19. De ontmoeting

Gerard

"Voor zover ik weet, is dit een vrij bos!"

De andere man schreeuwt nu ook. Duidelijk boos omdat ik hem dusdanig provoceer. In mijn verdediging: deze drie mannen kwamen vrij arrogant de open plek op en ik moest háár natuurlijk waarschuwen.

Ik hef mijn handen op om aan te geven dat hij een punt heeft en dat ik in zal dimmen. Mijn toon is inderdaad een stuk rustiger als ik het gesprek voortzet: "Oké, oké. Wie zijn jullie?"

Vorsend kijk ik de drie aan. Allemaal hebben ze hun armen intimiderend voor hun blote borst gevouwen en ik besef nu ook dat ik die houding kopieer. Mijn borst breed, mij zo lang als mogelijk makend. Geen van allen knipperen we met onze ogen. Het testosteron knettert.
Tegelijk probeer ik mijn malende gedachten voor me te houden. Heeft Louise mij gehoord en is ze er vandoor gegaan, zoals ik haar duidelijk probeerde te maken? Ik heb haar niet weg horen rennen, terwijl ik toch heel goed heb geluisterd.

Natuurlijk is dat alleen maar mooi. Als ík haar niet heb gehoord, hebben de anderen dat zeker niet. In twee ervan meen ik Alfa's te herkennen. Nu ze niet in hun wolf zijn, is dat lastiger te zien, maar ik ben er zelf één en weet hoe een ander met eenzelfde rang zich gedraagt. Ik ben al blij dat ze niet aanvallen, gezien hun positie en aantal.
Aan de gelijkenis te zien zijn de voorste twee broers of neven. Of misschien vader en zoon, eigenlijk ben ik niet zeker van hun relatie die zij met elkaar hebben. De jongste lijkt iets ouder te zijn dan ikzelf, de oudste is minstens tien jaar jonger dan mijn vader.

De derde - hij staat wat achteraan - is een ondergeschikte. Zijn haren zijn beduidend onverzorgder en zijn voorkomen komt wat ruiger over. Misschien hun tweede man, gezien zijn gelijkwaardige leeftijd als de oudste Alfa, of een dommekracht.
Ik ken ze in ieder geval niet. Waar komen ze vandaan?

"Wij zijn in de meerderheid, anders geef jij jouw naam eerst?"

De stem van de oudste Alfa klinkt helder, met een licht spottende ondertoon. Hoewel hij achterin de veertig lijkt te zijn - voor een heersende Alfa is dat vrij oud, ook al ken ik, nu ik daarover nadenk, vrij veel uitzonderingen: waaronder mijn eigen vader - is het maar al te duidelijk dat híj de touwtjes in handen heeft.

Ik haal mijn schouders op. Mijn roedel is een kleine week lopen hier vandaan en in mijn wolf kost het me slechts enkele dagen: we zijn op mijn terrein. Ik heb niks te vrezen.

Ondertussen klopt mijn hart angstig in mijn borst: Louise is een heel ander verhaal.
Ik besef plotseling hoe kwetsbaar liefde maakt.

"Ik ben Gerard."

"Een Alfa," zegt de oudste, ongeduldig. Voor hem is dat geen vraag.
"Van welke roedel?"

Geef nooit al je kaarten weg. We zijn nu vrij dicht in de buurt bij mijn eigen roedel en het is goed om dat achter de hand te hebben en vooral om dat niet in een te vroeg stadium te verraden. De roedel van mijn zusje zal ik koste wat het kost niet noemen. De keuze is simpel, maar gevaarlijk.

"Blue Water, maar daar ben ik de Alfa niet van."

Ik zie de jongste reageren. Hij lijkt op zijn vader - ik heb die keuze, voor nu, gemaakt - ; beiden hebben ze een aparte roodbruine haarkleur die mij niet bekend voorkomt. Reden voor mijn nieuwsgierigheid.

"Jij bent Sander?"

Oei, ze hebben meer kennis van dit land, dan ik dacht. Omdat ik ze niet ken, dacht ik dat ze uit een ander land komen. Maar ik heb me nu in dit verhaal gedraaid en daar moet ik me aan vast blijven houden.

"Nee, ik ben de rechterhand van Sander en derde in rang."

De zwarte ogen van de oudste knijpen zich nadenkend samen terwijl zijn zoon wat meer verschrikt uit zijn lichtere kijkers blikt. Daar heb ik minder van te duchten, denk ik, en toch is de hij degene die de lastigste vraag stelt.

"Het ruikt hier naar een mens. Loopt er hier een mens rond?"

Zijn stem is wat schorder dan die van de ander. Jeugdiger, argeloos. Hij is ouder dan ik, waarom denk ik dat hij zo ongekunsteld is? Alfa's van onze leeftijd zijn nooit van enig smet ontheven.

"Ik heb de tas van een vrouw gejat," reageer ik onschuldig. Het maakt mij hopelijk wat gevaarlijker in hun ogen en verklaart gelijk de roze stiksels van de verder vrij basic rugtas en - nu ik daar over nadenk - de kleren van Louise die er overduidelijk vrouwelijk uitzien en als een baken over de struiken hangen te drogen.

De jongste man loopt naar die betreffende kleding toe en snuift eraan. Ik zie hoe zijn ogen rood worden en hij knikt me waarderend toe. Als ik niet als een veer zo gespannen was door zijn onbedoelde dreiging jegens mijn zielsverwant, had ik misschien wel teruggelachen en proberen een band te smeden. Nu kom ik niet verder dan een strak glimlachje die mijn ogen niet bereikt.

"Lekker hoor," zegt hij ten overvloede en ik zucht.

"Jullie namen?" Ik kijk ze strak aan. Nu zijn zij aan de beurt.

"Ik ben Alfa Loran van de Tamarisk-roedel, dit zijn mijn zoon Olaf en tweede man Harold."

Ik kijk hem verrast aan. Als voormalig biologieleraar, weet ik mijn bomen en de Tamarisk is een prachtige kleine loofboom die enkel voorkomt aan de andere kant van De Hanekam. Daardoor heb ik hem nog nooit in het echt gezien, want ik heb die bergen tot op heden niet bedwongen.
Dat is duidelijk niet het geval bij deze drie heren.

Ik trek mijn gezicht in de plooi en zeg waarheidsgetrouw: "Daar heb ik nog nooit van gehoord."

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top