3
"We moeten naar zijn huis!" zegt Link na een paar tellen stilte.
"Wat dacht je daar te gaan doen dan? We komen niet eens binnen."
Link denkt even na over de vinnige woorden van Joost.
"Hij doet zijn deur toch altijd vlak voordat hij gaat slapen op het nachtslot?"
"Ja, dat zei hij vorige week geloof ik." Joost heeft geen idee waar Link heen wil en dat is te horen aan zijn toon.
"En hij woont in een relatief nieuw appartement toch?" gaat Link verder.
"Ehh, ja, dat denk ik," zegt Joost in de war.
"Dan kan ik het slot openbreken met een pasje en kunnen we naar binnen. Hij heeft de deur nu nog niet op het nachtslot gezet,"
zegt Link triomfantelijk.
"Denk je dat jij dat kan dan?" vraagt Joost, die nog niet overtuigd is.
"Ik weet zeker dat mij dat lukt," Link klinkt zeker van zijn zaak, dus Joost stemt ermee in.
"Maar wat kunnen we daar doen dan? Moeten we niet 112 bellen?" vraagt hij.
"Nee," klinkt het stellige antwoord van Link.
"Nee, ik weet niet waarom, maar ik heb het gevoel dat we geen 112 moeten bellen," gaat hij verder.
Joost wil erop ingaan, maar doet het niet. Hij heeft namelijk ook het vreemde onderbuikgevoel dat het geen goed idee is om de hulpdiensten in te schakelen. Naar Dons huis toe gaan voelt als de enige logische optie.
"Het is voor mij even lang rijden als voor jou toch?" vraagt Joost dus.
"Ja, zo'n halfuurtje als ik een beetje doorrijd," antwoordt Link.
"Zie ik je dan over een halfuurtje voor zijn appartementencomplex?"
"Ok, tot dan!" zegt Link, terwijl hij zijn computer uitzet en even zijn hoofd op zijn handen laat rusten. Hij vraagt zich af waar ze in vredesnaam aan begonnen zijn. Wat begon als gewoon een rustig potje Fortnite, heeft er nu voor gezorgd dat ze bij Don gaan inbreken! Misschien is het toch beter dat ze de hulpdiensten bellen? Weer zegt zijn onderbuikgevoel van niet. Terwijl hij zijn onderbuikgevoel vervloekt, staat hij op en trekt zijn jas aan. Dan maar inbreken.
☴
Een halfuurtje later stapt Link uit zijn auto. Hij wandelt door de straten naar het appartementencomplex van Don. Het is donker en de lantaarns branden al. De wind waait door de lege straten en Link rilt even in zijn veel te dunne zomerjas. Blaadjes ritselen onder zijn schoenen en overal klinken de geluiden van de nacht. Opeens voelt hij zich bekeken. Ongemakkelijk kijkt hij om zich heen. Hij krijgt bijna een hartverzakking als hij onder een boom een man ziet staan. De man draagt een lange, zwarte regenjas. Gele regenlaarzen steken onder de jas uit en op zijn hoofd prijkt een zwarte muts. Zijn gezicht heeft een hele rare vorm, totdat Link erachter komt dat de man een sjaal om heeft. Link fronst zijn wenkbrauwen. Het is koud, maar niet zo koud dat je je gezicht begraaft in een sjaal. Alleen de ogen van de man zijn zichtbaar. Ze glinsteren kwaadaardig. Link wendt zijn hoofd af en loopt snel door.
Voor de grote deur van het complex staat Joost al te wachten. Hij heeft een metalen honkbalknuppel in zijn hand.
Link lacht hard, meer om het ongemakkelijke gevoel van net weg te lachen, dan omdat het echt grappig is.
Joost kijkt hem raar aan.
"Je weet nooit wat we binnen aantreffen," zegt hij alleen maar.
"Ik zou hem wel even onder je jas doen, want anders denken mensen nog dat we inbrekers zijn," zegt Link zacht. Joost knikt en doet wat Link zegt. De deur achter Joost zou op slot moeten zijn, maar iemand heeft hem blijkbaar een tijdje geleden geforceerd, wat betekent dat ze gewoon naar binnen kunnen.
"Dit is wel heel toevallig," mompelt Joost zachtjes. Link kan hem nog net verstaan en fronst.
"Wat?" Meteen bijt hij op zijn lip, want dit kwam er veel botter uit dan de bedoeling was. Joost lijkt het niet gehoord te hebben of doet tenminste alsof.
"Nou dat het slot geforceerd is. Alsof het gebouw ons als het ware uitnodigt om binnen te komen," zegt hij vervolgens.
"Doe niet zo gek," lacht Link, maar het verlichte halletje ziet er opeens niet meer zo'n onschuldig uit. Stel je eens voor dat de muur opeens zijn ogen opent en hen uitnodigend aankijkt. Link moet al lachen bij het idee alleen al.
"Ik weet het niet hoor, maar het is wel een beetje gek allemaal. Eerst dat gevoel dat ons zei dat we geen 112 moesten bellen en nu de deur die open is," Joost staat op het punt om zich om te draaien en terug naar zijn auto te lopen. Hij weet zichzelf te beheersen, maar wrijft wel ongemakkelijk met zijn schoen over de stoep. Link legt even zijn hand op de arm van Joost om hem te kalmeren en zegt dan:
"We zijn hier nu toch al, dan kunnen we toch wel even gaan kijken? Als er iets ergens aan de hand is wat wij niet aankunnen, dan bellen we 112, goed?" Het voelt heel raar om Joost gerust te stellen en misschien wel een beetje om te kopen. Na een gespannen autorit van een halfuur vertikt Link het namelijk om nu weg te gaan. Hij is veel te nieuwsgierig. Die eigenschap begint bij Joost ook de kop op te steken en hij knikt.
Samen lopen ze het halletje in. Ze drukken op het knopje van de lift en wachten gespannen. In de lift kijkt Link in de spiegel. Twee mannen met ernstige gezichten kijken hem aan. Hij ziet dat zijn gele muts scheef zit en doet hem even goed. Verschrikt ziet hij dat zijn handen trillen. Hoewel hij nieuwsgierig is, kan hij niet verhullen dat hij vreest wat ze zullen aantreffen in Dons appartement.
"Moest je nou echt die muts op?" vraagt Joost met een beknepen stem.
Link antwoordt niet. Hij weet ook wel dat Joost al lang weet dat hij geen Link zou zijn zonder zijn gele muts en dat de vraag alleen werd gesteld om de spanning te verdrijven. Met een ping openen de deuren van de lift.
"Daar gaan we dan," zegt Joost voordat ze de lift uit lopen. Als ze in de gang zijn horen ze opeens een raar geluid. Een langzaam gebong komt door de muren naar hen toe gedreven.
"Wat is dat?" piept Link.
Ze blijven gespannen in de donkere gang staan luisteren. Hun nekharen rijzen omhoog. Opeens begint Joost te lachen.
"Het is de kerkklok maar," lacht hij.
Link zucht opgelucht. De spanning verdwijnt even uit de gang.
"Gelukkig maar," zegt hij.
Ze komen aan bij het appartement van Don.
"Weet je zeker dat dit Dons appartement is?" vraagt Joost.
Link knikt zelfverzekerd. Hij pakt een pasje uit zijn jaszak en steekt die in de gleuf tussen de deur en de muur. Na even morrelen en bewegen klikt de deur open. Link kan het niet laten om even triomfantelijk te kijken voor hij de deur opendoet. Snel lopen ze de gang in en sluiten de deur achter zich. Het appartement is schemerig. Een gele streep licht komt onder de deur aan de rechterkant aan het eind van de gang vandaan. Even blijven ze staan. Dan lopen ze verder door de gang. Rechts van hen is de woonkamer en de keuken. Door de grote ramen schijnt de laagstaande maan naar binnen. De bruine bank ziet er dreigend uit in het maanlicht. Joost haalt even diep adem, maar loopt toch verder naar de deur aan het einde van de gang. Link loopt gauw achter hem aan.
Dit alles gebeurt in stilte. Vanuit de kamer achter de deur komt ook geen geluid. Link weet niet zeker of dat goed nieuws is of niet. Joost pakt de knuppel van onder zijn jas en gebaart dat Link de deur open moet doen. Hij loopt Joost voorbij en legt zijn hand op de klink. Het metaal voelt koud aan.
"Drie," fluistert Joost. Link haalt diep adem.
"Twee." Hij veegt zijn zweterige hand af aan zijn broek.
"Één." Hij duwt de klink naar beneden en zwaait de deur open.
Het felle licht verblindt hen en even blijven ze knipperend in de deuropening staan. Als ze weer wat kunnen zien halen ze opgelucht adem.
Op het eerste gezicht is er namelijk niemand in de kamer. De computer staat nog aan. Link loopt langs het green-screen richting de computer. Joost loopt op zijn beurt snel een rondje in de kleine kamer, zijn knuppel paraat.
"Waar is Don?" fluistert Joost. Link staat voor de computer. Hij ziet dat het kabeltje van de koptelefoon vreemd strakgespannen staat. Hij volgt het draadje met zijn ogen.
"Ik heb hem gevonden," zegt hij met een klein stemmetje. Onder de tafel, voor de stoel ligt een hoopje mens. Zijn benen zijn onder hem gevouwen en zijn hoofd ligt op het voetstuk van de bureaustoel. De koptelefoon ligt bekneld onder zijn hoofd. Zijn mond staat halfopen en zijn ogen zijn gesloten. Zijn huid heeft een griezelige
bleke tint.
Ze hebben Don gevonden.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top