "er" was en hoe lang we er nou daadwerkelijk over hadden gedaan.

Ik stapte uit, zwijgend en luisterde naar de omgeving. Mensen praatten, ik hoorde een hond blaffen en kinderen gillen. We stonden op een parkeerplaats, maar waar... geen idee. Ik verstond de mensen niet, om hulp vragen zou waarschijnlijk niet werken. Even overwoog ik om weg te rennen, maar toen ik aan dat plan dacht, zag ik de vorige pogingen weer voor me.

'Ga je mee?' vroeg je.

Ik knikte. Ik herinnerde me nog de vorige keer dat ik met je buiten was. Toen durfde ik niet te lopen, zonder je vast te houden. Het voelt echt alsof dat al zo lang geleden was, een andere ik in een andere tijd en een andere wereld.

Ik luisterde goed naar je voetstappen. Zodat ik wist waar je heenging. 'We gaan eerst de supermarkt in,' zei je. Ik was wel blij dat je het zei, maar ik kon alsnog niet weten waar de "supermarkt" was. Toch hielp het me wel om voor te bereiden op wat er zou komen. Ik volgde je op de voet. Jij had boodschappentassen en ik liep gewoon maar achter je aan.

'Voorzichtig!' riep je ineens. Direct stond ik stil.

'Wat is er?'

'Je loopt bijna tegen een auto aan.' Ik legde mijn hand vooruit en voelde inderdaad het glanzende lak van een auto. Ik wilde niet met mijn neus bovenop je lopen, maar ik wilde ook niet steeds tegen auto's aanlopen. Met mijn handen vooruit was ook geen optie. Dus liep ik maar weer dichter achter je, zodat ik tenminste niet zou verongelukken.

Terwijl we liepen focuste ik op jouw geluid. Ik kende je nu al best wel lang, dus het geluid van je voetstappen was iets vertrouwds geworden. 'We zijn er,' zei je, nadat we schuifdeuren door waren gelopen. Meteen klonk het allemaal anders. Er klonk muziek, die ik herkende, door muziek die ik niet herkende. 'We gaan zo naar de fruitafdeling, probeer eens aan te voelen of je de verschillende fruitsoorten kan ontdekken,' zei je.

Het werd een soort spelletje, eentje waar ik ondertussen best goed in was geworden. Je drukte iets in mijn handen, het was harig, klein, maar niet helemaal rond. Ik rook eraan, maar het was niet heel erg geurig. 'Perzik?' vroeg ik. 'Nee... wilde perzik.'

'Juist,' zei je. 'En deze?'

Weer kreeg ik iets in mijn handen, wat voerduidelijk een appel was. 'Appel,' zei ik. 'Geen idee welke, maar het is een appel.'

Je lachte en weer vertelde je me dat het goed was. Zo kreeg ik nog wat dingen in mijn handen gedrukt, die ik bijna allemaal, stuk voor stuk goed had. Op eentje na, maar ja... wie weet nou wat een passievrucht is? Ik kende het niet.

Zo liepen we de winkels door. Je gaf me soms wat eten, waarbij je vroeg welke geur het had. Toen we de winkel uitwaren, had ik een overprikkelde neus, maar ik was heel wat wijzer geworden van je lessen. Ik vertrouwde op mezelf, ik wist nu dat ik wel wist wat de fruitsoorten waren. Ik had niet per se ogen nodig om te weten wanneer iets goed was of niet, ik kon het ruiken en voelen, meer had ik niet nodig.

'Zullen we nog een hapje eten?' vroeg je toen.

'Ja, lekker,' was mijn antwoord. En terwijl we daarnaartoe liepen, had ik ineens een plan. Ik was je dankbaar voor wat je deed, maar niet de manier waarop. Dit hoorde niet, Tyler.

Je leidde me naar een broodjeszaak, op de hoek van de straat. Je ging buiten zitten, zodat ik de geluiden van de omgeving kon horen en we nog het laatste beetje zon konden vangen, voordat de winter echt zou komen. Het was koud, maar ik was toch wel blij dat we buiten zaten.

'Zou je me de kaart kunnen voorlezen?' vroeg ik je. Ik was er vrij zeker van dat ze hier geen kaart hadden voor blinden en als ze die wel hadden, kon ik het waarschijnlijk niet lezen, want ik sprak geen Deens.

Ik hoorde dat je de kaart pakte en je het naar de goede pagina sloeg. Ik vroeg me af of jij Deens sprak of dat je je mobiel gebruikte om het te vertalen. Je begon de kaart op te lezen en toen je bij een broodje met brie, walnoten en honing kwam, liet ik je stoppen. 'Die wil ik,' zei ik.

Je lachte en zei: 'Goede keus.'

'Wat neem jij?' vroeg ik je.

Weer ging je de kaart over en zei toen: 'Een broodje met tomaat, kip en pesto.'

Ik knikte, dat klonk niet slecht. Je bestelde voor ons en ging toen lekker zitten. Ik hoorde je stoel kraken. 'Wat hoor je,' vroeg je toen.

Weer viel ik stil. En concentreerde me en luisterde naar wat ik hoorde. 'Een ober komt onze kant op,' zei ik.

'Is de ober een man of een vrouw?' vroeg je. Ik hoorde het geklik van de hakken op de stenen, maar dat zei natuurlijk niet alles. De stappen waren licht, ondanks het feit dat ze iets op haar hand droeg. 'Vrouw,' zei ik. 'Ze loopt licht, met zachte passen. Ze draagt een dienblad met drankjes op haar hand.'

'Correct!' zei je lachend. Je genoot van je "creatie". Ik had van je geleerd en je was erg goed bezig.

De ober kwam bij ons langs en vertelde in het Deens wat we hadden besteld. Ze gaf ons twee drankjes en vertrok toen weer. Jij had in het Deens teruggesproken. Ik wist niet eens dat je Deens sprak. Het was natuurlijk heel logisch.

'Hoelang woon je hier nou al?' vroeg ik toen.

'Sinds mijn twaalfde ga ik regelmatig naar Denemarken. M'n ouders stuurde me hier naar kamp en sindsdien ga ik hier bijna elk jaar heen. De taal blijft lastig, maar ik kom ene heel eind,' zei je. 'Hoe vind je het hier?'

Ik dacht na over je vraag. Hoe moest ik hier nou op antwoorden? Wat vond ik hiervan? Ik vond het niet leuk dat ik hier moest zijn, omdat dat betekende dat je me had gedwongen. Ik had hier liever willen ontdekken op een andere manier, maar die keuze had je me afgenomen. 'Anders,' zei ik toen maar. 'Ze lijken vriendelijk hier.'

'Dat zijn ze zeker!'

Een ongemakkelijke stilte volgde, waarin we beiden niet wisten wat we moesten zeggen. Je vroeg me weer om mensen te beluisteren en kon je nu bijna feilloos vertellen wie wie was, hoe hij of zei liep. Soms zat ik er naast, maar ik had het wel bijna altijd goed.

Onze broodjes werd werden geserveerd en ik begon te eten. Ik was vooral heel blij dat je me niet vroeg om de smaak te beschrijven. Ik werd soms zat van al je vragen.

Met elke hap die ik nam, begon ik zenuwachtiger en zenuwachtiger te worden. Mijn plan kwam dichterbij.

Vlak voordat we het ophadden, stond ik op. 'Ik moet even naar het toilet,' zei ik.

'Zal ik je brengen?' vroeg je.

Ik schrok van de vraag. Shit! Daar had ik niet aan gedacht. Natuurlijk kon ik het toilet niet vinden zonder jouw hulp. 'Ja, graag,' zei ik toen.

Je liep naar binnen en ik volgde je wee rop de voet, zoals we dat de hele dag al hadden gedaan. 'Hier is,' zei je.

'Bedankt,' zei ik en liep de deur door. Ik deed mijn ding en terwijl ik mijn handen stond te wassen, hoorde ik een andere vrouw naar binnen lopen. 'Excuse me,' zei ik, niet al te luid. Jij kon maar zo bij de deur staan luisteren. 'Can I use your phone? I lost mine on the...' ik wilde zeggen "beach", maar ik had geen idee of er een strand was hier. 'Boat,' zei ik toen.

De vrouw moet me hebben aangekeken en gezien dat ik blind was, want ze vroeg me: 'what number do I have to call?' Haar Engels was niet al te best, maar ze deed haar best.

Ik noemde het nummer en nog voordat ze de tien cijfers had ingetikt zei ze: 'That's no one here in Denmark.'

'No... the UK,' zei ik.

'No no no no no no,' zei ze. 'I can't do that. I'm sorry.'

'Wait!' riep ik. 'No! Don't go! You don't understand. Someone kidnapped me! No!' Ongemakkelijk liep ze weg, of eerder ende ze weg. Ik probeerde het nog bij iemand anders, maar niemand wilde met me praten, toen de deur openging en ik mijn naam hoorde. 'Harper?' vroeg je. Een schok ging door me heen. 'Ga je mee?'

Ik kon wel weer een scene schoppen, maar zou me dat helpen? Niemand leek me te kunnen of willen helpen. Was ik dan echt zo hopeloos?

Met een laaghangend hoofd zei ik toen maar: 'Oké.' En ik ging met je mee terug naar het huis, ver weg van de bewoonde wereld.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top