Hoofdstuk 1

Eleanor was er zeker van dat het standbeeld van de godin Soliste ademde. De stenen ogen knipperden niet en er stond te weinig wind voor het mos om te bewegen en toch leek de vrouw te leven. Elk moment dat Eleanor haar blik naar de steen verplaatste leek er iets anders te zijn. Het was alsof de godin naar hen keek.

Eleanor wist dat het geen vriendelijke blik was, ook al was dat amper te zien. De uitdrukking van het standbeeld was weggevaagd door de elementen. De natuur was een hongerig iets. Het leek zelfs zich zelf op te eten, als er niks anders was. Maar nu waren die hongerige, grijze ogen op hen gericht.
Langzaam zoog Eleanor de koude lente lucht haar longen in. De vochtige lucht ging dwars door haar gewaad heen. Verroer je niet, vertelde ze zichzelf. Maar de enige plek waar ze kon kijken, zonder zichzelf te bewegen, was naar het standbeeld.
Zouden de anderen zich ook zo voelen? Naast zich hoorde ze het geritsel van kleding, maar verder was het bijna helemaal stil. Het voelde verkeerd om de waterval vanaf deze plek te kunnen horen. Net als de geluiden van vogels die nu veel luider waren dan normaal. Een zachte kraak doorbrak de stilte. Alsof iemand zich bewoog, maar Eleanor wist dat niemand dom genoeg was om een stap te zetten.
Was er een jager in het bos? Een wolf of een panter die loerde naar de jonge vrouwen die met hun knieën op het rotte hout zaten? Of was het Soliste zelf die toekeek?
Eleanor haatte het idee dat de godin zich in haar opnam. Neem iemand uit de menigte, niet ons wenste ze. De gedachte was verkeerd. Ze zou niet moeten wensen dat de godin iemand anders koos. Dit was haar plicht. Als ze dit jaar niet gekozen werd, zou ze dit nooit meer hoeven te doen. Dat was de prijs die ze kreeg.

Het maakte het niet eerlijk, want dat was de natuur niet. Ze nam en ze nam. Als er geen offers waren, dan zou hun hele land er niet meer zijn. Toch stond Eleanor zelf toe om te willen leven. Net zoals ieder prooi dier dat deed. Dus hield ze haar adem in en spande ze haar spieren aan, alsof ze voor een godin kon vluchten.

Het geluid van voetstappen kwam voordat de stem van de priester klonk. Eleanor kon de lucht die zijn donkergroene gewaad in beweging bracht, langs haar keel voelen strijken. 'Soliste, godin van wat geeft en neemt, wij brengen u een offer.' Zijn stem klonk als een donderslag. Het geluid echode over de stijgers en het moeras er achter. Een vogel die in de boomtakken achter het standbeeld zat, vloog op. 'Neem wat u toekomt, opdat wij vrijuit mogen gaan.'

Neem mij niet, wenste Eleanor. Neem iemand anders. Ze wilde niet sterven nu haar leven net begonnen was. Ze wilde een partner vinden, trouwen, een moeder worden. Ze wilde hard werken en beloond worden voor haar onmisbaarheid in de fabriek. Ze wilde rennen, dansen en ervaren. Haar hart was hongerig, net als dat van Soliste. Alleen niet voor prooi. Eleanor wilde leven.
De priester zette een stenen schaal op de uitgestoken handen van het standbeeld. Zijn vingers maakten het kleine zakje dat aan zijn riem hing los. Het was akelig hoe behendig hij hier in was. Zijn vingers gleden in de stof en hij haalde een klein steentje tevoorschijn. Hij draaide zich om en hield het omhoog. Er ging een hoorbare ademhaling door de menigte. Naast haar hoorde Eleanor een van de andere vrouwen zacht piepen.
Eleanor keek met grote ogen naar het zwarte steentje in de rimpelige hand van de man. Dit jaar zouden er meerdere offers zijn.

De priester liet geen emotie zien, ook al wist hij als geen ander wat dit betekende. Misschien was het omdat hij dit vaak had gedaan, of omdat hij geen van de vrouwen in de witte gewaden kende. Eleanor kon hem zijn egoïsme niet kwalijk nemen. Iedereen wilde leven. Hij was geen uitzondering.

De priester legde het steentje in de schaal. De zachte tik kwam amper over het geroezemoes van de menigte uit. Hij knoopte het zakje dicht en hing het weer aan zijn riem. Zijn vingers reikten voor het tweede. 'Soliste, onder het teken van het zwarte beest geven we u...' Zijn vingers verdwenen in het zakje. 'Renna Elsbright.'
Een zachte kreet doorbrak de dreigende stilte. Het was op dat moment dat Eleanor de fout maakte om zich te bewegen. Ze draaide haar hoofd naar de jonge vrouw die aan het uiteinde van de rij zat. Ze had lang donker haar dat fijne krulletjes had. Ze was zo klein dat het gewaad over haar donkere handen viel. Handen die nu tegen het rotte hout waren geklemd, alsof ze zou blijven leven als ze zich maar stevig genoeg vast hield. Haar lichaam trilde terwijl ze een hoog piepend geluid maakte.

Twee priesters maakten zich los uit de menigte. Het hout kraakte onder hun voeten terwijl ze naar Renna liepen. Ze duwden de vrouw die naast haar zat aan de kant en trokken haar overeind. 'Nee,' piepte Renna. Ze spartelde als een vis op het droge.

'De godin heeft gesproken,' zei een van de priesters.
Eleanor keek weg, terug naar het angstaanjagende standbeeld van de vrouw met herten hoorns. Soliste had inderdaad gesproken en haar naam was nog niet genoemd. Het was een vreemde. De volgende zou ook iemand zijn die ze niet kende. Het moest iemand anders zijn. Iemand die het verdiende om opgeofferd te worden. Die geen leven te verliezen had.
Maar Eleanor wist niet wie het wel verdiende. De godin wilde geen dieven of moordenaars als offer. De godin wilde iets puurs. Iets levendigs. Iets als haar.

'Soliste, stil uw honger met het leven van...' De hand van de priester verdween opnieuw in het zakje. Ditmaal rustte hij daar even. Er was geen stilte meer toen hij het tweede steentje tevoorschijn haalde. 'Eleanor Theron.'


Eleanor wachtte tot iemand opstond, maar niemand maakte aanstalten. Past toen realiseerde ze dat hij haar naam genoemd had. Zij was het tweede offer. Misselijkheid overspoelde haar. Ze duwde haar handen tegen het hout en duwde zichzelf overeind. Ze keek recht in de stenen ogen van het standbeeld. Ze wist niet of ze moest schreeuwen, huilen of schelden. Ze wilde rennen, maar de kade maakte dat onmogelijk. Het houten pad voor haar ging recht naar een gesloten poort en achter haar was de menigte. Er was geen weg uit. Zij was de prooi die Soliste wilde.

Ze keek om naar de twee priesters die haar richting uit liepen. Ze marcheerden over het hout, alsof ze net als de godin op jacht waren. Eleanor beet op haar lip en keek hen aan, voor haar ogen naar de menigte gleden. De ondergaande zon die over de fabrieken scheen, maakte het lastig om gezichten te herkennen. Haar zussen waren daar ergens, net als haar broer. Zouden ze om haar huilen? Of waren ze dankbaar dat zij als familie voor de komende jaren vrijgekocht waren van de loting? Eleanor hoopte op beide.

De handen van de priesters klemden om haar armen. Met hun stevige greep brachten ze naar het altaar waar de drie steentjes nu lagen. Een zwart, twee wit. Voor de rest van het jaar zouden ze daar liggen, voordat de honger van de godin een nieuwe naam opeiste.


De priester die de ceremonie leidde sprak verder, maar de woorden gingen langs Eleanor heen. Alsof ze een tweede standbeeld was, stond ze naast Soliste. Vanuit haar ooghoek zag ze Renna huilen.
Ze kon zich bewegen, herinnerde Eleanor zich. Ze was toch al dood. Haar acties deden er niet meer toe. Voorzichtig trok ze haar arm los en reikte achter het standbeeld langs tot haar bevende vingers die van Renna vonden. Renna keek kort haar richting uit en kneep stevig in haar hand. Dit duistere lot zouden ze samen onder ogen komen.

Ze liet haar lotgenotes hand niet los, toen de priesters rozenkransen rond hun nekken legden. De hoofdpriester maakte de gouden sleutel die aan een ketting rond zijn nek hing, los en liep over het steeds zwakker lijkende hout naar het met doornen begroeide hek. Hij stak de sleutel in het slot en draaide hem om. 'Herten van Soliste, ga uw weg, opdat zij u mag brengen naar het land des levens.'

Eleanor perste haar lippen op elkaar. Wat aan de andere kant van het hek lag, zou hen doden. Wat daarna kwam, wist ze niet. Ze kon zich niet voorstellen dat het leven zou zijn. Soliste was te gretig om ook maar iets terug te geven. Ze wist niet hoe de priester kon geloven dat het wel zo was. De man had waarschijnlijk nog nooit iemand gezien die stervende was.
De priester duwde het hek open. Het protesteerde met een luide piep. De priesters lieten Eleanor los. Een nieuwe vlaag duizeligheid overviel haar. Het leek onmogelijk om te blijven staan, maar ze moest. Als het nodig was, zouden ze haar de wildernis in slepen en daar vastbinden. Ze ging hoe dan ook dood, ze kon alleen kiezen hoe. Nu gaf Eleanor niet veel om een eerzame dood, maar ze wilde niet machteloos zijn tegen wat hen te wachten stond.

Met een luid kloppend hart liep ze naar het hek. Het enige wat haar overeind hield was Renna's bevende hand.

De jonge vrouw liep achter haar aan als een schaduw. Tranen bleven over haar gezicht lopen. Achter hen klonken de stemmen van priesters die een lied aanhieven. 'Soliste brenger van zielen, neem ons offer,' klonk hun gezang.
'I-ik wil niet,' stamelde Renna.

'We moeten,' zei Eleanor. De woorden kwamen er bevend uit. 'Je weet wat er gebeurt met degenen die proberen te ontkomen.'
Renna knikte zacht. Ze hadden beiden genoeg zonnewendes meegemaakt om te zien wat de godin deed als de offers ontkwamen. Een jaar had Soliste een hele fabriek met mensen en al in de grond gezogen. Een andere keer was een groep bloedzuigende wezens de stad in gekomen. Ze hadden alles en iedereen in hun weg gedood tot ze een ontkomen offer hadden gevonden.

'Ik weet dat het onze plicht is, maar ik kan het niet. I-ik kan mijn moeder niet alleen laten.'

'Mijn familie zal voor haar zorgen,' zei Eleanor, maar dat was een belofte die ze eigenlijk niet kon maken. 'Straks doet niks er toe.'

'Denk je dat het snel gaat?'

'Ja,' loog Eleanor in een poging dat ze het kon geloven. Een misselijk gevoel vulde haar lichaam. Ze wist wel beter. Ze had gezien hoe mensen in de fabriek onder de machines kwamen of hoe vreselijke ziektes hen namen. Hun schreeuwen galmden nog na in een duister en vergeten hoek van haar hoofd. De dood was zelden vredig.

Het gezang van hun volksgenoten ging verder, net als hun voeten. Het hout onder hun schoenen leek steeds zwakker te worden. Hier en daar zaten gaten of donkere plekken. Het kost Eleanor moeite om haar wankele voeten goed neer te zetten. Toen ze achterom keek, kon ze de poort niet meer zien. Alleen de doorns leken nog zichtbaar, alsof de dood hen in zijn armen sloot.

'Waar wil je heen?' vroeg Renna zacht. 'I-ik wil hier niet sterven.'

'Ik ook niet.' Eleanor wilde niet dat iemand haar hoorde. 'We gaan naar een plek die mooi genoeg is,' besloot ze.
Renna liet haar hand los en veegde haar tranen weg, voor ze knikte. 'Heb je veel familie?'

'Twee zussen en een broer, maar ze zijn allemaal ouder. Mijn vader en moeder zijn er niet meer.' Het was een schamele troost dat zij dit niet hoefden te zien.

'Ik ben enig kind,' fluisterde Renna. 'Als ik dat niet was, had ik het niet zo erg gevonden.'

Eleanor geloofde haar niet. Niemand kon zoveel vrede met de dood hebben. 'Hoe zo niet?'

'H-het is onze plicht. Als wij niet gaan, dan is het wel iemand anders. Ik ben een apotheker Eleanor, het is mijn taak om mensen te helpen. Dit is het ultieme wat ik kan geven.'

'Ben je dan niet bang?'

'Jawel, maar dat is straks niet meer.' Renna keek haar aan. Ze had prachtige groene ogen. 'Jij lijkt niet bang.'

'Dat ben ik ook nog niet,' loog Eleanor. 'Ik ben boos.'

'Op wie?'

Soliste. 'Het lot.'

'Het zijn niet de steentjes die je hebben uitgekozen. Ze was het zelf.'

'Dat weet ik.' Eleanor versnelde haar pas iets. Om hen heen ging het landschap iets omhoog. De houten kade eindigde bij een klein grasveld. De bomen naast hen hielden abrupt op. Het veld was gevuld met bloemen. In het midden stonden zeven grote stenen zuilen die een klein dak droegen. Rozen klommen langs de zijkant omhoog. In het midden stond een stenen altaar.

Een zwakke glimlach verscheen op Renna's gezicht. 'Ik denk dat dit is waar we moeten zijn.' Ze nam een diepe ademteug en liep naar het altaar. Ze liet haar bevende vingers over het stenen oppervlak glijden. De lach verdween, maar ze had nog steeds een vreemd soort rust.

Eleanor volgde haar aarzelend. Ze trok de rozenkrans los en legde hem op de steen. 'Ik ga niet op dat altaar liggen en wachten tot ik sterf.'

Renna keek haar aan. 'Er zijn weinig andere plekken om te gaan. De bomen zijn minder vredig.'

Eleanor klemde haar kaken op elkaar. 'Ik ben geen lam. Als Soliste me wil hebben, mag ze me komen vinden.'
'W-we zouden haar niet moeten uitdagen.' Renna's ogen dwaalden naar het donkere bos. Ze schuifelde een klein stukje achteruit.

'We gaan dood,' snauwde Eleanor. 'We gaan dood. Wat maakt het nog uit als ik haar uitdaag. D-dit eindigt altijd hetzelfde.' Tranen sprongen in haar ogen, ook al wilde ze niet huilen. Ze wilde de godin niet laten weten hoe bang ze echt was. Ze wilde geen prooidier zijn.
Maar ze was het wel.

Renna pakte haar hand voorzichtig vast. 'Het gaat me niet alleen om wat zij met ons doet. Maar als dit mijn einde is, dan wil ik niet als een hert tussen de bomen door vluchten. Ik hou je niet tegen als jij dat wel doet, maar ik blijf liever hier om een laatste zonsondergang te bekijken.' Eleanor slikte en kneep zacht in Renna's hand. Ze wilde hier niet blijven, maar ze wilde dat ook niet doen. Ze wilde gewoon een uitweg, maar die zou niet komen. 'Als jij blijft, dan doe ik het ook,' fluisterde ze. Haar ogen dwaalden naar de bomen die de open plek omringden. Er was nergens beweging te zien. Toch had ze het gevoel dat de godin nog altijd toekeek.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top