20. De vangst

Louise

Gespannen luister ik toe hoe de mannen geleidelijk aan steeds kalmer reageren en nu zelfs over koetjes en kalfjes, of, in hun geval, over de andere kant van De Hanekam, wat de Grimm Empire heet, praten. Ik heb erover gehoord, maar kom niet uit deze contreien en ben er niet goed bekend mee. Het enige dat ik weet is dat die bergen onbegaanbaar zijn en bovendien praktisch een zelfmoordmissie, wil je die oversteken.

Er omheen trekken kost je veel meer tijd, maar is stukken veiliger. Ergens heb ik toch het gevoel dat deze heren niet voor de makkelijkste weg hebben gekozen.
Waarschijnlijk zal dat ook weer anders zijn als weerwolf. En dat zij dat zijn, is me ondertussen wel duidelijk, gezien hun gesprek over roedels en Alfa's.

"Waar gaat je zoon heen?"

Gespannen luister ik naar de vraag van Gerard. Als er één zich opsplitst, is dat geen goed nieuws voor mijzelf. Had ik toch maar moeten luisteren naar hem en weg moeten rennen. De veel te korte afstand tussen het gevaar en mijzelf, zorgt toch wel voor een flinke adrenalinestoot bij mij.
Maar toen ik eenmaal bedacht dat zij zo goed kunnen horen, leek het me zinloos om Gerards waarschuwing letterlijk ter harte te nemen. Ze zouden me gehoord hebben, zo subtiel weet ik mij niet te bewegen in een bos: ik zou dat allesbehalve onhoorbaar gedaan hebben.

En daarom ben ik teruggegaan. De ene voet voor de andere. Ik heb pas een volgende stap gezet, toen duidelijk werd dat ik daarmee geen lawaai zou ontlokken. Nu sta ik ver genoeg van de ontmoetingsplaats af om niet gezien te worden, maar ik kan wel wat horen. Iets wat beter op mijn gemoed werkt dan in het ongewisse blijven. Ik druk me tegen een boom aan.

"O, even de omgeving verkennen. Om te zorgen dat we veilig zijn en blijven."

De stem van de sprekende man, Alfa Loran, klinkt onaangenaam in mijn oren. Vol venijn en met een onberekenbaar randje. Ik krijg er de rillingen van en besluit ter plekke om mij niet te laten zien als dat in mijn macht ligt.

Nadeel is dat ik de zoon absoluut niet weg heb horen gaan en geen idee heb waar hij nu is. Ik voel me ontzettend gespannen en moet mezelf dwingen om stil achter de dikke boom te blijven staan. Juist nu is het cruciaal om geen lawaai te maken.
Helaas maakt mijn hart een machtig bonkend geluid, het echoot in mijn oren en ik ben me ontzettend bewust van de scherp horende weerwolforen in mijn buurt.
Waarom was ik niet voorzichtig de andere kant op gewandeld toen het nog kon?

Het enige wat ik over het volgende kan zeggen, is dat ik hem eerder aan zie komen lopen dan andersom. Het geeft me tijd om de souplesse van zijn tred te bewonderen, net zoals zijn onhoorbare en katachtige gang. Ik zie zijn hoekige, welgevormde gezicht en zijn blokjesbuik. Waarom zijn ze allemaal zo knap?

Ik zie hoe hij waakzaam om zich heen kijkt en ben op dit moment vooral verbaasd dat hij me nog niet ziet. Mijn rode jurkje is té opvallend. Daarom kan ik ook niet bewegen. Als ik dat namelijk doe, ziet hij me. Mijn doodstille houding zorgt slechts voor uitstel. Mijn hart bonkt nog harder in mijn lichaam en mijn longen schreeuwen om zuurstof.

Uiteindelijk is die nauwelijks hoorbare zucht hetgeen me de das om doet. De jonge man draait zich bliksemsnel om en boort zijn donkergouden ogen in de mijne. Wauw. Het is dat ik al bezet ben door een andere wildeman - en daar ben ik gek genoeg nu al vrij content ben, ondanks deze situatie - maar deze man is echt een plaatje.

Met mijn handen achter mij tastend om wat houvast aan de stam te krijgen, kijk ik hem benauwd aan terwijl hij dichterbij komt. Voor mij komt hij tot stilstand en kijkt me vorsend aan. Hij is verrassend zachtzinnig, raakt me zelfs niet aan.

"Hoi," zegt hij. "Dus jij bent de dappere vrouw die zich in het Duistere Woud waagt?"

Terwijl de etensresten van gisteravond in mijn maag rondtollen, slik ik moeizaam en knik ik maar. Op dit moment lijkt het me niet relevant om hem de precieze situatie te schetsen. 

Hij lacht - uiteraard zijn zijn tanden perfect recht en wit - me stralend toe en vervolgt: "Louise, wat een mooie naam."

Hoe weet hij dat?
Op mijn niet gestelde vraag komt toch een antwoord: "Je vriendje zei dat net met gebroken stem. Ze hebben ons gehoord, kom mee."

Ik slik - hopelijk niet al te hoorbaar - en weet dat ik op dit moment geen andere keuze heb. Met lood in mijn schoenen druk ik mij af van de robuuste boom en loop voor Olaf uit naar de open plek waar de boeman wacht.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top