20

Don kijkt bezorgd naar de donkere wolken boven hem. Hij hoopt dat hij weer binnen is voordat de bui losbarst. Blijkbaar denkt de rest van de mensen daar hetzelfde over, want de winkelstraat is zo goed als leeg. De mensen die er wel lopen, hebben duidelijk een doel voor ogen en lopen met stevige passen langs de vele etalages. Wat dat betreft voelt Don zich een beetje een buitenstaander aangezien hij wel bij elke etalage stilstaat en naar binnen gluurt. Tot nu toe heeft hij nog niet echt iets leuks gevonden en hij begint de hoop op een leuk cadeautje op te geven.

Eigenlijk is hij te laat met een cadeautje zoeken aangezien Lotte al morgen jarig is. Toch zal hij iets leuks moeten vinden, want hij heeft wat goed te maken na zijn plotselinge vertrek van een aantal dagen geleden. Peinzend slentert hij langs een ontiegelijk dure kledingwinkel, een speelgoedwinkel en een snoepwinkel.
Het zit hem niet zo lekker dat hij Lot zo verward achterliet, maar het is voor haar eigen bestwil. Althans, dat vindt Don in ieder geval.

Een luide donderslag laat hem uit zijn gedachten opschrikken. Geschrokken kijkt hij omhoog, waardoor er een regendruppel op zijn voorhoofd terecht komt. Hij veegt de druppel weg en begint wat harder te lopen. Al na drie stappen roffelt de regen al op de daken. Om binnen te zijn voordat zijn jas de regen doorlaat, schiet hij een steegje in om wat tijd te winnen. Na nog een luide donderslag begint het nog harder te regenen. Don voelt de een koud stroompje water over zijn rug stromen en rilt.

Doordat hij even niet op zijn weg heeft gelet, struikelt hij en zoekt steun bij de muur. Zijn hand sluit zich om een metalen staaf en hij kijkt verbaasd opzij. Hij kijkt recht in de ogen van een opgezette marter die hem vanachter een stoffige ruit misttroostig aanstaart. Als hij de gevel van het huis nader onderzoekt, blijkt dat hij voor een winkel staat. Binnen een seconde heeft hij de staaf naar beneden geduwd en de deur opengezwaait. Hij stapt de winkel in en sluit de deur. Meteen wordt het een stuk stiller, nu het onweer is buitengesloten.

Het is aangenaam warm in de overvolle winkel. Links naast hem staat een enorme kast met kaarsen in alle soorten en maten. Rechts van hem staat eveneens een enorme kast, maar dit maal gevuld met allerlei snuisterijen. Houten maskers vol met krassen, opgezette dieren zoals de marter in de etalage en stoffige sieraden. Voor de kast staan wankele stapels boeken met daarop spiegels, muziekdoosjes en her en der stapels vergeelde papieren. Het valt hem op dat alles onder een laag stof zit. Alsof hier al een eeuwigheid niemand is wezen shoppen. Niet gek natuurlijk, gezien het feit dat deze winkel in een achterafsteegje huist. Hij vraagt zich af of er überhaupt wel iemand achter de kassa zit. Hij ziet in ieder geval nog niemand.

Omdat hij toch niets beter te doen heeft, kijkt hij maar even rond. Hoewel je zou verwachten dat het er muf zou ruiken of anders naar wierook zou meuren, ruikt het er best fris. Het kost hem even om de geur te herkennen als die van sinaasappelen.
Opeens trekt een schittering vanuit zijn ooghoek zijn aandacht. Op een gammel tafeltje achter een stapel papieren staat een stoffige kettingenstandaard met slechts één ketting eraan. De ketting zelf is gemaakt van kleine, waarschijnlijk zilveren, schakels. Aan de ketting hangt een druppelvormige hanger. De druppel is gemaakt van een soort zilveren kooitje waar een blauwgrijze steen in zit. De steen heeft precies dezelfde kleur als Lottes ogen en daarom haalt Don de ketting voorzichtig van de standaard af en veegt het stof eraf. De 'tralies' van het kooitje glinsteren hem tegemoet, terwijl de steen juist dof blijft.

"Vindt U het wat?" vraagt opeens een stem vlak naast hem. Van schrik laat Don de ketting vallen. De man naast hem pakt hem op en bekijkt hem even. Terwijl hij dat doet bekijkt Don de man. Het is een klein, mager mannetje met een olijfkleurige huid en twinkelende, felblauwe ogen. Zijn lange, zwarte haren heeft hij in een paardenstaart gebonden. Een beetje ongemakkelijk bedenkt Don dat het wel netjes is om antwoord te geven op de vraag van de man, dus zegt hij:

"Ja, best wel." De man knikt even en geeft de ketting dan weer terug aan Don, die hem nu aan de druppel vastpakt. Zijn ogen worden groot als de tralies om de steen tot leven komen  en als het ware wegkronkelen van de steen.

"Oh, dat gebeurt bij mij ook altijd, maak je geen zorgen," zegt de man als hij Dons geschokte gezicht ziet.

"Nu kunt u er ook een andere steen in doen als u dat wilt." Don haalt voorzichtig de steen uit zijn kooi en kijkt de man vragend aan.

"Heeft u ook nog andere stenen dan?"

"U hoeft helemaal geen u te zeggen hoor. Ik heet gewoon Zack," zegt de man terwijl hij zijn hand uitsteekt.

"Don." zegt hij nog steeds een beetje ongemakkelijk terwijl hij de hand schudt.

"Vogel, kan jij misschien even het zakje met stenen halen vanachter toonbank?" vraagt Zack opeens terwijl hij naar iets in de kast kijkt. Don draait zich om en krijgt bijna een vogel tegen zijn hoofd. Snel duikt hij omlaag waardoor de parkiet over zijn hoofd heen scheert naar de toonbank, die overigens ook vol rommel staat.

"Zo die heb je goed getraind Zack," zegt hij, blij met een onderwerp van spreken.

"Nee hoor, deze vogel kwam pas een paar dagen geleden aangefladderd. Ik heb nog niets eens de tijd gehad om hem een naam te geven." De vogel komt met een leren zakje aangevlogen en gaat op een magere schouder van Zack zitten. Dons wenkbrauwen stijgen, maar hij zegt verder niets van de merkwaardige vogel.

"Zo, zoek er maar een paar uit," zegt Zack terwijl hij het zakje leeg gooit op de stapel papieren op het tafeltje. Een stuk of twintig druppelvormige stenen komen tevoorschijn. Een dofrode trekt meteen Dons aandacht. Hij pakt de steen op en bekijkt hem wat beter. Bij nader inzien is de steen bloedrood; hij heeft meteen besloten dat hij deze steen in ieder geval neemt.

"Goede keuze." Zack knikt goedkeurend, wat Don een beetje irriteert. Hij voelt zich namelijk net een klein kind die iets leuks mag uitzoeken van zijn moeder. Toch blijft hij stil en inspecteert de rest van de stenen. Sommige vallen meteen af omdat ze een stukje missen, of te velle kleuren hebben. Degene die hij niet kiest schuift hij opzij. Na een poosje liggen er nog vier: een diepzwarte, een paarse, een melkwitte en natuurlijk de bloedrode. Hij legt daar ook de grijsblauwe steen bij. Als hij de paarse wilt pakken om weg te leggen, stoot zijn pink tegen de melkwitte steen aan.

"Spiegel van verraad, verschijn en neem hen mee die de wet hebben overtreden door hier op deze heilige plek te zijn!" buldert hij terwijl hij de oeroude kracht van de spiegel in zich opneemt.

Meteen trekt hij zijn hand terug en het visioen verdwijnt. Voorzichtig gluurt hij naar Zack of die iets gemerkt heeft, maar die zit te spelen met zijn parkiet en heeft dus ogenschijnlijk niets gemerkt. Don pakt heel voorzichtig de paarse steen en legt hem weg.

"Deze worden het," zegt hij en Zack kijkt op. Hij knikt even bij de keuze die Don heeft gemaakt, grijpt de stenen en snelt dan naar de toonbank.

"Mooi, dan zal ik even een doosje zoeken waar het in past," zegt hij terwijl hij driftig begint te zoeken. Bij zijn zoektocht stoot hij tegen een stapel mappen en papieren die daardoor vervaarlijk begint te wankelen. Don legt de lege ketting op de toonbank en houdt de stapel in evenwicht. Op de bovenkant van de stapel ligt een wit papier waar in snelle lijnen een zwart figuur op getekend is. Dons adem stokt als hij een van de zwarte dingen uit zijn visioen herkent. Hij stabiliseert de stapel en pakt de tekening.

"Wat is dit?" vraagt hij terwijl hij het papiertje omhoog houdt. Zack, die eindelijk een doosje heeft gevonden, kijkt op en inspecteert snel de tekening.

"Dat is een Haikuw. Grappig dat je er naar vraagt, want ik heb deze vanochtend getekend. Vannacht heb ik namelijk over die dingen gedroomd." Proberend zijn enthousiasme niet te laten merken vraagt Don wat Zack nog meer weet over de Haikuws.

"Nou, het zijn eigenlijk zielen zonder lichaam. Lang geleden leefden ze samen met de mensen, totdat er iets misging," begint Zack.

"Oh, wat dan?" vraagt Don hoewel hij het antwoord eigenlijk wel weet.

"Dat weet ik niet precies. Het punt is dat ze toen zijn opgesloten in een of andere spiegel. Dat heeft ze heel woedend gemaakt. Nu is er dus een paar honderd jaar geleden een Haikuw ontsnapt uit de spiegel en die zoekt nu een sterk lichaam op aarde om in te leven en de spiegel voor zijn maten te openen. Ondertussen moet hij natuurlijk heel af en toe wat energie halen uit een mensenziel. Maar dat is natuurlijk allemaal onzin hoor. Dromen zijn geen waarheid toch?!" Don beaamt dat snel, om Zack tevreden te houden. Toch slaat hij de informatie zorgvuldig op om later over na te denken.

"Nou ja, nu ben je dus een mooi verhaal en een mooie ketting rijker. Het kost je slechts twintig euro." Don lacht en betaald vrolijk.

Als hij even later de deur openzwiept slaat de regen hem in het gezicht. Hij stopt het doosje in zijn binnenzak en stapt naar buiten. Na even snel gecheckt te hebben of er niemand was die hem zou zien, verandert hij in een vleermuis.

Dat had hij natuurlijk een uur eerder ook al kunnen doen, bedenkt hij zich, maar dan was hij nu niet een mooi cadeautje en wat zeer welkome informatie rijker.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top