26. De nieuwe dag
Louise
Ik word wakker terwijl de zon net zijn eerste stralen door de bomen laat piepen. Alles doet me pijn, zowel mijn rug van de harde, bultige grond, als mijn pols, waar de duidelijke afdrukken van Lorans vingers in staan: zelfs na zoveel uren. Mijn enkel voelt geschaafd aan en dat komt door het touw waarmee ik - als een hond - ben verbonden aan een boom. Kansen om me daarvan vrij te maken heb ik niet gekregen met Loran als een bloedhond om mij heen drentelend.
Mijn benen voelen stijf aan en ik merk al dat ik behoorlijke spierpijn heb van de wandeltocht gisteren. Gelukkig heb ik geen blaren, anders zou vandaag echt ondraaglijk worden.
Ook heb ik pijn in mijn hart en met een verse angstscheut besef ik waarom dat is: vannacht heb ik gemerkt hoe zowel Gerard als Olaf zich hebben verwijderd van de open plek, mij daardoor achterlatend bij de andere twee. De angst was vreselijk en intens. Ik heb me slapend gehouden en uiteindelijk ben ik zelfs onverwachts in slaap gesukkeld. Nu ik dat weer besef, is het eerste wat ik doe: kijken naar de plek waar ik Gerard voor het laatst zag.
Mijn hart slaat direct rustiger.
Hij zit geleund tegen een boom - ver van mij af - en kijkt me intens aan. Een zorgenrimpel staat tussen zijn wenkbrauwen geëtst en zijn armen zijn strak over elkaar gevouwen. Hij ziet er niet uit alsof hij heeft geslapen. Toch ziet hij er beter uit dan gisteravond en ik besef dat zijn wonden eruit zien alsof ze bijna genezen zijn. Weerwolven herstellen inderdaad snel.
Voor nu ben ik vooral heel blij dat hij er weer is en dat zorgt voor een glimlach om mijn lippen.
Ook zijn gezicht verzacht als hij me toelacht.
Vervolgens staat hij met veel kabaal op en roept hard: "Wakker worden!"
De andere drie lagen nog prinsheerlijk te slapen en ik zie een tevreden lachje bij hem als ze wakker schrikken. Ik begrijp hem ook nog: wij zijn wakker, waarom zou je je bewakers meer rust gunnen? Maar ik vrees voor een chagrijnige Loran en had gewild dat Gerard zich in had gehouden. Voordat ik in deze mythe was gerold, ben ik nog nooit bang geweest voor de dood, terwijl die nu elk moment op de loer ligt. De extreme sporten die ik graag beoefen of uit probeer, zijn níks vergeleken met deze constante dreiging.
Loran is inderdaad niet blij, maar ik merk dat hij dat gelukkig niet op mij af gaat reageren: hij negeert me volkomen. Uiterlijk kalm, staat hij op en loopt rustig richting Gerard. Dat is ook geen goede zaak. Ik houd mijn adem in en krabbel langzaam overeind, terwijl de mannen elkaar waakzaam aankijken.
Ik weet niet wat voor blik Loran aan Gerard gaf, maar die krimpt ineen en ik zie hoe zijn gebalde vuisten langzaam ontspannen, een gelaten blik in zijn ogen. Zie ik daar ook pijn uit flitsen?
Hij staat er volkomen weerloos bij, terwijl Loran zijn vuisten balt en met enkele flinke aanvallen zijn ochtendgymnastiek op de man voor hem uitoefent. Ik sta er als verstijfd bij, terwijl ik zie dat de ene door beukt en de ander dat lijdzaam ondergaat.
Gerard geeft geen kik, net zoals Loran, waardoor het geluid van vuist op huid surrealistisch klinkt.
Olaf roept: "Stoppen nu!" en rent erop af, aangezien zijn vader er niet op reageert. Ik schreeuw ook, uit angst om Gerard. Ik ga bijna onderuit als ook ik erheen ren en abrupt wordt tegengehouden door het touw om mijn enkel die ik allang was vergeten.
Haastig kniel ik neer en doe alle mogelijke moeite om de strakke knoop te ontwarren. Het heeft geen nut. Terwijl ik de slaap nog in mijn ooghoeken heb zitten, klauw ik mijn nagels stuk op de boeien. Dit is absoluut geen normale ochtend, zelfs niet over de afgelopen drie dagen gezien.
De zoon weet zijn vader gelukkig uiteindelijk te stoppen, maar ik voel hoe er een steen in mijn maag belandt als ik naar Gerard kijk. Deze trend, van dagelijks in elkaar geslagen worden, bevalt me niks.
Hulpzoekend kijk ik Harold aan, de enige die zich er - buiten mijn eigen gedwongen persoon - buiten heeft gehouden.
"Alsjeblieft, laat me hem helpen." Ik smeek wel veel, de laatste tijd. En alles voor een ander.
Harold trekt slechts een wenkbrauw op en negeert me verder volkomen, terwijl hij naar de anderen loopt en zich erbij voegt.
Loran schudt op dat moment net zijn vuist los en zegt dreigend: "Nog één zo'n frats en ik ga over op je vriendinnetje. Kijken of zij net zo vlot geneest."
De pijn in Gerards ogen is hetzelfde als net. Die dreiging heeft hij zich net al gerealiseerd, besef ik. Hij kijkt me aan, zijn gezicht vertoond een kleurenpallet van druppelend en geschaafd donkerrood, blauw en zwart. Ik kan alleen maar hopen dat hij ook in zijn gezicht net zo snel geneest als het geval was met zijn lichaam. Dit is minder diep, maar ziet er nog pijnlijker uit, als dat mogelijk is.
Ik kijk met een van pijn vertrokken gezicht naar de mannen en weet: het is nog maar ochtend. Hoe langer dit zo door gaat, hoe groter de kans dat iemand het niet overleeft of voor het leven verminkt zal zijn.
Olaf helpt Gerard, hij geeft hem een natte lap (doeken genoeg, met al die verscheurde kleding) en Gerard maakt zichzelf schoon. Hij vermijdt oogcontact met mij, terwijl ik verslagen op de grond hurk, niet in staat tot iets anders door het touw.
Loran grinnikt kort als hij mijn afhankelijke situatie ziet. Ik voel een rilling over mijn rug lopen en kijk nietsziend voor me uit, terwijl ik mijn gezichtsuitdrukking zo neutraal mogelijk probeer te houden.
Na een kort ontbijt, waarbij niemand een woord zegt, krijg ik een kort momentje voor mijzelf, waarna we onze weg vervolgen door de bossen.
De bomen worden dikker en ouder. De bladeren laten minder licht door, waardoor er een naargeestige sfeer hangt, ondanks de zomer die heerst in de rest van het land. Over hoeveel dagen zouden we in Moonlight zijn? Ik heb de puf niet om het te vragen. Ik sjok, naast Olaf, achter Gerard en Loran aan. Harold volgt in ons kielzog.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top