Proloog
150 jaar ervoor
De zilveren ogen die hem van een afstandje aankeken, stuurden een rilling over de rug van Gusten Feanral. Hij had zichzelf altijd een sterke man genoemd, maar die kille ogen maakten hem bang. Net als de geur van brandend vlees die nog steeds in het kamp hing. De rook van de lichamen die ze hadden moeten verbranden, weigerde uit de lucht te verdwijnen. Gusten wist zeker dat het wezen aan de bosrand, het ook kon ruiken. Toch leek het niet onder de indruk. Hij kon zweren dat er een glimlach op dat half menselijke gezicht stond.
Was het terug voor meer? Wat wilde het van hen? Vragen dansten onrustig door zijn hoofd, terwijl hij naar het beest keek. Hij haatte het om toe te geven, maar hij zou het alles geven wat het wilde. Alles zodat deze nachtmerrie eindigde, zelfs al was het reizen naar de andere kant van de wereld en nooit meer teruggekomen.
In geen van de vele oorlogen die Gusten had gevoerd, had hij zoiets wreeds en zinloos gezien. Honderden gezonde mannen, die door slechts een gesproken woord een langzame dood stierven. Zou dat zijn lot ook worden? Hij kneep zijn handen tot vuisten, in een poging om niet te trillen.
'Heer Feanral,' zei het wezen. De bleke lippen ontbloten scherpe, witte tanden zien toen het sprak, maar het gezicht bleef zacht. Misschien was dat waarom hij het eerst voor een vriendelijke vrouw had aangezien, ookal was het gewei een duidelijke waarschuwing. Dit wezen was geen mensen. Het had geen liefde, vrede of warmte. Het zou hem niets verbazen als er achter die zilveren ogen geen ziel zat.
'Ben je hier om de rest van ons te doden?' Het lukte hem niet om met een kalme stem te praten. Vanuit zijn ooghoek zag hij zijn mannen naar hem toe lopen. Geen van hen maakte aanstalten om een wapen te pakken. Vechten was zinloos.
'Misschien.' Het wezen stapte onder de bomen vandaan. 'Waarom kom je niet dichterbij, zodat we kunnen praten.'
Met bevende benen stapte uit de schijnveiligheid van het kamp. Hij moest sterk blijven voor zijn mensen. Ze vertrouwden hem, zelfs na alles wat er gebeurd was. Hij moest hen laten zien dat dat vertrouwen niet misplaatst was. Hij liep door tot hij twee meter van het wezen verwijderd was. Hij liet zich op een knie zakken. 'Wat kunnen we u aanbieden...' Hij keek op naar de koude ogen. 'Wezen van het bos.'
'Vrouwe Soliste,' verbeterde het hem. 'Beschermer van de grond waar je op staat.'
Hij knikte langzaam. 'Vrouwe Soliste, we begrijpen dat we roekeloos en onrespectvol door uw land zijn gegaan. Onze pogingen om hier een stad op te bouwen waren ongegrond. Wilt u ons alstublieft laten gaan. We smeken het u. Deze mannen hebben families die thuis op hen wachtten. Ze hebben vrouwen, zonen en dochters.'
'Die heb ik ook.' Het wezen keek over hem heen. 'Heb je de smekende ogen van de herten niet gezien. Heb je het schreeuwen van de vogels toen je hen neerschoot niet gehoord? Waarom zal ik je laten gaan, nu hun stemmen mij om hulp smeken.'
'Ik heb het gehoord en ik heb spijt van al onze acties.' Gusten schaamde zich niet voor het feit dat hij zijn mensen had gevoed, maar als hij de woede die het zou ontketenen had kunnen voorspellen, zou hij het niet gedaan hebben. Een hongerdood sterven was een vrediger lot.
Vrouwe soliste bestuurde hem. Een glimlach kroop op haar lippen. 'Ik kan jullie niet laten gaan.' Haar stem echode door de stilte, alsof het geluid alleen het kamp omver kon blazen. 'Dan zou dit alles zinloos zijn. Ik ga de bouw van jullie stad toestaan en zal je mannen laten jagen.'
Het koste hem moeite om te ademen. Als hij jonger was geweest, zou hij die woorden voor genade verwarren, maar Gusten wist beter. 'Wat is de prijs die dat me kost.'
'Een kleine gunst,' was het antwoord. 'Elk jaar claim ik een van de dochters van jouw en jouw mannen voor mezelf. Ze moeten rond zonsondergang het moeras in lopen. Als de prijs is betaald en mijn land gerespecteerd wordt, zal ik het land dat jullie van me lenen zegenen en jullie in vrede laten leven.'Gusten voelde de koude wind aan zijn kleding trekken. De woorden van de vrouw maakten hem misselijk. Bloed zou altijd op deze vervloekte grond vloeien. Maar was dat erger dan wat er gebeurden als hij terug naar huis keerde, met honderden gevallen mannen en geen winst. Als ze daar al aan kwamen. De zilveren ogen leken geen nee te accepteren.Hoeveel was een menselijk leven waard? Was het meer dan de bescherming van dit wezen? Niemand zou durven om een wapen tegen de godin voor hem te heffen. De deal zou hen beschermen tegen oorlogen en plunderingen. Een leven per jaar kon honderden, misschien wel duizenden redden.Het was een prijs die het waard was, als het betekende dat ze aan de woede van een krachtige vijand konden ontsnappen. Het was een prijs die hij graag betaalde, als het hem zo'n sterke bondgenoot zou geven.'We kunnen u die gunst geven.Soliste glimlachte en stak haar arm uit. Haar bleke nagels leken scherp als messen.Hij kwam overeind en schudde haar hand. 'Bedankt.''Ik kan niet wachten tot ik je dochter ontmoet.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top